3.3
Het oordeel van de rechtbank
3
Bevindingen ter plekke en medische informatie
Verbalisant [naam 7] relateerde – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:4
Op 5 september 2021 omstreeks 15:45 uur kwam ik aan op de Broekstraat te Herten, binnen de gemeente Roermond, naar aanleiding van een aanvaring tussen twee speedboten op het water. Omstreeks 15:50 uur zag ik dat bij een steiger, aan de oever van de Oolderplas, een boot van de reddingbrigade Roermond aanmeerde. Ik zag dat op deze boot een zwaar gewonde vrouw lag. Ik hoorde dat een medewerker van de reddingbrigade zei dat de locatie van het ongeval op het water de monding Maas-Oolderplas betrof. Verder hoorde ik dat een medewerker van de reddingsbrigade zei dat op een eiland, nabij de plaats van het ongeval, een mannelijk slachtoffer van de aanvaring met de trauma helikopter naar het MUMC+ te Maastricht was overgebracht.
Slachtoffer: [slachtoffer 2]
Slachtoffer: [slachtoffer 1]
Na de aanvaring op 5 september 2021 is [slachtoffer 1] naar het MUMC+ ziekenhuis te Maastricht overgebracht waar de medische behandeling werd gestart. Om 23.04 uur constateerde de arts dat hij is overleden. Uit het schouwverslag blijkt dat hij op niet natuurlijke wijze is overleden aan de gevolgen van een hoog energetisch trauma (ongeluk bij varen) met uitgebreide letsels, waaronder fataal hersenletsel en multipele fracturen.5
Uit de medische informatie over [slachtoffer 2] blijkt dat er naar aanleiding van het ongeval op 5 september 2021 bij haar is geconstateerd dat er sprake is van een persisterend verlaagd bewustzijn bij ernstig traumatisch hersenletsel en dat zij volledig zorgafhankelijk is.6
Onderzoek scheepsvaartincident en bevindingen politie
Verbalisanten [naam 8] en [naam 9] relateerden – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:7
Op 5 september 2021 heeft er een aanvaring plaatsgevonden tussen twee speedboten op de Maas ter hoogte van kilometerraai (hierna: kmr.) 73.900 te Herten, gemeente Roermond. Op de Maas tussen de kmr. 71.700 en 73.900 mag volgens de Regeling snelle motorboten Rijkswateren 1995 door een klein motorschip sneller worden gevaren dan 20 km/u. Er wordt verder niet beschreven wat de maximum snelheid mag zijn. Stroomafwaarts van kmr. 73.900 geldt de basisregel dat niet sneller dan 20 km/u mag worden gevaren. Tussen kmr. 73.900 en 74.000 is aan de rechteroever de in/uitvaart van de plas Isabellegriend met daarachter gelegen de Oolderplas. Op de plas geldt een maximale snelheid van 9 km/u.
Uit het proces-verbaal van bevindingen Scheepsvaartincident aanvaring Bernico vs Phantom, van de Landelijke Eenheid volgt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:8
Wij hebben een onderzoek ingesteld naar een scheepvaartincident dat had plaatsgevonden op zondag 5 september 2021 op de Maas, stroomopwaarts van de monding met de Oolderplas nabij de boei ML 48,0 in de gemeente Roermond. Er vond die dag veel recreatievaart plaats op de Maas en op de Oolderplas.
Bij dit incident waren de volgende vaartuigen betrokken:
- snelle motorboot, merk Bernico voorzien van registratienummer [registratienummer 1] ;
- snelle motorboot, merk Phantom, voorzien van registratienummer [registratienummer 2] .
De snelle motorboot Phantom was afvarend op de Maas ter hoogte van Herten. Het vaartuig bevond zich in de afvaart in het snelvaargedeelte van de Maas net boven de monding van de Oolderplas. De snelle motorboot Bernico was varend vanuit de Oolderplas te Herten de Maas op om vervolgens in de opvaart te gaan. Het vaartuig ging richting het snelvaargedeelte van de Maas. Net boven de monding van de Oolderplas zijn beide vaartuigen met elkaar in aanvaring gekomen.
Ter plaatse stroomt de Maas van ongeveer Zuid naar ongeveer Noord. Het betreft een stuk vaarwater welk meandert. Oostelijk van de Maas ligt de Oolderplas, welke in de Maas uitmondt ter hoogte van sluizencomplex Linne. Het meanderende gedeelte van de Maas, zuidelijk van Sluis Linne en de monding van de Oolderplas, betreft een afgedamd gedeelte. Dit gedeelte is gedeeltelijk bestemd als snelvaargedeelte. Ter hoogte van de plaats waar het incident heeft plaatsgevonden, bedraagt de breedte van het vaarwater ongeveer 100 meter. De breedte van de vaarweg bedraagt ter plaatse, gemeten tussen de Westelijke linkeroever en de aan de Oostelijke zijde van het vaarwater liggende betonning ML 48,0, ongeveer 70 meter.
Beschouwend kan het niet anders dan dat de Phantom en de Bernico elkaar met hoge snelheid hebben geraakt.
