Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBLIM:2022:5209

Rechtbank Limburg
11-07-2022
18-07-2022
ROE 21/28
Bestuursrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Omgevingsvergunning voor zonnepark. Voorkeursvolgorde voor zonnepanelen op daken zoals neergelegd in beleid betekent niet dat aan zonnepanelen op landbouwgronden geen medewerking kan worden verleend. Geen onevenredige aantasting uitzicht. Beroepsgrond over beschermde diersoorten stuit niet op relativiteit, maar niet gebleken is dat de aanwezigheid van deze diersoorten tot weigering van de omgevingsvergunning had moeten leiden. De mitigerende maatregelen in dit verband zijn echter ten onrechte niet als voorschrift aan de omgevingsvergunning verbonden. De rechtbank voorziet op dit onderdeel zelf in de zaak.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond

Bestuursrecht

zaaknummer: ROE 21 / 28

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juli 2022

in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , wonend te [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. M.J.S. Spanjersberg),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venray, verweerder

(gemachtigde: mr. M.H.J. Seelen).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Solarpark Venray I B.V., te Maastricht

(gemachtigde: mr. J.L. Stoop).

Procesverloop

Bij besluit van 23 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan derde-partij Solarpark Venray I B.V. (vergunninghoudster) een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een zonnepark op een perceel aan de [straatnaam] te [woonplaats] .

Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 mei 2022. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Vergunninghoudster heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam] , bijgestaan door de gemachtigde van vergunninghoudster.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?

1. Vergunninghoudster heeft op 16 november 2018 een aanvraag ingediend voor het realiseren van een zonnepark aan de [straatnaam] te [woonplaats] .

2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de omgevingsvergunning verleend. De omgevingsvergunning is verleend voor de activiteit bouwen en de activiteit gebruiken van gronden in strijd met een bestemmingsplan, onder toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a en sub 3, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Bij het besluit is als bijlage een eindrapport zienswijzen van 10 juni 2020 gevoegd. Op 30 maart 2020 is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. De ruimtelijke onderbouwing is onderdeel van het bestreden besluit. Het project bestrijkt een oppervlakte van 4,4 ha. De gronden hebben volgens het bestemmingsplan primair een agrarische bestemming. Een zonnepark is in strijd met het bestemmingsplan.

3. Eisers wonen aangrenzend aan het vergunde zonnepark en kunnen zich niet verenigen met het bestreden besluit. De beroepsgronden van eisers worden hierna besproken.

Omgevingsdialoog

4. Eisers voeren in het beroepschrift aan dat op grond van het gemeentelijk beleidsstuk Kader voor Opwekking Duurzame Energie (KODE) bij projecten voor zonnepanelen een van de uitgangspunten is dat een zorgvuldige omgevingsdialoog op meerdere fronten plaatsvindt. Volgens eisers is daar in dit geval niet aan voldaan. Er is nauwelijks sprake geweest van een dialoog. Het zonnepark is hen opgedrongen. Eisers en nog een andere familie wonen in de directe omgeving van het zonnepark en zijn degenen die van het zonnepark overlast hebben, maar juist met hen is onvoldoende rekening gehouden.

5. Verweerder weerspreekt dat er onvoldoende dialoog met omwonenden heeft plaatsgevonden. Er is volgens verweerder meerdere malen (namelijk op 31 oktober 2017, 12 maart 2018, 22 november 2018 en 17 december 2018) overleg geweest met de omwonenden, waaronder eisers. Ook is er mailcontact geweest. Naar aanleiding daarvan is het plan op diverse punten, onder meer wat betreft de hoogte van de panelen, gewijzigd.

6. De rechtbank overweegt als volgt.

6.1.

De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan voormelde verklaring van verweerder. Vergunninghoudster heeft ter zitting bevestigd dat er gesprekken met omwonenden hebben plaatsgevonden, dat er e-mailverkeer is geweest en dat dit heeft geresulteerd in gedeeltelijke aanpassingen van het bouwplan. De rechtbank ziet geen reden aan te nemen dat niet is voldaan aan het in het KODE vermelde uitgangspunt dat een zorgvuldige omgevingsdialoog moet plaatsvinden. Dat eisers vinden dat onvoldoende rekening is gehouden met hun belangen betekent niet dat onvoldoende overleg met hen is gevoerd.

