Beschikking van 30 mei 2024 van de rechtbank Limburg op het verzoek van de officier van justitie om een zorgmachtiging zoals bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz),
ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
wonend te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. H.C. Ingelse, kantoorhoudend te Maastricht.
1 Procesverloop
1.1.
Het verzoekschrift is ontvangen ter griffie van deze rechtbank op 23 april 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
-
het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 maart 2024;
-
het zorgplan d.d. 5 april 2024;
-
de zorgkaart d.d. 5 april 2024;
-
de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door psychiater [naam psychiater] , d.d. 18 april 2024;
-
de bevindingen van de geneesheer-directeur d.d. 19 april 2024;
-
de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz en de Wvggz.
1.2.
De mondelinge behandeling zou aanvankelijk plaatsvinden op 14 mei 2024 op het woonadres van betrokkene. Nu betrokkene uitdrukkelijk niet thuis gehoord wenste te worden maar in het rechtsgebouw van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, heeft de rechtbank op zijn uitdrukkelijk verzoek de verdere behandeling van het verzoekschrift van de officier van justitie en iedere beslissing op het verzoek aangehouden tot de verdere mondelinge behandeling van 27 mei 2024.
1.3.
Deze voortgezette mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 27 mei 2024 in het gerechtsgebouw van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht. De rechtbank heeft daar toen de volgende personen gehoord:
-
betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat mr. H.C. Ingelse;
-
de heer [naam verpleegkundig specialist] , verpleegkundig specialist.
1.4.
De officier van justitie is niet ter zitting verschenen.
2 Beoordeling
2.1.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank ten aanzien van betrokkene een zorgmachtiging aansluitend op een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van maximaal twaalf maanden.
2.2.
Op grond van artikel 5:17 Wvggz in samenhang gelezen met het bepaalde in artikel 6:4 Wvggz verleent de rechter een zorgmachtiging indien naar zijn oordeel is voldaan aan de criteria voor verplichte zorg, bedoeld in artikel 3:3 Wvggz en het doel van verplichte zorg, bedoeld in artikel 3:4 Wvggz, onderdelen b tot en met e. De rechter neemt hierbij de algemene uitgangspunten van artikel 2:1 Wvggz in acht.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis zoals nader omschreven in de medische verklaring.
2.4.
Het gedrag van betrokkene als gevolg van deze stoornis leidt tot ernstig nadeel zoals bedoeld in artikel 1:1 lid 2 Wvggz en zoals eveneens nader omschreven in de medische verklaring en het verzoekschrift.
2.5.
Om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, heeft betrokkene zorg nodig.
2.6.
De advocaat heeft namens betrokkene verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Hij heeft daartoe gesteld dat bij beschikking van 30 oktober 2023 deze rechtbank een zorgmachtiging heeft verleend voor de duur van maximaal zes maanden, aldus tot en met uiterlijk 30 april 2024. Het onderhavige verzoek om een zorgmachtiging aansluitend op een zorgmachtiging is ingediend op 23 april 2024. De officier van justitie zou daarbij hebben verzuimd om het verzoek tijdig in te dienen. Nu de rechtbank heeft verzuimd om op overeenkomstig artikel 6:2 lid 1 sub a tijdig op het verzoek te beslissen is – met inachtneming van het voorgaande – de geldigheidsduur van de voorgaande zorgmachtiging verstreken waardoor er thans geen zorgmachtiging aansluitend op een zorgmachtiging zou kunnen worden verleend. De wet biedt geen mogelijkheid om het onderhavige verzoek aan te merken als een verzoek om een (reguliere) zorgmachtiging voor de duur van zes maanden.
Verder zou uit stukken die zijn ingediend in het kader van een procedure voor de aanvraag van een mentorschap over betrokkene blijken, dat de behandelaar betrokkene ‘(verminderd) wilsbekwaam’ acht. Nu het woord ‘verminderd’ in die stukken tussen haakjes is vermeld, staat de wilsonbekwaamheid van betrokkene dan ook ten aanzien van het onderhavige verzoek niet langer vast. Het voorgaande betekent dat ervan uit moet worden gegaan dat betrokkene niet wilsonbekwaam is en dat rekening gehouden zal moeten worden met zijn wensen en dat die gehonoreerd zullen moeten worden, indien er geen sprake is van acuut levensgevaar voor betrokkene zelf of voor anderen. Niet gesteld, noch gebleken is dat er op dit moment sprake is van een aanzienlijk risico op levensgevaar voor betrokkene zelf of voor anderen. Betrokkene ervaart zowel de zorgmachtiging als een eventueel mentorschap als beperkend en is van mening hierdoor juist zieker te worden. Bovendien aanvaardt
betrokkene de medicatie en zal hij dit ook blijven doen als er geen sprake zou zijn van een zorgmachtiging.
