Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBLIM:2022:4887

Rechtbank Limburg
20-06-2022
11-07-2022
ROE 22/1082
Bestuursrecht, Bestuursprocesrecht
Voorlopige voorziening

Woningsluiting voor de duur van drie maanden vanwege het aantreffen van een hennepplantage

De omstandigheid dat verzoeker zijn woning tijdelijk verliest, afgezet tegen de ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en de met de sluiting te dienen algemene belangen, heeft verweerder niet zodanig zwaarwegend hoeven te vinden dat hij van sluiting moet afzien. Verweerder heeft de inbreuk op de openbare orde belangrijker mogen vinden dan het belang van verzoeker bij niet-sluiting van de woning.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond

Bestuursrecht

zaaknummer: ROE 22/1082


uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 juni 2022 in de zaak tussen


[Naam] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. E.G.W. Hendriks),

en

De Burgemeester van de gemeente Maastricht (verweerder)

(gemachtigde: M.C.W. Ploum).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van 11 mei 2022 waarbij aan verzoeker een last onder bestuursdwang is opgelegd ter zake de woning gelegen aan het [adres] te [woonplaats] .

Met het bestreden besluit van 11 mei 2022 heeft verweerder gelast dat verzoeker de woning met ingang van 17 mei 2022 dient te sluiten en gesloten dient te houden voor de duur van drie maanden. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter ook verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoeker die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van verweerder die pleiten tegen het treffen daarvan, aan de hand van de aangevoerde argumenten als volgt af.

Waar gaat deze zaak over?

1. Deze zaak gaat over een last tot sluiting van de woning van verzoeker op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Deze bepaling maakt het mogelijk om – kort gezegd – een woning te sluiten als vanuit die woning hard- of softdrugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn.

2. Verzoeker is bewoner van de woning. Blijkens de Bestuurlijke rapportage van 28 maart 2022 is de politie op 25 maart 2022 de woning binnengetreden naar aanleiding van een anonieme melding over de aanwezigheid van een hennepplantage in de woning. In een daarop volgend onderzoek in de woning werd een hennepplantage met 70 hennepplanten aangetroffen met een leeftijd van 4 weken.

3. Gelet op de onder 2. genoemde bevindingen heeft verweerder verzoeker bij brief van 30 maart 2022 in kennis gesteld van het voornemen tot sluiting van de woning voor een periode van drie maanden. Verzoeker heeft hierop schriftelijk zijn zienswijze ingediend. Bij het bestreden besluit heeft verweerder bepaald dat de woning drie maanden moet worden gesloten.

Wat vraagt verzoeker de voorzieningenrechter?

4. Verzoeker wil dat zijn woning open blijft. Verzoeker stelt verder dat niet gebleken is dat er sprake is geweest van drugshandel en drugsoverlast bij zijn woning. Er is niet gehandeld vanuit de woning. Voorts is de gang van zaken onzorgvuldig nu de gemachtigde van verzoeker niet op de hoogte is gesteld van het besluit terwijl de sluitingstijd al op 17 mei 2022 is vastgesteld. Verzoeker betoogt daarnaast dat er geen enkel contact is geweest met potentiële klanten. De woning heeft dus geen deel uitgemaakt van het drugscircuit. Sluiting van de woning zal dan ook geen onttrekking aan het drugscircuit bewerkstelligen, maar alleen onrust veroorzaken. De planten waren voor eigen gebruik. Verzoeker kampt namelijk met medische klachten. Er is niet geoogst. Er is dus geen sprake van een ernstige situatie en de bescherming van het woon-en leefklimaat is ook niet aan de orde. Door verweerder is onvoldoende rekening gehouden met de belangen van verzoeker. Verzoeker staat onder bewind en heeft geen financiële mogelijkheden om, naast dat er sprake is van krapte op de woningmarkt, een ander pand te betrekken. De woningsluiting is niet noodzakelijk, niet proportioneel en in strijd met het subsidiariteitsbeginsel. Verweerder had ook een lichtere maatregel kunnen overwegen. Verzoeker is nooit eerder voor een soortgelijk feit met justitie in aanmerking gekomen. Verzoeker heeft een inschattingsfout gemaakt en spijt van wat hij gedaan heeft. Voor het opzetten van de plantage heeft verzoeker een lening afgesloten ten behoeve van de aanschaf van dure lampen om geen gevaar zettende situatie te creëren. Verzoeker heeft verder betoogd dat door het tijdsverloop vanaf het moment van het aantreffen van de plantage (25 maart 2022) de noodzaak tot sluiting van de woning is komen te vervallen. Verzoeker stelt verder dat het door zijn medische situatie lastig is de woning te moeten verlaten. Voorts heeft er een OM-zitting plaatsgevonden waarbij is gebleken dat ook het OM de zaak niet als ‘zwaar’ heeft gekwalificeerd. Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft verzoeker op 12 juni 2022 nog aanvullende stukken overgelegd.

