Eerste aanleg - enkelvoudig,Mondelinge uitspraak,Beschikking
Wvggz - De rechtbank is van oordeel dat onder de huidige omstandigheden niet kan worden gesproken van een doelmatige en effectieve behandeling voor betrokkene. De zorgverleners beamen dit, ondanks dat zij achter het opnieuw aanvragen van een zorgmachtiging staan. Voor de rechtbank is onvoldoende gebleken hoe een volgende (opvolgende) zorgmachtiging wel tot een doelmatige behandeling zal leiden. Vaststaat dat betrokkene op dit moment niet (medicamenteus) behandeld wordt en dat de zorgmachtiging voor continuïteit van een dergelijke behandeling dus niet noodzakelijk is. Indien de zorgmachtiging nodig wordt geacht voor de door de zorgverleners genoemde 'crisisopames', benadrukt de rechtbank dat onvoldoende is gebleken waarom dergelijke opnames niet in een vrijwillig kader kunnen (blijven) plaatsvinden. Bovendien blijft indien een crisissituatie ontstaat zoals bedoelt in de Wvggz de route tot een crisismaatregel bestaan voor verplichte zorg. Verder overweegt de rechtbank dat onvoldoende is gebleken op welk manier het (aanzienlijk risico op) ernstig nadeel zich uit. De rechtbank wijst gezien het voornoemde het verzoek af.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 28 februari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 maart 2025. Daarbij zijn gehoord:
-
betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
-
[naam 1] als psychiater verbonden aan [de instelling] ;
-
[naam 2] als klinisch psycholoog verbonden aan [de instelling] ;
-
[naam 3] , als klinisch psycholoog verbonden aan [de instelling] .
2 Wat vaststaat
2.1.
De rechtbank heeft op 3 april 2024 een zorgmachtiging verleend tot en met 3 april 2025.
3 Het verzoek
3.1.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden te verlenen.
4 De beoordeling
4.1.
De rechtbank stelt voorop dat er op dit moment een opvolgende zorgmachtiging geldt voor betrokkene. De situatie is op dit moment dat de zorgverleners, naar eigen zeggen, ondanks de beschikbaarheid van de kaders van een zorgmachtiging niet tot behandelen komen. De zorgverleners geven aan dat betrokkene de afgelopen periode telkens ongeveer een week in de accommodatie verbleef, om vervolgens meerdere weken afwezig te zijn. Daarna komt betrokkene op eigen initiatief terug naar de accommodatie. Betrokkene heeft hier zelf over aangegeven dat zij het verblijf binnen [de instelling] geen probleem vindt, maar wel de ruimte nodig heeft om “met vrienden de stad in te gaan”.
4.2.
De zorgverleners hebben aangegeven dat zij op dit moment te afhankelijk zijn van het komen en gaan van betrokkene. Op dit moment kunnen zij betrokkene daarom geen toekomstbeeld met duurzame stabiliteit bieden. De zorgverleners zijn voornemens om de behandeling op een andere manier vorm te geven. De zorgverleners zien voor [de instelling] meer een ambulante rol weggelegd om continuïteit in de behandeling met medicatie te borgen. Het verblijf van betrokkene zou dan elders moeten zijn, gedacht kan worden aan een maatschappelijke opvang. Ook blijft [de instelling] beschikbaar voor crisisopnames.
4.3.
De advocaat heeft namens betrokkene de rechtbank verzocht om het verzoek af te wijzen. De advocaat voert aan dat de zorgmachtiging geen toegevoegde waarde heeft. De advocaat benadrukt de huidige feiten en omstandigheden ondanks het bestaan van een zorgmachtiging voor betrokkene. De advocaat merkt daarbij op dat er geen incidentenoverzichten of dergelijke documenten beschikbaar zijn waaruit zou blijken dat betrokkene in de weken dat zij buiten de accommodatie verblijft, gevaarlijk of problematisch gedrag vertoont.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat onder de huidige omstandigheden niet kan worden gesproken van een doelmatige en effectieve behandeling. De zorgverleners beamen dit. Voor de rechtbank is onvoldoende gebleken hoe een volgende (opvolgende) zorgmachtiging wel tot een doelmatige behandeling zal leiden. Vaststaat dat betrokkene op dit moment niet (medicamenteus) behandeld wordt en dat de zorgmachtiging voor continuïteit van een dergelijke behandeling dus niet noodzakelijk is. Indien de zorgmachtiging nodig wordt geacht voor de door de zorgverleners genoemde ‘crisisopnames’, benadrukt de rechtbank dat onvoldoende is gebleken waarom dergelijke opnames niet in een vrijwillig kader kunnen (blijven) plaatsvinden. Bovendien blijft indien een crisissituatie ontstaat zoals bedoelt in de Wvggz de route tot een crisismaatregel bestaan voor verplichte zorg.
4.5.
Verder overweegt de rechtbank dat onvoldoende is gebleken op welk manier het (aanzienlijk risico op) ernstig nadeel zich uit. Daarbij is het feit dat er tijdens de afwezigheid van betrokkene geen meldingen binnenkomen bij de bekende instanties (zoals de politie en de gemeente) een aanwijzing dat de situatie van betrokkene op dit moment in ieder geval te overzien is. De rechtbank wijst gezien het voornoemde het verzoek af.
5 De beslissing
De rechtbank:
5.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2025 door mr. D. Bruinse - Pot, rechter, in aanwezigheid van T. Akasbi, griffier en op schrift gesteld op 3 april 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: