Inleiding
Met het besluit van 9 januari 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder beslist op het verzoek van eiser om openbaarmaking van informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Met het besluit van 23 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft de gerechtsdeurwaarder het besluit van 9 januari 2020 in stand gelaten.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De gerechtsdeurwaarder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft partijen schriftelijk meegedeeld dat zij het niet nodig vindt een zitting te houden en hen in de gelegenheid gesteld haar te laten weten of zij op een zitting willen worden gehoord. Partijen hebben van de gelegenheid geen gebruik gemaakt. De griffier heeft partijen schriftelijk meegedeeld dat de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.
Overwegingen
1. Eiser heeft aan LAVG gevraagd om hem aan de hand van documenten te informeren over hoeveel beslagleggingen hebben plaatsgevonden sinds de invoering van de Zorgwet (de rechtbank leest: de Zorgverzekeringswet), om welke bedragen het gaat en hoe de akte van cessie tussen LAVG en AnderZorg is getekend. De gerechtsdeurwaarder heeft het openbaarmakingsverzoek in behandeling genomen en afgewezen omdat de Wob er niet op van toepassing is. De gerechtsdeurwaarder stelt zich op het standpunt dat LAVG geen bestuursorgaan is en dat de aan LAGV verbonden gerechtsdeurwaarders dat ook niet zijn voor zover het verzoek gaat over de akte van cessie. Voor zover het verzoek gaat over gelegde beslagen neemt hij het standpunt in dat de gerechtsdeurwaarders wel bestuursorganen zijn, maar dat het verzoek geen betrekking heeft op een bestuurlijke aangelegenheid. Kennelijk heeft de gerechtsdeurwaarder het openbaarmakingsverzoek opgevat als een verzoek gericht aan het bestuursorgaan gerechtsdeurwaarder.
2. Met het bestreden besluit heeft de gerechtsdeurwaarder de afwijzing van het openbaarmakingsverzoek na heroverweging van de afwijzing van het verzoek in stand gelaten. De gerechtsdeurwaarder blijft erbij dat de Wob niet op het verzoek van toepassing is omdat oftewel geen sprake is van een bestuursorgaan oftewel geen sprake is van een bestuurlijke aangelegenheid.
3. Eiser voert in het voorliggende beroep, zoals de rechtbank het beroep begrijpt, de volgende beroepsgronden aan. 1) De gerechtsdeurwaarder heeft ten onrechte geen toepassing gegeven aan de Wob. De gerechtsdeurwaarder had toepassing moeten geven aan de Wob, omdat een gerechtsdeurwaarder een bestuursorgaan is. 2) De gerechtsdeurwaarder mag openbaarmaking van documenten alleen weigeren op een grond in de artikelen 10 en 11 van de Wob. Omdat de gerechtsdeurwaarder dat niet heeft gedaan, kan het bestreden besluit niet in stand blijven. 3) De akte van cessie berust ook bij de gerechtsdeurwaarder, omdat de gerechtsdeurwaarder en het incassobureau (de rechtbank leest: LAVG) één organisatie zijn, zodat de gerechtsdeurwaarder de akte van cessie openbaar had moeten maken.
De beoordeling van het beroep
4. De rechtbank moet aan de hand van de beroepsgronden beoordelen of de gerechtsdeurwaarder terecht bij de afwijzing van het openbaarmakingsverzoek van eiser is gebleven. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is en zal daarom concluderen dat het beroep ongegrond is en het beroep ongegrond verklaren. Zij legt hierna per beroepsgrond uit waarom de grond niet slaagt.
5. De gerechtsdeurwaarder is een bestuursorgaan voor zover hij ambtshandelingen uitvoert, als bedoeld in artikel 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet. De rechtbank verwijst naar haar uitspraak van 24 december 2019 waarin zij eerder tot dit oordeel is gekomen en naar de bij partijen bekende uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
7 januari 2017 die dezelfde uitkomst heeft.1 In dit geval betekent dit concreet dat de gerechtsdeurwaarder een bestuursorgaan is voor zover hij beslagen legt en werkzaamheden verricht die daarmee te maken hebben en dat hij dat niet is voor zover het gaat om de akte van cessie.