Waarover moet de voorzieningenrechter oordelen?

5. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter over het verzoek om schorsing van het besluit tot sluiting van de woning van verzoeker. De voorzieningenrechter beoordeelt of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemzaak niet. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. Gelet op de aard van de zaak, een woningsluiting en wat hierover door verzoeker is aangevoerd, neemt de voorzieningenrechter het spoedeisend belang aan.

Was verweerder bevoegd om tot sluiting over te gaan?

6. Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is verweerder bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang als in een woning softdrugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Verweerder voert beleid om de handel in drugs in Maastricht tegen te gaan. Dit beleid is opgenomen in het “Damoclesbeleid Lokalen en woningen 2019” (beleidsregels). Volgens de beleidsregels wordt de woning gesloten voor de duur van drie maanden als sprake is van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van softdrugs.

7. De hoogste bestuursrechter in dit soort zaken1 heeft overwogen een hoeveelheid harddrugs van maximaal 0,5 gram en een hoeveelheid softdrugs van maximaal 5 gram of vijf hennepplanten als hoeveelheid voor eigen gebruik kan worden aangemerkt. Bij een grotere hoeveelheid drugs dan dat mag worden aangenomen dat het niet (alleen) voor eigen gebruik is, maar deels of geheel voor verkoop, aflevering of verstrekking aan derden.2 . Bij de aanwezigheid van een grotere hoeveelheid is in beginsel aannemelijk dat deze bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. Het ligt in dat geval op de weg van een betrokkene om het tegendeel aannemelijk te maken. Deze lijn heeft de Afdeling in de uitspraak van 14 maart 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:738) bevestigd.

8. Ter zitting is door de gemachtigde van verzoeker naar voren gebracht dat de bevoegdheid van verweerder om tot sluiting van de woning over te gaan niet wordt betwist nu bij verzoeker een hennepplantage is aangetroffen met 70 hennepplanten.

De noodzaak van het sluiten van de woning

9. Bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting is de vraag aan de orde of verweerder met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee kan worden bereikt.

9.1.

Aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding dient te worden beoordeeld in hoeverre de sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Hierbij spelen factoren als de aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs, een recidivesituatie of de ligging van de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk een rol. Mede van belang is of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld.

9.2.

De aangetroffen hoeveelheid planten is een grote handelshoeveelheid. Verweerder beschouwt het aantreffen van deze hoeveelheid niet ten onrechte als een ernstig geval. Verder is relevant dat de hennepplanten – dus softdrugs – zijn aangetroffen in de woning.

9.3.