6.2.

Deze beroepsgrond slaagt niet.

Alternatieven: zonnepanelen op daken e.d.

7. Eisers stellen dat uit diverse beleidsstukken blijkt dat zonnepanelen bij voorkeur op (grote) daken en gevels moeten worden gerealiseerd zodat kostbare landbouwgrond zoveel mogelijk voor de landbouw behouden blijft. Eisers verwijzen in dit verband naar de Nationale Omgevingsvisie, de Omgevingsvisie van de provincie Limburg, de ontwerp-Wijzigingsverordening Omgevingsverordening van de provincie Limburg, de regionale Energievisie Noord-Limburg 2018-2030, de Omgevingsvisie van de gemeente Venray en het gemeentelijke Kader voor Opwekking Duurzame Energie (KODE). Eisers vinden het onbegrijpelijk dat een vergunning is verleend voor een zonnepark op landbouwgrond, nu dit indruist tegen alle beleidskaders. In het bestreden besluit is niet gemotiveerd waarom de zonnepanelen niet gebouwd kunnen worden op daken en gevels dan wel andere locaties die niet primair een landbouw- of natuurfunctie hebben. De daken in Venray zijn nog lang niet volgebouwd met zonnepanelen; op bedrijfspanden is hiervoor nog voldoende ruimte. Volgens eisers zou verweerder, gelet op het beleid, met aanvragers van omgevings-vergunningen van met name grote bedrijven overleg moeten voeren om te stimuleren dat zij zonnepanelen op hun daken realiseren. Niet blijkt dat verweerder dat in dit geval heeft gedaan. Eisers vinden dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd nu, ondanks het beleid om zonnepanelen bij voorkeur op daken te realiseren en zonder dat is gekeken naar alternatieve mogelijkheden om de zonnepanelen op bedrijfspanden aan te brengen, vergunning is verleend voor zonnepanelen op landbouwgrond.

8. Verweerder wijst erop dat een aanvraag om een omgevingsvergunning moet worden beoordeeld zoals deze is ingediend. Verweerder heeft onder de huidige regelgeving geen mogelijkheid eigenaren van (bedrijfs)panden te verplichten om hun daken van zonnepanelen te voorzien. De door eiser genoemde beleidsstukken waaruit de voorkeursvolgorde volgt zijn niet juridisch bindend. Verweerder dient daar bij de afweging van belangen echter wel rekening mee te houden, hetgeen ook is gebeurd. De genoemde beleidsstukken sluiten niet uit dat zonnepanelen op landbouwgronden worden gerealiseerd. Bij de belangenafweging heeft verweerder belangrijk gewicht toegekend aan de klimaatdoelen die het rijk, de provincie en de gemeente hebben gesteld. Indien alleen zonnepanelen op daken van bedrijfspanden zouden worden vergund, dan zullen die klimaatdoelen bij lange na niet worden bereikt. Daarbij komt dat de mogelijkheden voor grootschalige toepassing op daken beperkt zijn omdat, behalve met de medewerking van de eigenaar, ook met allerlei meer technische zaken rekening moet worden gehouden, zoals de grootte van het dak, eventuele obstakels op het dak, de draagconstructie, de ligging ten opzichte van de zon en de aansluitmogelijkheden op het elektriciteitsnet.

9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in de omstandigheid dat de zonnepanelen op een landbouwperceel zullen worden gerealiseerd terecht geen aanleiding heeft gevonden de omgevingsvergunning te weigeren. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.

9.1.