2.7.
De rechtbank overweegt daarover als volgt. De officier van justitie heeft het onderhavige verzoek conform artikel 6:6 lid 2 Wvggz ingediend voordat de geldigheidsduur van de op 30 oktober 2023 afgegeven zorgmachtiging was verstreken. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek aanvankelijk bepaald bij betrokkene thuis op
14 mei 2024. De rechtbank heeft het verzoek derhalve tijdig in behandeling genomen. Op
14 mei 2024 heeft de rechtbank, die zich ter plaatse bij de woning van betrokkene had vervoegd, op uitdrukkelijk verzoek van betrokkene en diens advocaat iedere beslissing op het verzoek vervolgens aangehouden, omdat betrokkene naar zijn zeggen niet in zijn eigen woning op het verzoek wilde worden gehoord, maar alleen in het gerechtsgebouw van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht. Op uitdrukkelijk verzoek van betrokkene en diens advocaat heeft de rechtbank iedere beslissing op het verzoek vervolgens aangehouden tot de zitting van 27 mei 2024 in het gerechtsgebouw, locatie Maastricht. Betrokkene, die al op grond van het zorgplan, dat reeds op 5 april 2024 is opgesteld en ondertekend, wist dat om een nieuwe zorgmachtiging zou worden verzocht, is hierdoor niet in zijn belangen geschaad door termijnoverschrijding.
Ten slotte volgt de rechtbank de advocaat niet in zijn standpunt dat betrokkene onder de gegeven omstandigheden wilsbekwaam zou dienen te worden geacht. De advocaat heeft weliswaar ter zitting een passage uit enig stuk, kennelijk ten behoeve van een andere procedure voor de aanvraag van een mentorschap over betrokkene, getoond (en niet overgelegd) waaruit zou moeten blijken dat betrokkene wilsbekwaam, althans verminderd wilsbekwaam zou moeten worden geacht, maar onduidelijk is om wat voor stuk het daarbij gaat en van wie deze – handgeschreven – mededeling op dat stuk afkomstig is. Uit de medische verklaring volgt evenwel dat de onafhankelijke psychiater heeft geconcludeerd dat betrokkene niet wilsbekwaam wordt geacht. De rechtbank ziet – gelet op hetgeen hiervoor reeds is overwogen – geen aanleiding te twijfelen aan het deskundig oordeel van de onafhankelijke psychiater in dit opzicht. Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank het verweer van de advocaat zal passeren en zal overgaan tot een verdere inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
2.8.
De rechtbank ziet in de gegeven omstandigheden geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid. Tijdens de behandeling ter zitting is immers onweersproken naar voren gebracht dat er al jaren sprake is van een patroon waarbij betrokkene enerzijds vraagt om (praktische) hulp en anderzijds met rust gelaten wil worden en zo min mogelijk betrokkenheid en bemoeienis van hulpverlening wenst. Vanwege ontbrekend ziektebesef en -inzicht vindt betrokkene medicamenteuze behandeling bovendien niet noodzakelijk en heeft hij zijn medicatie de afgelopen periode slechts in wisselende mate ingenomen. De rechtbank heeft dan ook onvoldoende aanleiding te veronderstellen dat betrokkene in een vrijwillig kader zijn medewerking zal (blijven) verlenen aan noodzakelijke hulpverlening.
2.9.
Het voorgaande leidt ertoe dat verplichte zorg noodzakelijk is. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op het advies van de geneesheer-directeur en bestaan uit:
-
het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis,
-
het beperken van de bewegingsvrijheid;
-
het onderzoek aan kleding of lichaam;
-
onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
-
het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
-
het opnemen in een accommodatie.
2.10.
Er is geen minder bezwarend alternatief dat hetzelfde beoogde effect heeft.
2.11.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.12.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg. De rechtbank zal daarom een zorgmachtiging aansluitend op een zorgmachtiging verlenen voor de duur van maximaal twaalf maanden tot en met uiterlijk 30 mei 2025.
3 Beslissing
De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973, inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
-
het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis,
-
het beperken van de bewegingsvrijheid;
-
het onderzoek aan kleding of lichaam;
-
onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
-
het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
-
het opnemen in een accommodatie;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt voor de duur van maximaal twaalf maanden tot en met uiterlijk 30 mei 2025.
Deze beschikking is op 30 mei 2024 door mr. R.H.A.M. Beaumont, rechter, in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. Meuris, griffier.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: