Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBLIM:2021:4060

Rechtbank Limburg
17-05-2021
25-03-2022
ROE 21/531
Bestuursrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Eiseres heeft beroep ingesteld wegens niet tijdig beslissen op haar verzoek om inzage (op grond van artikel 7.3.10 van de Jeugdwet en/of artikel 15 van de Avg) in de afgesloten huipverleningsdossiers van haar beide zonen. De rechtbank heeft zich (kennelijk) onbevoegd verklaard om op het beroep te beslissen. Uit de wet volgt namelijk dat verweerder in beide gevallen niet als bestuursorgaan beslist.

Beide zonen kunnen zich met een inzageverzoek tot verweerder wenden of eiseres daartoe machtigen. Als dit niet tot de gewenste inzage leidt kunnen eiseres dan wel haar zonen zich wenden tot de door de vet voor deze geschillen aangewezen burgerlijke rechter. De rechtbank heeft het verzet van eiseres ongegrond verklaard. De buiten-zittingsuitspraak blijft in stand.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond

Bestuursrecht

Zaaknummer: ROE 21/531

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 mei 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en

Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, verweerder

(gemachtigde: mr. W.S. Maas-van Weert).

Procesverloop

De inmiddels meerderjarige zonen van eiseres zijn allebei cliënt geweest bij verweerder. Eiseres heeft verweerder verzocht om inzage van het complete gezinsdossier dat verweerder van haar gezin heeft.

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op dit verzoek.

Verweerder heeft de stukken die op de zaak betrekking hebben en een verweerschrift overgelegd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

2. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiseres het beroepschrift niet heeft ondertekend. Hoewel dit een verzuim is waarvoor normaliter een herstelmogelijkheid moet worden geboden, heeft de rechtbank daar in dit geval van afgezien. Het verzuim heeft betrekking op de ontvankelijkheid van het beroep. Voordat de rechtbank aan de beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep toekomt, moet de rechtbank eerst beoordelen of het beroep bij de bevoegde rechter is ingediend. Als het beroep niet bij de bevoegde rechter is ingediend, heeft herstellen van ontvankelijkheidsverzuimen geen toegevoegde waarde.

3. Blijkens het verweerschrift heeft verweerder het verzoek om inzage opgevat als een verzoek op grond van de inzageregeling in de Jeugdwet en/of de Algemene verordening gegevensbescherming (Avg). De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee correct heeft gehandeld omdat het inzageverzoek geen basis noemt.

4. In artikel 7.3.10 van de Jeugdwet staat:

De jeugdhulpverlener verstrekt aan de betrokkene desgevraagd inzage in en afschrift van de gegevens uit het dossier. De verstrekking blijft achterwege voor zover dit noodzakelijk is in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van een ander.

In artikel 7.3.17 van de Jeugdwet staat:

Een beslissing van een jeugdhulpverlener genomen op grond van deze paragraaf, een beslissing op een verzoek als bedoeld in de artikelen 15, 16, 17 of 19 van de Avg, alsmede een beslissing naar aanleiding van de aantekening van een bezwaar als bedoeld in artikel 21 van die verordening gelden, ook voor zover de jeugdhulpverlener, de beslissing heeft genomen als of namens een bestuursorgaan, voor de toepassing van paragraaf 3.3 van de Uitvoeringswet Avg, als een beslissing genomen door een ander dan een bestuursorgaan.

In artikel 15, eerste lid, van de Avg staat (voor zover hier van belang):

De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens […]

In paragraaf 3.3 van de Uitvoeringswet Avg staan onder meer de artikelen 34 en 35.

In de artikel 34 van de Uitvoeringswet Avg staat:

Een schriftelijke beslissing op een verzoek als bedoeld in de artikelen 15 tot en met 22 van de verordening wordt genomen binnen de in artikel 12, derde lid, van de verordening genoemde termijnen en geldt, voor zover deze is genomen door een bestuursorgaan, als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

In de artikel 35, eerste lid, van de Uitvoeringswet Avg staat:

Indien de beslissing op een verzoek als bedoeld in artikel 34 is genomen door een ander dan een bestuursorgaan, kan de belanghebbende zich tot de rechtbank wenden met het schriftelijk verzoek de verwerkingsverantwoordelijke te bevelen het verzoek als bedoeld in de artikelen 15 tot en met 22 van de verordening alsnog toe of af te wijzen.

Dit artikel heeft als opschrift: Toepasselijkheid burgerlijk recht bij beslissing van bestuursorgaan.

5. Uit de hiervoor genoemde bepalingen blijkt dat een inzageverzoek zoals eiseres wenst, kan worden verkregen op grond van artikel 7.3.10 van de Jeugdwet en op grond van artikel 15 van de Avg. In beide gevallen beslist verweerder niet als bestuursorgaan. De rechtbank volgt hierbij het oordeel van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State in zijn uitspraak van 21 maart 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:983). Eiseres kan daarom een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb niet afdwingen bij de bestuursrechter via een beroep niet tijdig beslissen. Omdat verweerder geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb op het verzoek hoefde te nemen, is geen sprake van een met een dergelijk besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit. De bestuursrechter is alleen bevoegd te beslissen over beroepen die betrekking hebben op een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb en daarom niet bevoegd op het beroep te beslissen.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. In artikel 2.5, zesde lid, van het Procesreglement bestuursrecht rechtbanken (nietKEIzaken) 2017 wordt er geen griffierecht geheven als de bestuursrechter onbevoegd is. Eiseres heeft een beroep gedaan op betalingsonmacht voor het griffierecht. Dat is toegewezen, daarom hoeft de griffier van de rechtbank geen griffierecht aan eiseres terug te betalen.

7. De zonen van eiseres kunnen zich tot verweerder wenden met een inzageverzoek op grond van artikel 7.3.10 van de Jeugdwet. Zij kunnen eiseres ook machtigen namens hen het dossier in te zien. Leidt dat niet tot de gewenste inzage, dan is de rechter die de wet aan eiseres (en haar zonen) toekent voor dit geschil de burgerlijke rechter. Zij zal zich dan op de in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalde wijze tot die rechter moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.

Deze beslissing is gedaan door mr. F.A.G.M. Vluggen, rechter, in aanwezigheid van J.W.J.M. van Rijt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2021.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op: 17 mei 2021

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.