Door de slingerbeweging en het vervolgens dwars op de weg stilstaan heeft [gedaagde partij] hinder en gevaar op de weg veroorzaakt en een inbreuk op de lichamelijke integriteit van [eisende partij] gemaakt. De gedragingen kunnen aan [gedaagde partij] worden toegerekend. Hij heeft de ongeschreven norm ‘dat men geacht wordt in een rechte lijn te fietsen’ alsook de verkeersnormen als opgenomen in de artikelen 5 en 6 WVW geschonden.
Door krachtig te remmen heeft [eisende partij] een aanrijding met [gedaagde partij] kunnen voorkomen. Wel is hij hierdoor over de kop gevlogen en hard op het pad terecht gekomen.
[gedaagde partij] heeft er bewust voor gekozen om op een drukbezochte plek te gaan fietsen met zijn dochter, wetende dat zij haar fiets nog niet onder controle had. Hij had elders met zijn dochter moeten gaan oefenen, en dit komt dan ook voor zijn rekening en verantwoording.
[gedaagde partij] is dan ook gehouden de schade te vergoeden. De materiële schade bedraagt € 597,75 schade fiets, € 910,00 schade aan kleding en € 385,00 aan eigen risico, € 3,90 aan reiskosten, in totaal € 1.896,65. Aan immateriële schade vordert [eisende partij] € 5.500,00, daarbij verwijzend naar de ANWB Smartengeldgids.
[eisende partij] is directeur groot aandeelhouder van [naam BV] , welke BV zijn loon heeft doorbetaald. Voor deze zakelijke schade vordert [eisende partij] verwijzing naar de schadestaatprocedure.