3.1.
Eiser is woonachtig aan de [adres] in Urmond. Schuin tegenover de woning van eiser staat de Terpkerk, met een open kerktoren. De Terpkerk is in 1957 ontheven van haar kerkelijke bestemming. Sinds 1956 is een andere kerk, namelijk de H. Martinuskerk, in gebruik genomen als de parochiekerk van Urmond.
3.2.
Derde-partij heeft de Terpkerk in 1975 van het Bisdom Roermond (hierna: het Bisdom) gekocht en gerenoveerd. Zij onderhoudt de kerk en exploiteert de kerk tegenwoordig als expositieruimte. De kerkklokken zijn eigendom gebleven van het Bisdom; derde-partij heeft deze in bruikleen gekregen. Derde-partij slaat deze klokken sinds enige tijd elke dag om 07:00 uur, 12:00 uur en 18:00 uur op de manier waarop het Angelus gebed wordt aangekondigd. De klokken slaan daarbij 55 keer onregelmatig. Derde-partij doet dat met de grote klokken, aangezien de kleinere klok (het Angelusklokje) tijdens de oorlog is gestolen en nimmer is teruggevonden of vervangen.
3.3.
Eiser heeft het college, nadat het niet was gelukt om met derde-partij afspraken te maken, gevraagd om handhavend op te treden tegen het slaan van de klokken om 07:00 uur. Eiser heeft gezondheidsproblemen en stelt mede gelet daarop overlast van de klokken in de ochtend te ondervinden.
Wat is het toetsingskader?
4. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
5. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de Terpkerk een inrichting type A of type B is, als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit). Voor installaties en toestellen in een inrichting type A of type B (in dit geval: de klokken van de kerk) gelden volgens het Activiteitenbesluit maximaal toegestane geluidsniveaus, om geluidhinder te voorkomen.1 Daar zijn wel een aantal uitzonderingen op.2 Een van die uitzonderingen is het geluid ten behoeve van het oproepen tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging. Dit geluid wordt bij het vaststellen van het geluidsniveau buiten beschouwing gelaten.3
De standpunten van partijen
6. Het college heeft zich in de beslissing op bezwaar, onder overneming van het advies van de bezwaaradviescommissie, op het standpunt gesteld dat er sprake is van het slaan van klokken ten behoeve van het oproepen tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging. Het slaan van het Angelus dient namelijk als oproep tot het bidden van het Angelus, zoals dit al decennialang gebeurt. Dat betekent dat er niet op grond van het Activiteitenbesluit kan worden gehandhaafd. Verder stelt het college dat er geen sprake is van excessief klokgelui en dat het college daaraan geen beperkingen kan stellen zonder in strijd te komen met de vrijheid van godsdienst van artikel 6 van de Grondwet.
7. Eiser voert aan dat het slaan van de klokken niet oproept tot het Angelus gebed, omdat de klokken worden geslagen door derde-partij. Zij is geen kerkelijk genootschap, heeft geen religieuze doelstelling en slaat alleen de klokken op deze manier uit traditie, niet wegens geloofsuiting. Het college heeft volgens eiser daarom ten onrechte het standpunt ingenomen dat het slaan van de klokken een religieuze functie heeft en dat het daarom niet kan worden beperkt. Voor zover het klokgelui wel een religieuze functie heeft, vindt eiser het nog steeds excessief gelet op onder meer het vroege tijdstip en de duur en onregelmatigheid van het luiden. Ook in dat geval zou het college het klokgelui moeten reguleren, aldus eiser.
Is het klokgelui ten behoeve van het oproepen tot het belijden van een godsdienst of levensovertuiging?
8. De rechtbank is van oordeel dat derde-partij de klokken niet slaat ten behoeve van het oproepen tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat derde-partij geen religieuze doelstelling heeft. Derde-partij heeft als doel de in Urmond aanwezige monumenten te behoeden voor verval en ondergang, en mede door het bevorderen van een passende bestemming daarvoor, in stand te houden. Van een belang bij of intentie tot het oproepen van bewoners van Urmond tot het bidden van het Angelus is de rechtbank in het geheel niet gebleken. Ter zitting heeft derde-partij desgevraagd ook bevestigd dat de zij geen religieuze doelstelling heeft, maar wel een traditie in ere wil houden nu uit een enquête is gebleken dat de bewoners van Urmond dat ook graag zouden willen. Dat sluit aan bij hetgeen in de diverse stukken in het dossier wordt vermeld en door derde-partij ter zitting is verteld. Namelijk dat er sprake is van een kenmerkend dorpsgeluid, dat in het verleden ook tot doel had om te dienen als morgenklok voor diegenen die zelf geen klok of horloge hadden, en dat derde-partij wil behouden. Het enkele gegeven dat het in dit geval gaat om een katholieke traditie maakt naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat hier sprake is van een oproep tot het belijden van een godsdienst. Daarvoor is de intentie van derde-partij doorslaggevend, en die is daarop niet gericht. Dat heeft het college miskend.