De ontwerp-wijzigingsverordening van de Omgevingsverordening Limburg 2014 was ten tijde van het bestreden besluit nog niet vastgesteld, zodat deze bij de toetsing van het bestreden besluit geen rol kan spelen. De genoemde beleidsstukken van de verschillende overheden bevatten niet een verplichting voor verweerder om bij een omgevingsvergunningaanvraag de in die plannen geformuleerde voorkeur voor het plaatsen van zonnepanelen op daken te volgen. Dat het beleid een voorkeursvolgorde bevat, betekent niet dat een zonnepark op landbouwgronden in strijd is met dat beleid. Het beleid zegt immers niet dat een zonnepark niet op landbouwgronden mag.

9.2.

Verweerder onderschrijft die voorkeur maar stelt dat de vergunningen die voor zonnepanelen op daken worden verleend onvoldoende zijn om de klimaatdoelen te halen. Verweerder heeft in dit verband ter zitting toegelicht dat de gemeente voor het realiseren van deze projecten afhankelijk is van de planvorming door ontwikkelaars en in zoverre een passieve (toetsende en faciliterende) rol vervult: de gemeente voert geen eigen regie over de realisatie van zonne-energieprojecten maar laat dit over aan marktpartijen. In dit licht mag verweerder aanvragen afwachten en dan beoordelen of aan die aanvraag medewerking wordt verleend. Een aanvraag die op zich in het beleid past, maar meer onderin staat in de voorkeursvolgorde, kan naar het oordeel van de rechtbank daarom niet enkel met een beroep op die voorkeursvolgorde worden geweigerd (in afwachting van andere vragen voor zonne-energie op gebouwen). Dit zou er, zolang er nog ruimte is op gebouwen, immers op neer komen dat categorisch geen medewerking zou worden verleend aan zonne-energie op landbouwgronden en dat is niet het doel van het beleid en niet overeenkomstig de strekking van het beleid.

9.3.

De gemeente dient, mede gelet op hetgeen onder 9.2 is overwogen, een vergunningaanvraag te beoordelen op basis van het bouwplan zoals dat door de initiatiefnemer is ingediend. Er is nu, anders dan naar verwachting in de toekomst onder de Omgevingswet, geen juridisch instrument voorhanden om daarbij plaatsing op daken voor te schrijven.

9.4.

Eisers hebben niet betwist dat het aanbod aan aanvragen voor zonnepanelen op (grote) daken beperkt is en het aantal vergunningen dat hiervoor wordt verleend te klein is om daarmee de klimaatdoelen te halen.

9.5.

De rechtbank acht de motivering van verweerder om aan deze aanvraag, ondanks dat deze later in de voorkeursvolgorde weergegeven landbouwgronden betreft, medewerking te verlenen voldoende. De rechtbank verwijst daarbij naar de ruimtelijke onderbouwing en naar de ter zitting aangevulde toelichting daarop. Deze motivering komt erop neer dat deze locatie geschikt is vanwege de kenmerken van de omgeving (bedrijventerrein, A73, weinig omwonenden), dat rekening is gehouden met de omwonenden door verdiepte ligging van het zonnepark en door een haag, en dat hoewel primair wordt ingezet op zonne-energie op gebouwen, daarmee niet direct in alle behoefte kan worden voorzien. Dat komt omdat bestaande daken niet altijd geschikt zijn (door bijvoorbeeld schaduwwerking, door obstakels zoals airco’s op het dak of leidingen, doordat de constructie niet berekend is op de extra ballast van zonne-panelen en doordat de aansluitingen niet altijd kunnen worden gemaakt) en omdat eigenaren van gebouwen niet altijd medewerking willen verlenen. Die medewerking kan niet worden afgedwongen. Dat een deel van deze motivering pas ter zitting is gegeven doet niet aan de aannemelijkheid daarvan af en maakt niet dat de vergunning geweigerd had moeten worden.

9.6.

Deze beroepsgrond slaagt niet.

Aantasting uitzicht

10. Eisers voeren aan het zonnepark het uitzicht vanuit hun woning zodanig aantast dat de vergunning had moeten worden geweigerd. Ze hebben nu zicht op een groot deel van het landbouwperceel waar het zonnepark zou moeten komen en op het daarachter gelegen bos. Als de zonnepanelen er staan zullen ze daar, mede doordat hun woning hoger ligt dan het landbouwperceel, volop zicht op die panelen hebben. Om dat zicht weg te nemen zou een heg van drie meter hoogte nodig zijn, maar die is, aangezien het hier zandgrond betreft, niet binnen een aantal jaren te realiseren.

