beslissing
RECHTBANK LIMBURG
Zaaknummer: C/03/314894 / HA RK 23-38
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
In de procedures met zaaknummer: 03/311596, 03/311594, 03/311592; 03/311587, 03/311590, 03/311588, 03/311591, 03/311585, 03/309383, 03/309384, 03/309376, 03/309382.
1 [verzoeker 1] ,
2. [verzoeker 2] en [verzoeker 3],
3. [verzoeker 4],
4. [verzoeker 5],
5. [verzoeker 6] en [verzoeker 7],
6. [verzoeker 8],
7. [verzoeker 9] en [verzoeker 10],
8. [verzoeker 11],
9. [verzoeker 12]
in hoedanigheid van derde ex artikel 20 Ow voor [naam],
10. [verzoeker 13] en [verzoeker 14],
11. [verzoeker 15],
12. [verzoeker 16] en [verzoeker 17],
verzoekers,
advocaten: mr. J.W.M. Hagelaars en mr. I.S. Termaat, te Nijmegen,
dat strekt tot wraking van mr. R. Kluin, rechter in de rechtbank Limburg, hierna de rechter.
1 De procedure
Namens verzoekers is op 6 maart 2023 een verzoek tot wraking van de rechter ingediend in de civielrechtelijke procedure met de hiervoor genoemde zaaknummers over schadevergoeding voor onteigening tussen de gemeente Venlo als eiseres en verzoekers als gedaagden.
De rechter heeft op 9 maart 2023 schriftelijk op het verzoek tot wraking gereageerd. In zijn reactie heeft de rechter aangegeven dat hij ter zitting zal verschijnen.
De behandeling van het verzoek tot wraking heeft plaatsgevonden ter zitting van de wrakingskamer op 17 april 2023, waar van verzoekers onder anderen [verzoeker 9] , [verzoeker 13] , [verzoeker 4] , [verzoeker 3] , [verzoeker 15] , [verzoeker 16] en [verzoeker 17] en namens verzoekers mrs. Hagelaars en Termaat zijn verschenen. De rechter is ook verschenen.
De uitspraakdatum is bepaald op heden.
2 De gronden van het verzoek
Verzoekers stellen zich op het standpunt dat is gebleken van vooringenomenheid, of in ieder geval de objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid, van de rechter. Daarbij speelt enerzijds het verloop van de procedure tot 20 februari 2023 een rol en anderzijds het feit dat de rechter in afwijking van het procesreglement en - hoewel daarom uitdrukkelijk verzocht is - tot twee keer toe (op 20 respectievelijk 23 februari 2023) ongemotiveerd een gerechtvaardigd verzoek om uitstel heeft afgewezen. Deze beslissing en de weigering om die te motiveren zijn zodanig onbegrijpelijk dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven.
3 Het standpunt van de rechter
De rechter geeft aan dat de afwijzing van het tweede verzoek om uitstel berust op een fout zijnerzijds. Dit tweede verzoek om uitstel was eenstemmig en had om die reden toegewezen moeten worden. Toen hij deze fout de volgende dag constateerde heeft hij dit meteen gecorrigeerd door het uitstel alsnog te verlenen en dit aan de griffie te berichten. De griffie heeft dit diezelfde ochtend in het roljournaal verwerkt (vrijdag 24 februari 2023). Op maandag 27 februari 2023 is het wrakingsverzoek binnengekomen. Vervolgens heeft de griffie contact opgenomen met mr. Hagelaars die mededeelde dat het op vrijdag alsnog door de rechter toestaan van uitstel geen reden vormde het wrakingsverzoek in te trekken.
Verder merkt de rechter op dat het geldende procesrecht geen motiveringsverplichting kent voor dit soort rolbeschikkingen. De grote hoeveelheden rolbeschikkingen maken dat hij, alleen in bijzondere situaties, wat onderhavig geval niet is, deze motiveert. In onderhavige situatie is sprake van toepassing van de hoofdregel en daarmee niet van een bijzondere situatie.
