2.1.
[eisers] verzoekt, bij verzoekschriften als bedoeld in artikel 46 van de Wet Bescherming Persoonsgegevens (hierna: “Wbp”), de rechtbank om de bank, uitvoerbaar bij voorraad:
A. te veroordelen om aan [eisers] , binnen 14 dagen na betekening van de beschikking, te verschaffen een volledig overzicht van de persoonsgegevens (een lijst van alle informatiedragers zoals niet limitatief brieven, rapporten, overzichten, notities, deskundigenberichten, telefoonnotities, e-mailberichten enzovoorts), een omschrijving van het doel of doeleinden van de verwerking, de categorieën van gegevens waarop de verwerking betrekking heeft en de ontvangers of categorieën van ontvangers, alsmede de beschikbare informatie over de herkomst van de gegevens kenbaar te maken in een schriftelijke mededeling;
B. te veroordelen om aan [eisers] , binnen 14 dagen na betekening van de beschikking, kopieën en/of afschriften en/of uittreksels te verstrekken van alle bescheiden waarop de persoonsgegevens van [eisers] en/of hun vennootschappen voorkomen, waaronder in elk geval (niet limitatief) begrepen:
- de complete dossiers van [eisers] ;
- kopieën van bankovereenkomsten;
- cliëntenprofielen;
- inventarisatie van kredietwaardigheid;
- bandopnamen van met [eisers] gevoerde telefoongesprekken;
- transcripties van met [eisers] gevoerde telefoongesprekken;
- interne fiatteringsstukken, waaronder ook te verstaan fiatteringen door de kredietcommissie en/of andere personen binnen de bank, en dergelijke;
- bankafschriften en bankoverzichten;
- stukken die betrekking hebben op interne gedachtenvorming;
- persoonsgegevens van strafrechtelijke aard;
- de bijlagen die in de diverse Krediet commissie verslagen worden genoemd maar niet waren bijgesloten;
- de contacten tussen de Rabobank Weerterland en Cranendonck en de AID en/of het Openbaar Ministerie (waaronder mr. [X] ), waaraan in de ontvangen gegevens wordt gerefereerd, maar niet zijn bijgesloten;
- de besluitvorming alsmede aanverwante gegevens omtrent de verhoging van de CDD status, de daartoe gebruikte informatie, de eventuele verlaging van de status en de in dat kader toegepaste overwegingen en besluitvormingen;
- verslaglegging in interne (waaronder het incidentenregister) en externe registers (waaronder EVA);
- verslaglegging van de afwerking van de in december 2007 gesloten overeenkomst inzake de verhoging van de financiering naar € 20.000.000,--, de verslaglegging van het bezoek van de bank aan Polen etc.;
- e-mailverkeer: intern en extern;
C. te veroordelen om aan [eisers] binnen 14 dagen na betekening van deze beschikking schriftelijk mede te delen of [eisers] en/of hun vennootschappen betreffende persoonsgegevens uit het bestand aan derden zijn verstrekt, en zo ja aan wie;
D. te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 10.000,-- per dag, voor iedere dag of deel daarvan dat de bank met de gehele of gedeeltelijke nakoming van de onder A tot en met C verzochte bevelen in gebreke blijft;
E. te veroordelen tot betaling van de kosten van de procedure.
2.2.
De bank voert – zakelijk weergegeven – als verweer:
- dat interne stukken bedoeld ter interne gedachtenvorming niet onder de reikwijdte van een Wbp-verzoek vallen;
- dat zij een beroep doet op de uitzondering als bedoeld in artikel 43 onder e Wbp, nu er sprake is van een door [eisers] geëntameerde bodemprocedure tegen de bank in welk kader [eisers] een vordering ex artikel 843a Rv heeft ingesteld;
- de aantekeningen van de bank niet in een bestand als bedoeld in de Wbp zijn opgeslagen en daardoor uitgesloten zijn van het inzagerecht;
- de gegevens op basis waarvan de bank heeft gewogen (jaarcijfers e.d.) wel onder het inzagerecht vallen, maar dat [eisers] deze reeds heeft ontvangen;
- [eisers] voor het overige verzoekt om stukken die niet bestaan;
- [eisers] nooit in EVR (lijst van personen die frauderen tegen de bank) en IVR is geregistreerd;
- dat zij, buiten hetgeen in het strafvonnis en strafarrest (heeft [eisers] ) staat, geen persoonsgegevens van strafrechtelijke aard bezit;
- dat in redelijkheid niet van haar kan worden gevergd dat zij alle gespreksbanden gaat beluisteren op zoek naar telefoongesprekken met [eisers] , nu [eisers] geen data noemt en dus onvoldoende duidelijk maakt waar zij ongeveer moet zoeken;
- alle jegens [eisers] genomen besluiten met [eisers] zijn gecommuniceerd en aan [eisers] zijn de desbetreffende stukken verstrekt. Daaronder bevinden zich ook kredietcommissieverslagen, voorzover er besluiten in stonden;
- dat artikel 126bb van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) haar verplicht te zwijgen over eventuele contacten die er al dan niet zijn geweest met de AID of het OM;
- dat [X] voor de bank werkt en niet voor het OM;
- dat zij onzeker is of artikel 126bb Sv nog geldt en het risico niet wenst te lopen;
- dat [eisers] eventuele missende bankafschriften kan krijgen (punt 19 – 20 verweerschrift)
- dat [eisers] de overige stukken waaronder aktes, cliëntprofiel (productie 6) externe mails en overige correspondentie etc. hebben gekregen, goeddeels al voor aanvang van deze procedure.
Met betrekking tot het verzoek om gegevens met betrekking tot contacten van de bank met derden voert de bank het verweer dat zij geen persoonsgegevens van haar klanten verstrekt aan derden op commerciële gronden, dus ook niet van [eisers] . Voor zover er wel contacten zijn geweest was dit alleen met adviseurs van verweerster sub 2 ten behoeve van [eisers] en met de accountant van [eisers] . Andere derden kan de bank niet bedenken.
Met betrekking tot de dwangsom werpt de bank tegen dat zij ook zonder dwangsom rechterlijke veroordelingen nakomt. Bovendien acht zij de gevraagde dwangsom disproportioneel en dient deze verlaagd en gemaximeerd te worden.