RECHTBANK LIMBURG
zaaknummers: ROE 20/2511 en ROE 20/2583
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 april 2022 in de zaken tussen
Complex BV, te Maastricht, eiseres
(gemachtigde: mr. R.T.L.J. Jongen),
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht en de burgemeester van Maastricht, verweerders
(gemachtigde: T. Goessens).
Als derde-partij (belanghebbenden) hebben aan het geding deelgenomen: [naam derdepartij] en
[naam derdepartij 2]
, te [plaats 1]
(gemachtigde: mr. S. Oord).
Procesverloop
Bij besluit van 3 april 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders (het college) eiseres een tijdelijke omgevingsvergunning verleend voor een gevelterras op het perceel [adres] te [plaats 2] bij eisers horecagelegenheid (het primaire besluit 1). Voor het exploiteren van dit terras heeft de burgemeester op 25 mei 2020 een tijdelijke terrasvergunning verleend (het primaire besluit 2).
Bij besluit(en) van 24 augustus 2020 (het bestreden besluit) hebben verweerders (ieder voor de eigen bevoegdheid) de bezwaren van omwonenden tegen de primaire besluiten niet-ontvankelijk dan wel ongegrond verklaard en aan de tijdelijke vergunningen het nadere voorschrift toegevoegd dat het plaatsen/gebruiken van versterkte muziekbronnen (geluidboxen) op het terras niet is toegestaan.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2022. Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde. Verweerders hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
Overwegingen
1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Het beroep van eiseres richt zich tegen het bij het bestreden besluit verbonden voorschrift aan de vergunningen. Eiseres wil graag dat versterkte muziek op het terras mogelijk is en vindt dat de noodzaak van het verbod daarop niet is aangetoond en dat geluidoverlast niet aannemelijk is omdat de geluidboxen zullen worden begrensd tot een geluidniveau van 75 dB.
3. De rechtbank is van oordeel dat verweerders het nadere voorschrift met betrekking tot (het niet toestaan van) de geluidboxen aan onderhavige vergunningen hebben mogen verbinden. Wat betreft het primaire besluit 1 heeft het college hieraan het criterium van een goede ruimtelijke ordening ten grondslag gelegd en wat betreft het primaire besluit 2 heeft de burgemeester het gemeentelijke Terrassenbeleid daaraan ten grondslag gelegd. Verweerders hebben de redenen voor het voorschrift voldoende gemotiveerd door te wijzen op de uitstraling van een terras met versterkte muziek op de omgeving, welke uitstraling verweerders kennelijk in het algemeen en ook op deze plek ongewenst vinden. Dat is een beleidsmatige afweging van verweerders en verweerders mogen dat vinden. Muziek op een terras heeft immers effect op de uitstraling die dat terras op de omgeving heeft en weliswaar zijn er op korte afstand geen woningen gelegen, maar het terras ligt wel aan openbaar gebied met (veel) passanten. De begrenzing tot 75 dB neemt die uitstraling niet weg. De rechtbank acht het aannemelijk dat het muziekgeluid hoorbaar zal zijn in de omgeving van het terras. Verweerder mocht ook belang hechten aan het voorkomen van precedentwerking. Onderhavig terras is weliswaar ‘solitair’ gelegen aan de Maas, maar er bevinden zich meerdere solitaire terrassen aan deze (oost)zijde van de Maas.
4. Over de stelling van eiseres dat het voorschrift onevenredig zou zijn, overweegt de rechtbank dat verweerders met de vergunningen het terras, dat eerst niet was toegestaan, mogelijk hebben gemaakt en dat eiseres daarmee krijgt wat zij heeft gevraagd. Versterkte muziek maakte ook geen onderdeel uit van de aanvraag. Het betreft dus een positief besluit, zij het dat daarin een beperking is aangebracht. Omdat niet is gebleken dat de geluidsboxen op het terras financieel of anderszins noodzakelijk zijn voor eiseres, is de rechtbank van oordeel dat niet gezegd kan worden dat het voorschrift onevenredig is. In dit verband merkt de rechtbank nog op dat geluidsboxen binnen wel zijn toegestaan.
5. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Snijders, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.W. Seylhouwer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 april 2022.
De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op: 6 mei 2022