Verweerder heeft aangegeven dat, gelet op de aangetroffen hoeveelheid, er sprake is van drugshandel en de woning derhalve een rol vervuld binnen het drugscircuit. Daarmee is het aannemelijk dat de woning bekend is bij drugskopers en -verkopers en daarmee een aanzuigende werking heeft op drugscriminelen. Dit heeft een effect op de samenleving nu dit kan leiden tot ripdeals en represailles. De voorzieningenrechter kan verweerder volgen in zijn stelling dat derhalve sluiting van de woning noodzakelijk is, om zo ook de bekendheid van de woning als drugspand weg te nemen en de ‘loop’ naar de woning eruit te halen. De door verzoeker naar voren gebrachte grond dat er geen sprake was van ‘loop’ naar de woning en dus ook geen verkoop heeft plaatsgevonden, slaagt dan ook niet. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter ook dat er bij verzoeker sprake is van een schuldenproblematiek en dat verzoeker met het opzetten van de plantage in ieder geval de bedoeling had zijn financiële situatie te verbeteren. Uit de rechtspraak van de Afdeling3 volgt verder dat als uitgangspunt geldt dat als in een pand een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat dat pand een rol vervult binnen de keten van drugshandel. Dit levert op zichzelf al een belang op bij sluiting, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. De sluiting is verder een herstelsanctie die betrekking heeft op de woning als zodanig en op de bekendheid van deze woning als drugspand in het drugscircuit en slechts in mindere mate op de bij de drugshandel betrokken personen. Dat door het OM, zoals verzoeker stelt, zijn zaak als niet ‘zwaar’ wordt aangemerkt, maakt het vorenstaande niet anders.

9.4.

Voor wat betreft de verstreken duur tussen het aantreffen van de plantage en het huidige tijdstip overweegt de voorzieningenrechter als volgt.

9.5.

De hoogste bestuursrechter heeft overwogen dat tijdsverloop ertoe kan leiden dat sluiting van een pand op grond van deze bepaling redelijkerwijs niet meer zal bijdragen aan het bereiken van de doelen die met een sluiting worden gediend.4 Als een burgemeester een pand nog niet feitelijk heeft gesloten en daar nog wel toe wil overgaan, moet hij daarom opnieuw een beoordeling maken van de noodzaak van het alsnog sluiten als meer dan één jaar is verstreken sinds de datum dat de sluiting volgens het bestuursdwangbesluit in zou zijn gegaan, aldus de Afdeling. Zo lang heeft het hier niet geduurd Verzoekers betoog dat, gelet op het tijdsverloop, de noodzaak voor de sluiting ontbreekt slaagt daarom niet.

9.6.

Verweerder heeft, gelet op het bovenstaande, geconcludeerd dat er sprake is van een ernstig geval, ook gelet op de omstandigheid dat het verzoekers eigen keuze was om een hennepplantage in de woning te zetten, wat verzoeker verwijtbaar maakt, waarmee de noodzaak tot sluiting van de woning is gegeven. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter de sluiting van de woning in beginsel noodzakelijk. Daarbij neemt de voorzieningenrechter ook in aanmerking dat door verweerder ter zitting naar voren is gebracht dat er in de grensgemeente Maastricht sprake is van drugsproblematiek, wat de noodzaak om tot sluiting van de woning over te gaan groter maakt.

Verwijtbaarheid en gevolgen van de sluiting

10. De hoogste bestuursrechter heeft overwogen dat bij de beoordeling of de sluiting voldoende is afgestemd op de concrete situatie, verschillende omstandigheden van belang zijn zoals de mate van verwijtbaarheid.

11. Verzoeker heeft erkend de hennepplantage zelf te hebben aangelegd. Hij heeft hiervoor zelfs een lening afgesloten voor dure lampen. Het voorgaande maakt dat verzoeker verwijtbaar gehandeld heeft. Dat verzoeker spijt heeft en zich heeft gerealiseerd dat zijn handelen hem enkel nadeel heeft opgeleverd, doet hier niet aan af.

12. Ook de gevolgen van de woningsluiting moeten worden betrokken. Het is inherent aan een sluiting dat de bewoner(s) de woning moet(en) verlaten. Sluiting van een woning maakt inbreuk op het huisrecht en het privéleven, die worden beschermd door artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Ook financiële schade, bijvoorbeeld vanwege de kosten van vervangende woonruimte, of de omstandigheid dat het kwetsbare bewoners betreft, kunnen gevolgen zijn die bij de beoordeling moeten worden betrokken. De gevolgen van een woningsluiting kunnen bijzonder zwaar zijn als de bewoners niet kunnen terugkeren in de woning na ommekomst of opheffing van de sluiting, bijvoorbeeld omdat door de sluiting het huurcontract wordt ontbonden. In dat kader dient ook betekenis te worden toegekend aan de vraag of de huurder door sluiting van de woning op een zogenoemde zwarte lijst komt te staan bij een woningbouwcorporatie, als gevolg waarvan deze huurder - al dan niet voor een bepaalde periode - geen andere sociale huurwoning in de regio toegewezen krijgt.