11. Volgens verweerder bestaat, als gevolg van de gekozen lage opstelling van de zonnepanelen en de landschappelijke inpassing, die erin voorziet dat aan de zijde van de woning van eisers wordt voorzien in een haag van 1,6 meter hoogte, zo goed als geen zicht op het zonnepark. Verweerder verwijst naar de in de ruimtelijke onderbouwing gegeven impressies. Vergunninghoudster heeft ter zitting toegevoegd dat de haag bij aanplant reeds een hoogte heeft van 1 meter.

12. De rechtbank overweegt als volgt.

12.1.

De rechtbank acht het aannemelijk dat eisers vanuit hun woning zicht hebben op het zonnepark. Verweerder heeft echter voldoende aangetoond dat door de hoogte van de zonnepanelen (0,45 m boven het maaiveld) en door de landschappelijke inpassing zoals in de ruimtelijke onderbouwing is beschreven, het zonnepark niet zal leiden tot een onevenredige aantasting van het uitzicht van eisers vanuit hun woning. Het uitzicht verslechtert naar het oordeel van de rechtbank niet in die mate dat verweerder de omgevingsvergunning had moeten weigeren.

12.2.

Deze beroepsgrond slaagt niet. Terzijde merkt de rechtbank nog op dat vergunninghoudster zich ter zitting bereid heeft verklaard over de hoogte van de haag nadere afspraken te maken. Het is aan partijen hieraan desgewenst verder invulling te geven.

Gevolgen voor beschermde diersoorten

13. Eisers voeren aan dat uit de ruimtelijke onderbouwing volgt dat er mitigerende maatregelen ten aanzien van vleermuizen, das en broedvogels moeten worden genomen, maar dat deze maatregelen niet als een voorschrift zijn opgenomen in de omgevingsvergunning. Eisers zijn bovendien van mening dat aan een van de mitigerende maatregelen, te weten het vermijden van (bouw)verlichting niet kan worden voldaan, nu het zonnepanelenpark een grote lamp/verlichting vormt als de zon op de panelen weerkaatst. Volgens eisers is in de onderzoeken die verweerder naar de natuurwaarden heeft laten uitvoeren ten onrechte geen aandacht geschonken aan de patrijs. Volgens eisers dient het relativiteitsbeginsel, gelet op het belang van een juiste besluitvorming, niet aan een beoordeling van deze beroepsgrond in de weg te staan.

14. Verweerder heeft ter zitting erkend dat de mitigerende maatregelen die volgens de ruimtelijke onderbouwing ten aanzien van vleermuizen, de das en broedvogels moeten worden genomen als voorschriften in de vergunning hadden moeten worden opgenomen, maar dat dit niet is gebeurd. Verweerder is echter van mening dat deze beroepsgrond vanwege het relativiteitsbeginsel buiten beschouwing moet blijven. Volgens verweerder hebben eisers namelijk geen belang bij bescherming van de vleermuizen, de das en broedvogels omdat deze diersoorten in de directe omgeving van eisers woning niet voorkomen. Er is dus geen sprake van verwevenheid van de belangen van eisers bij het behoud van een goede kwaliteit van hun directe leefomgeving en het algemene belang dat de Wet natuurbescherming beoogt te beschermen.

15. De rechtbank overweegt als volgt.

15.1.

De rechtbank stelt vast dat in de ruimtelijke onderbouwing ten aanzien van vleermuizen, de das en broedvogels een aantal maatregelen wordt genoemd teneinde deze diersoorten te beschermen en dat in het zienswijzenrapport wordt gesteld dat deze maatregelen in de vergunningvoorschriften zijn geborgd, maar dat die maatregelen niet als vergunningvoorschrift zijn opgenomen. De rechtbank leidt hieruit af dat deze diersoorten kunnen voorkomen op en/of nabij het geplande zonnepark. In de ruimtelijke onderbouwing staat ook dat vleermuizen, de das en broedvogels (in het broedseizoen) binnen de invloedsfeer van de voorgenomen ingreep kunnen voorkomen.