De Wob is alleen van toepassing op bestuursorganen. Dat staat in artikel 1a van de Wob. De gerechtsdeurwaarder heeft daarom geen toepassing moeten geven aan de Wob voor zover het openbaarmakingsverzoek gaat over de akte van cessie. De akte van cessie valt namelijk buiten het bereik van de Wob. Zoals gezegd is de gerechtsdeurwaarder wat dat betreft geen bestuursorgaan en de Wob daarom daarop niet van toepassing. De Wob kan alleen van toepassing zijn op het openbaarmakingsverzoek van eiser voor zover het gaat over gelegde beslagen.
5.1
De Wob is echter pas van toepassing op het openbaarmakingsverzoek van eiser voor zover het gaat over gelegde beslagen als ook aan het vereiste in artikel 3, eerste lid, van de Wob is voldaan, te weten dat het verzoek over een bestuurlijke aangelegenheid gaat. De gerechtsdeurwaarder stelt zich terecht op het standpunt dat dit niet het geval is. De Wob beoogt een goede en democratische bestuursvoering te bevorderen. Hieruit volgt dat een openbaarmakingsverzoek voor toepassing van de Wob over een aangelegenheid moet gaan die van bestuurlijke aard is en dus betrekking heeft op het beleid van een bestuursorgaan, daaronder begrepen de voorbereiding en uitvoering daarvan. Het verzoek van eiser gaat daar niet over. Executoriale beslagen waar het eiser volgens zijn bezwaarschrift specifiek om gaat, worden uitsluitend gelegd op basis van een executoriale titel die een gerechtsdeurwaarder van een executant heeft gekregen. Een gerechtsdeurwaarder bepaalt de hoeveelheid beslagen die hij legt en de bedragen waarover de beslagen gaan dus niet zelf, zodat informatie over de hoeveel gelegde beslagen sinds de inwerkingtreding van de Zorgverzekeringswet en de bedragen waarop de beslagen zien, zoals door eiser gevraagd, niet gaat over een bestuursaangelegenheid. Eiser heeft dit niet bestreden en niet toegelicht waarom het wel om beleid zou gaan. De gerechtsdeurwaarder heeft daarom ook geen toepassing moeten geven aan de Wob voor zover het openbaarmakingsverzoek van eiser gaat over gelegde beslagen.
6. De rechtbank is verder met eiser eens dat als de Wob van toepassing is, openbaarmaking van documenten alleen mag worden geweigerd op een grond in de artikelen 10 en 11 van de Wob. Op het openbaarmakingsverzoek van eiser is de Wob echter niet van toepassing, zoals de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld, zodat de gerechtsdeurwaarder niet heeft hoeven te beoordelen of een grond in de artikelen 10 en 11 van de Wob aan openbaarmaking van documenten in de weg staat. Er is daarom geen reden te oordelen dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven, omdat de gerechtsdeurwaarder openbaarmaking van documenten niet heeft geweigerd op een grond in de artikelen 10 en
11 van de Wob.
7. Zoals de rechtbank hiervoor ook al heeft geoordeeld, is de gerechtsdeurwaarder geen bestuursorgaan als het gaat om de akte van cessie. Al zou de akte bestaan en bij de gerechtsdeurwaarder berusten, dan nog hoeft de gerechtsdeurwaarder deze akte op grond van de Wob niet openbaar te maken, omdat de Wob, zoals al gezegd, alleen van toepassing is op bestuursorganen en dat is de gerechtsdeurwaarder niet als het gaat om de akte van cessie.
8. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. Sprakel, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.W.C.M. Frings, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2022
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op: 17 augustus 2022