13. Verzoeker heeft aangevoerd dat er bij hem sprake is van een medische situatie. Ook zou de hulpverlening al jaren op de hoogte zijn van verzoekers problematiek. Uit de door verzoeker overgelegde medische stukken blijkt dat bij verzoeker onder meer sprake is van darmen/stoelgangproblematiek. Echter niet is gebleken dat hierdoor sprake is van een bijzondere binding met de woning. Dat verzoeker vanwege zijn medische situatie niet tijdelijk in een andere woning kan verblijven, acht de voorzieningenrechter dan ook niet aannemelijk gemaakt.

14. Verzoeker heeft wel aannemelijk gemaakt dat hij uit zijn huurwoning zal worden gezet en op een zwarte lijst komt te staan als gevolg waarvan hij voor een bepaalde duur geen nieuwe sociale huurwoning kan huren in de regio. Dit betekent niet automatisch dat de sluiting dan niet door kan gaan. Hierbij is van belang dat verzoeker een verwijt van de overtreding kan worden gemaakt 5. Ook de ernst van de van de overtreding moet hierbij betrokken worden.6

15. Verzoeker heeft verder aangevoerd dat hij geen ander onderkomen heeft. Daarnaast is er sprake van schulden. De voorzieningenrechter overweegt dat op zitting door verzoeker naar voren is gebracht dat hij van een vriend een caravan ‘gedoneerd’ heeft gekregen. Alhoewel de voorzieningenrechter zich realiseert dat dit geen oplossing is voor de langere termijn, kan verzoeker daar in ieder geval tijdelijk verblijven. Dat verzoeker geen andere woonruimte zou kunnen vinden is niet aangetoond, noch is gebleken dat verzoeker pogingen heeft ondernomen andere woonruimte te vinden hetzij in de eigen gemeente dan wel in de omliggende gemeenten. Door verweerder is verder een lijst met huurwoningen in de particuliere sector overgelegd. Verzoeker heeft niet aangetoond hier enige actie in te hebben ondernomen. Dat verzoeker, zoals hij ter zitting naar voren heeft gebracht, in de gemeente Maastricht wilt blijven wonen omdat hij sinds jaren een begeleider heeft waarmee het klikt en die hij vertrouwt, is begrijpelijk, echter op de door verweerder overgelegde lijst staan tevens een aantal voor verzoeker betaalde woningen in Maastricht. Het vorenstaande leidt dan ook niet tot de conclusie dat sprake is van zodanige bijzondere omstandigheden dat verweerder had moeten afwijken van zijn beleid.

16. De omstandigheid dat verzoeker zijn woning tijdelijk verliest, afgezet tegen de ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en de met de sluiting te dienen algemene belangen, heeft verweerder dan ook niet zodanig zwaarwegend hoeven te vinden dat hij van sluiting moet afzien. Verweerder heeft de inbreuk op de openbare orde belangrijker mogen vinden dan het belang van verzoeker bij niet-sluiting van de woning.

Conclusie

17. De voorzieningenrechter is dan ook voorlopig van oordeel dat de voor verzoeker nadelige gevolgen van het besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen, zodat het primaire besluit in bezwaar stand kan houden. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening zal worden afgewezen. De voorzieningenrechter zal de sluiting van de woning dus niet opschorten tot verweerder op het door verzoeker gemaakte bezwaar heeft beslist.

18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. Sprakel, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. Y.M.H. Simonis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op

20 juni 2022.

Zijnde de griffier verhinderd de

voorzieningenrechter

uitspraak mede te ondertekenen

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 20 juni 2022

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

1 De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

2 Zie de uitspraak ECLI:NL:RVS:2017:2933. Voor deze hoeveelheid wordt aangesloten bij de door het openbaar ministerie toegepaste criteria.

3 Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 3 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1333

4 In haar uitspraak van 8 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2756.

5 bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 6 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:719.

6 bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 4 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1149.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.