15.2.

Op grond van artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een beroepsgrond vanwege het ontbreken van relativiteit niet tot vernietiging van het bestreden besluit leiden mits het evident is dat de rechtsregel of het rechtsbeginsel waarop eisers zich met die beroepsgrond beroepen niet strekt tot onder meer bescherming van hun belang. De rechtbank acht het in dit geval niet evident dat de bepalingen van de Wet natuurbescherming niet strekken tot de bescherming van eisers nu uit de ruimtelijke onderbouwing en het zienswijzenrapport volgt dat de vleermuizen, de das en broedvogels in (de omgeving van) het projectgebied voorkomen. Het perceel van eisers grenst direct aan het perceel van het zonnepark over vrijwel de volledige lengte van het zonnepark. Uit de stukken behorende bij de omgevingsvergunning(aanvraag), waaronder het ecologisch onderzoek, en uit de voor te schrijven maatregelen blijkt niet dat de betreffende dieren zich niet in de (directe) omgeving van eisers perceel (kunnen) bevinden. Naar het oordeel van de rechtbank moet er dan ook vanuit worden gegaan dat in directe omgeving van eisers perceel en daarmee in hun woon- en leefomgeving zich beschermde diersoorten bevinden. Voor het tegenwerpen van het relativiteitsvereiste is een zekere evidentie nodig en onder de hiervoor weergegeven omstandigheden ziet de rechtbank die niet. Naar het oordeel van de rechtbank staat artikel 8:69a van de Awb daarom in dit geval niet eraan in de weg de beroepsgrond van eisers dat de mitigerende maatregelen als vergunningvoorschrift hadden moeten worden opgenomen in de beoordeling van het bestreden besluit te betrekken.

15.3.

De rechtbank ziet, gelet op de onderbouwing van de omgevingsvergunning en gelet op hetgeen eisers daartegen hebben ingebracht, geen aanleiding voor de conclusie dat de aanwezigheid van de betreffende diersoorten had moeten leiden tot weigering van de omgevingsvergunning, mits de genoemde voorschriften daaraan worden verbonden. Dat (op momenten waarop vleermuizen actief zijn) sprake is van zodanige weerkaatsing van zonlicht dat vleermuizen daardoor verblind worden, is de rechtbank niet gebleken. De patrijs is een broedvogel. Met de mitigerende maatregel ten aanzien van broedvogels is naar het oordeel van de rechtbank voldoende rekening gehouden met de patrijs. De beroepsgrond slaagt in zoverre niet.

15.4.

Verweerder heeft niet ontkend dat de maatregelen als voorschrift in de vergunning hadden moeten worden opgenomen. Nu dat niet is gebeurd, is in het bestreden besluit onvoldoende rekening gehouden met de gevolgen van het bestreden besluit voor de natuurwaarden. Het bestreden besluit is daarom onvoldoende gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt in zoverre. Het beroep is daarom in zoverre gegrond en het bestreden besluit kan voor zover in de omgevingsvergunning ten aanzien van vleermuizen, de das en broedvogels geen mitigerende maatregelen zijn voorgeschreven, niet in stand blijven. Vergunninghouder heeft ter zitting bevestigd zich aan de betreffende voorschriften te conformeren.

15.5.

De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door de mitigerende maatregelen die in de ruimtelijke onderbouwing staan vermeld als voorschriften aan de omgevingsvergunning te verbinden. Het betreft de volgende maatregelen:

“Ten aanzien van vleermuizen:

1. Werkzaamheden overdag uitvoeren tussen een half uur na zonsopkomst en een half uur voor zonsondergang;

2. Het gebruik van (bouw)verlichting dient zoveel mogelijk vermeden te worden. Als dat niet

geheel te voorkomen is, dient gebruik gemaakt te worden van amberkleurige verlichting en

deze dient niet uit te stralen in mogelijke leefgebieden van vleermuizen (bomen, bosranden,

etc.).