4 De beoordeling
Juridisch kader
Op grond van artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een rechter die een zaak behandelt worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Het verzoek wordt ingevolge artikel 37 Rv gedaan zodra feiten of omstandigheden aan verzoekers bekend zijn geworden. In het derde lid van dit artikel is bepaald dat alle feiten of omstandigheden tegelijk moeten worden voorgedragen.
Daarbij heeft als uitgangspunt te gelden dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter ten opzichte van een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van een verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend; de vrees voor partijdigheid moet objectief gerechtvaardigd zijn.
Tijdigheid
De wrakingskamer merkt ten eerste op dat voor zover in het verzoek tot wraking wordt gedoeld op feiten die het verloop van de procedure tot 20 februari 2023 betreffen, de wrakingskamer deze buiten beoordeling zal laten, omdat het verzoek op dit onderdeel tardief is. Verzoekers hadden onmiddellijk na het bekend worden van deze door hen geconstateerde feiten een verzoek tot wraking moeten indienen.
Inhoudelijke beoordeling
Uit het wrakingsverzoek en de toelichting daarop tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek ter zitting begrijpt de wrakingskamer dat de aanleiding voor het indienen van het wrakingsverzoek is gelegen in de (ongemotiveerde) afwijzing van het eenstemmig verzoek om uitstel op donderdag 23 februari 2023. Dit terwijl een eerste eenstemmig verzoek krachtens het rolreglement civiel moet worden ingewilligd.
De afwijzing van het uitstelverzoek is een procesbeslissing. De vraag of een procesbeslissing al dan niet juist is, staat niet ter beoordeling in de wrakingsprocedure. De reden daarvoor is dat het instrument van wraking niet is bedoeld om aan te wenden als rechtsmiddel tegen de inhoud van procesbeslissingen. Zulke procesbeslissingen kunnen alleen leiden tot inwilliging van een wrakingsverzoek, als deze beslissingen op zich, of in onderlinge samenhang bezien, of bezien in samenhang met het verdere optreden van de rechter, een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat daaruit blijkt van partijdigheid van de rechter die de betrokken beslissing of beslissingen heeft genomen.
Wat verzoekers naar voren hebben gebracht, biedt ook in het licht van de daarop door de rechter gegeven reactie waaruit blijkt dat de afwijzing van het (tweede) uitstelverzoek berustte op een fout zijnerzijds, die meteen na ontdekking is gecorrigeerd, geen grond voor het oordeel dat een dergelijke situatie zich in dit geval voordoet. Niet is gebleken dat met deze procesbeslissing op enigerlei wijze is vooruitgelopen op de inhoudelijke beoordeling van de zaken en de te maken beoordeling daarvan door de rechter.
De wrakingskamer merkt op dat duidelijk is geworden dat een en ander in de communicatie met de advocaten van verzoekers niet vlekkeloos is verlopen. Het terugdraaien van de foute beslissing heeft enkel plaatsgevonden door verwerking in het roljournaal. Verzuimd is een telefoontje te plegen of een mailtje naar de advocaten te sturen. Dit klemt te meer nu de verwerking in het roljournaal niet op een roldag plaatsvond en de advocaten er niet alert op hadden hoeven te zijn, tussentijds het roljournaal te raadplegen.
Pas op maandag, na het insturen van het wrakingsverzoek, zijn de advocaten telefonisch geïnformeerd is over het alsnog verlenen van het uitstel.
De wrakingskamer is van oordeel dat deze ongelukkige handelwijze rond het gebrekkig informeren van de advocaten geen reden is om de schijn van partijdigheid aan te nemen, laat staan dat er sprake is van een objectief gerechtvaardigde aanwijzing voor partijdigheid. Het enkel corrigeren van de fout in het roljournaal zonder het direct informeren van de advocaat van verzoekers is mogelijk klachtwaardig maar er is geen sprake van vooringenomenheid.
Het verzoek is daarom ongegrond.
5 De beslissing
De wrakingskamer:
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.B.T.G. Steeghs, mr. M.J.A.G. van Baal en mr. R.M.M. Kleijkers, bijgestaan door mr. M.J.W.D. Janssen en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2023.1
Mr. Steeghs en mr. Kleijkers zijn buiten staat de beslissing te ondertekenen.