8.1.
Het college heeft ter zitting benadrukt dat zij het gegeven dat het Bisdom volgens de koopovereenkomst van de Terpkerk nog altijd de eigenaar is van de klokken, doorslaggevend heeft geacht bij de vraag of het klokgelui een religieuze functie heeft. De rechtbank volgt het college daarin niet. Het is niet gesteld of gebleken dat derde-partij de klokken uit naam van het Bisdom slaat, of dat het Bisdom daar anderszins opdracht toe heeft gegeven of dat met derde-partij is overeengekomen. Derde-partij heeft ook benadrukt dat zij (zelf) heeft besloten om de klokken te luiden, omdat uit een enquête bleek dat de bewoners van Urmond dat graag zouden willen. Dat de klokken eigendom zijn van het Bisdom maakt niet dat het slaan van de klokken door derde-partij gebeurt ten behoeve van de oproep tot het belijden van een godsdienst of levensovertuiging.
8.2.
Gelet op het voorgaande heeft het college ten onrechte het standpunt ingenomen dat er bij een overschrijding van de in het Activiteitenbesluit opgenomen geluidsnormen niet kan worden gehandhaafd. Deze normen zijn op het klokgelui door derde-partij van toepassing, nu vaststaat dat het klokgelui geen religieuze functie heeft. De beslissing op bezwaar is daarmee onzorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd.4 Het beroep is reeds daarom gegrond en de beslissing op bezwaar zal worden vernietigd. Dit brengt met zich mee dat aan de beoordeling van de andere beroepsgronden van eiser niet wordt toegekomen.
Is de redelijke termijn overschreden?
9. Eiser heeft de rechtbank verzocht om schadevergoeding omdat de rechtbank volgens hem te lang heeft gedaan over de behandeling van zijn zaak. Volgens hem heeft de rechtbank de redelijke termijn als benoemd in artikel 6 van het EVRM5 overschreden.
9.1.
Of de redelijke termijn is overschreden, moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Daarbij zijn van betekenis de ingewikkeldheid van de zaak, de wijze waarop de zaak door het bestuursorgaan en de rechter is behandeld en het processuele gedrag van partijen gedurende de gehele rechtsgang. De behandeling van zaken als deze, waarin van een bezwaar- en beroepsprocedure sprake is, mag maximaal twee jaar in beslag nemen, waarbij de behandeling van het bezwaar ten hoogste een half jaar en de behandeling van het beroep ten hoogste anderhalf jaar mag duren. De omstandigheden van het geval kunnen aanleiding geven een langere behandelduur te rechtvaardigen.
9.2.
In beginsel is een vergoeding van immateriële schade gepast van € 500,- per half jaar of gedeelte daarvan, waarmee de redelijke termijn is overschreden. De te beoordelen periode vangt aan met de datum waarop het bezwaarschrift is ontvangen (in dit geval 10 september 2021) en loopt door tot de datum waarop de rechtbank uitspraak heeft gedaan. De rechtbank stelt vast dat vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift tot aan de datum van deze uitspraak meer dan twee jaar zijn verstreken. Noch in de zaak zelf, noch in de opstelling van eiser heeft de rechtbank aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat in dit geval de totale lengte van de procedure in eerste aanleg meer dan twee jaren zou mogen bedragen. Dit brengt met zich dat de redelijke termijn met afgerond twee maanden is overschreden. Daarmee correspondeert een vergoeding van immateriële schade van € 500,00. Van dit tijdsverloop heeft de behandeling van het bezwaar door het college minder dan zes maanden geduurd. De overschrijding van de redelijke termijn heeft daarmee geheel plaatsgevonden in de beroepsfase. De Staat der Nederlanden (Minister van Justitie en Veiligheid) dient daarom de schadevergoeding van € 500,- aan eiser te betalen.