Ten aanzien van de das:

Negatieve effecten kunnen voorkomen worden door een hekwerk aan te leggen dat

passeerbaar is voor de das. Dit kan door openingen te creëren in het hekwerk van minimaal

30x30 centimeter, laag boven de grond. De openingen dienen om de 100 meter aangebracht

te worden aan alle zijden van het perceel.

Ten aanzien van broedvogels:

Ten aanzien van vogels waarvan de nesten beschermd zijn gedurende het broedseizoen:

1. De werkzaamheden worden uitgevoerd buiten het broedseizoen (globaal maart t/m juli);

2. Indien het niet mogelijk is buiten het broedseizoen te werken, worden mitigerende maatregelen getroffen. Dit kan door het terrein vóór aanvang van het broedseizoen ongeschikt te maken voor broedvogels door het rooien van bomen en struiken en het zeer kort houden van overige vegetaties, door het plaatsen van visuele verstoring of door dagelijkse betreding van de ingreeplocatie. Dergelijke maatregelen dienen uitsluitend om vestiging van broedvogels tegen te gaan, niet voor het bestrijden van al aanwezige broedgevallen. Op deze wijze wordt voorkomen dat broedvogels gaan broeden op de ingreeplocatie, waarna werkzaamheden ook in het broedseizoen kunnen plaatsvinden.”

Overige beroepsgronden (aansluiting elektriciteitsnet en bodemverontreiniging)

16. Eisers hebben tot slot gronden aangevoerd over de beschikbaarheid van een aansluiting op het elektriciteitsnet (een voorwaarde volgens het KODE) en over mogelijke bodemverontreiniging als gevolg van uitloging van metalen.

17. Verweerder heeft verwezen naar de ruimtelijke onderbouwing over deze aspecten.

18. De rechtbank overweegt als volgt.

18.1.

Volgens de ruimtelijke onderbouwing bevindt zich binnen 25 meter van de grens van het zonnepark een aansluitstation dat geschikt is voor een project van ongeveer 5 ha en heeft netbeheerder Enexis voor het onderhavige project een transportindicatie afgegeven (als bijlage bij de ruimtelijke onderbouwing gevoegd).

18.2.

Over het gevaar van uitloging van metalen wordt in de ruimtelijke onderbouwing aangegeven dat de zonnepanelen niet op metalen constructies worden geplaatst, zodat er geen metaalbelasting van de bodem optreedt.

18.3.

Hetgeen eisers hebben aangevoerd biedt geen aanknopingspunten om aan de juistheid van voormelde informatie in de ruimtelijke onderbouwing te twijfelen. Eisers hebben die niet gemotiveerd betwist.

18.4.

De gronden over de aansluitmogelijkheden op het elektriciteitsnet en het risico op uitloging van metalen slagen niet.

Conclusie

19. Gelet op hetgeen onder 15.4 is overwogen, is het beroep gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd voor zover daarin verzuimd is aan de omgevingsvergunning de onder 15.5 genoemde voorschriften te verbinden. De rechtbank voorziet zelf in de zaak door deze voorschriften alsnog aan de omgevingsvergunning te verbinden. Daarmee zijn de mitigerende maatregelen juridisch geborgd, maar voor het overige krijgen eisers geen gelijk omdat hun andere beroepsgronden niet slagen.

20. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.

21. De rechtbank veroordeelt verweerder om die reden ook in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:

  • -

    verklaart het beroep gegrond;

  • -

    vernietigt het bestreden besluit voor zover is nagelaten daarbij aan de omgevingsvergunning mitigerende maatregelen ten aanzien van vleermuizen, de das en broedvogels als voorschriften te verbinden;

  • -

    bepaalt dat de onder 15.5 opgenomen mitigerende maatregelen als voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden;

  • -

    draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eisers te vergoeden;

  • -

    veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.518,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Snijders, rechter, in aanwezigheid van

mr. A.G.P.M. Zweipfenning, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2022

rechter

De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.

Afschrift verzonden aan partijen op: 11 juli 2022

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.