Overwegingen
1. Eiseres is eigenaar van het perceel aan de [adres] in [plaats] . Op 9 september 2003 is aan eiseres een Obm verleend voor het houden van 480 vleesvarkens op genoemd perceel. Haar inrichting valt onder de bepalingen van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit) en viel onder de per 1 januari 2020 vervallen Stoppersregeling intensieve veehouderij. Per die datum moeten varkenshouderijen, waaronder die van eiseres, voldoen aan de eisen van het Besluit emissiearme huisvesting of stoppen met hun inrichting. De stallen op het perceel worden gehuurd door [naam 6] , eigenaar van [naam VOF] . [naam 6] heeft vanwege het wijzigen van de stal met een emissiearm huisvestingssysteem, zodat [naam VOF] voldoet aan de regels van het Besluit emissiearme huisvesting, op 16 december 2019, 19 juni 2020, 1 september 2020 en 20 oktober 2020 meldingen gedaan op grond van het Activiteitenbesluit voor het houden van maximaal 480 vleesvarkens en maximaal 96 vleesvarkens per afdeling. Deze meldingen waren volgens verweerder niet volledig. De melding van 16 december 2019 heeft verweerder, na een verzoek tot aanvullen van de gegevens van 6 januari 2020, op 3 juni 2020 buiten behandeling gesteld. Bij brief van 15 juli 2020 heeft verweerder [naam 6] verzocht vóor 13 augustus 2020 de ontbrekende gegevens aan te vullen. Indien binnen deze termijn geen gegevens zijn ontvangen, zal verweerder de melding buiten behandeling stellen en overgaan tot intrekking van de Obm op grond van artikel 5.19, eerste lid, onder d, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), omdat niet voldaan wordt aan het Besluit emissiearme huisvesting. Ook bleek volgens verweerder uit de wel aangeleverde stukken dat niet aan de voorwaarden van het Activiteitenbesluit wordt voldaan. Eiser heeft de onvolledigheden niet (volledig) hersteld of aangevuld.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder de Obm van eiseres voor het houden van 480 vleesvarkens in een traditioneel huisvestingssysteem ingetrokken op grond van artikel 5.19, eerste lid, onder d, van de Wabo. Verweerder stelt zich hiertoe op het standpunt dat de toezichthouder heeft geconstateerd dat de stallen niet voldoen aan het Besluit emissiearme huisvesting en vastgesteld is dat eiser tot mei 2020 nog dieren heeft gehuisvest met gebruikmaking van een traditioneel huisvestingssysteem, wat in strijd is met geldende wet- en regelgeving.
3. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit, onder overneming van het advies van de AWB-adviescommissie gemeente Peel en Maas op het standpunt dat de gemelde situatie nog steeds niet voldoet aan de voorwaarden zoals vermeld in artikel 3.123 en paragraaf 3.5.8 van het Activiteitenbesluit. Tevens voldoet de maatvoering niet aan de minimale oppervlakte-eisen voor het welzijn van varkens. De melding is strijdig met wet- en regelgeving, waarmee niet wordt voldaan aan de eisen van artikel 1.18 van het Activiteitenbesluit. De melding is niet volledig op deze twee punten, waardoor nog steeds niet wordt voldaan aan de eisen voor een emissiearm huisvestingssysteem als neergelegd in het Besluit emissiearme huisvesting. Eiseres heeft tot viermaal toe op grond van artikel 5.19, derde lid, van de Wabo de gelegenheid gehad om de gebreken die aan de meldingen kleefden, te herstellen en daarmee de activiteiten in overeenstemming te brengen met de voorschriften.
4. Eiseres voert in beroep aan dat het bestreden besluit onrechtmatig is, omdat de Obm niet ingetrokken mocht worden op grond van artikel 5.19, eerste lid, onder d, van de Wabo, zijnde een intrekking op grond van handhaving. De reden dat verweerder de Obm intrekt is namelijk dat de meldingen niet compleet dan wel onjuist zijn (in strijd met artikel 3.123 en paragraaf 3.5.8 van het Activiteitenbesluit en artikel 1.18 van het Activiteitenbesluit).
Verweerder was onbevoegd en reeds daarom is het beroep gegrond
5. Ter zitting is met partijen vastgesteld dat ten tijde van het primaire besluit en ten tijde van het bestreden besluit er geen dieren waren gehuisvest in de desbetreffende stal. Dat betekent volgens de rechtbank en partijen erkennen dat, dat er geen overtreding was - het is immers niet verboden een leegstaande stal te hebben - van de eerder genoemde wettelijke bepalingen van het Activiteitenbesluit en verweerder derhalve niet bevoegd was om de Obm in te trekken op grond van artikel 5.19, eerste lid, onder d, van de Wabo.
5.1
Het beroep is reeds om deze reden (ambtshalve) gegrond en bespreking van de door eiseres aangevoerde gronden is niet meer nodig. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. Omdat er ook ten tijde van het primaire besluit geen overtreding was, zal de rechtbank dat besluit herroepen.
Vergoeding van griffierecht en proceskosten
6. Omdat het beroep gegrond is dient verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 360,- te vergoeden.
7. Omdat het beroep gegrond is en het primaire besluit herroepen wordt, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 4.0 punten op (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 541,-, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting met een waarde per punt van € 541,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 2.600,-.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.600,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.G.H. Seerden, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.M. van den Brekel, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt op 20 juni 2022.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 20 juni 2022