Gezien de plaats van de schade van impact aangetroffen bij de vloerplaat van de Phantom kan het niet anders dan dat de bakboordzijde van de Phantom “hoog” boven het water was tijdens de aanvaring. De enige manier waarop dit mogelijk is, is als met de Phantom met hoge snelheid fors wordt ingestuurd naar stuurboord. Op lage snelheid komt de zijkant immers niet erg ver omhoog uit het water. Met grote waarschijnlijkheid wijst dit op een uitwijkmanoeuvre naar stuurboord terwijl het schip snel voer.
De Bernico moet hierna met hoge snelheid door de bakboord zijkant van de Phantom heen zijn gevaren. Uit het vaargedrag van de Bernico tijdens de proefvaart bleek dat als de Bernico afstopt de boeg significant omhoog komt. Hieruit kan de conclusie worden getrokken dat met de Bernico niet is afgestopt op het moment vlak voor de aanvaring. Als dit wel was gebeurd, dan was de Bernico over de Phantom heen gegaan en had de Bernico nooit de schade van impact op de Phantom kunnen aanbrengen. Uit het vaargedrag van de Bernico tijdens de proefvaart bleek ons dat als met de Bernico op hoge snelheid werd uitgeweken, naar stuur- of bakboord, dat de boeg omhoog komt. Hieruit kan de conclusie worden getrokken dat met de Bernico niet is uitgeweken. Dan was de Bernico immers schuin tegen de Phantom aan gekomen of er overheen gevlogen. Uit het vaargedrag van de Bernico tijdens de proefvaart bleek ons dat als met de Bernico snelheid opgevoerd wordt om in plané te geraken, de boeg significant omhoog komt. Hieruit kan worden geconcludeerd dat met de Bernico niet vanuit stilliggend of langzaam varen net snelheid werd opgevoerd. Dan was de Bernico immers over de Phantom heen gegleden en niet er doorheen gebroken. Uit het vaargedrag van de Bernico bleek ons dat de boeg op twee momenten het laagst boven het water hing, te weten stilliggend of in plané. Er bleek ons dat de Bernico vanaf ongeveer 30-35 km/u in plané lag. Gezien de schade van impact aangetroffen op de Phantom, kan het niet anders dan dat met de Bernico in plané gevaren werd. De exacte snelheid is niet technisch te reproduceren, maar er kan met zekerheid gesteld worden dat de snelheid boven de 30-35 km/u was. Als de Bernico stil zou hebben gelegen in het water, zou het schadebeeld niet vergelijkbaar zijn met het aangetroffen schadebeeld. Gezien het aangetroffen schadebeeld, is zeer waarschijnlijk door de krachten, gerelateerd aan de snelheden van de vaartuigen, de Bernico door romp van de Phantom heen gebroken om vervolgens met de achterzijde naar stuurboord te slingeren. Hierbij is de Bernico over de Phantom heen gewreven en tegelijkertijd de Phantom met de achterzijde naar bakboord onder de Bernico door gewreven. Hierbij is de achterste twee meter van de Bernico niet in aanraking geweest met de Phantom.
Aan de hand van aangetroffen brokstukken in het water en de locatie waar de Phantom was gezonken kan met zekerheid worden gesteld dat de aanvaring nabij het einde van het snelvaargebied op de Maas, nabij de monding van de Oolderplas, heeft plaatsgevonden. Gezien de locatie waar de gezonken Phantom is aangetroffen en het feit dat de snelle motorboot Bernico, de snelle motorboot Phantom in de bakboord flank raakte, is het waarschijnlijk dat de Phantom niet de stuurboordzijde van het vaarwater volgde. Als dit het geval was, was er immers geen ruimte meer om naar stuurboord uit te wijken, of was de snelle motorboot Phantom de oever/het ondiepe water in gevaren als hij dat wel had gedaan.
Gezien de manier waarop de snelle motorboot Phantom is geraakt en de locatie waar de gezonken Phantom is aangetroffen, heeft de bestuurder van de Phantom kennelijk niet de stuurboordzijde van het water gevolgd.
Aanvullend bij de rechter-commissaris verklaarde verbalisant [naam 10] over de aanvaring op 5 september 2021 te Roermond – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:9
De Bernico is niet stuurboord uitgedraaid. Of hij is rechtdoor gevaren of hij is bakboord uitgevaren.
De verklaring van de verdachte
De verdachte verklaarde – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:10
Ik was op 5 september 2021 de schipper van de Bernico. Het was die dag heel erg druk. Ik kwam vanuit de Oolderplas in de gemeente Roermond. Ik ben halverwege richting de Maas gevaren en heb in de bocht naar links gas gegeven zodat mijn boot in plané kwam. Ik ging in een vrij ruime bocht naar links vanuit de Oolderplas de Maas op. Rechts van mij voer een gele boot. Ik voer tussen de 30 á 40 km/u. Ik heb voordat het snelvaargedeelte begon gas gegeven. Ik zag in de verte [medeverdachte 1] op de motorboot aankomen en de motorboot kwam op mij af. [medeverdachte 1] voer hard en in het midden van de Maas. Ik heb een kleine uitwijkmanoeuvre gemaakt naar links.
Overwegingen van de rechtbank
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 5 september 2021 op de Maas in de gemeente Roermond als bestuurder van een snelle motorboot betrokken is geweest bij een vaarongeval, waarbij [slachtoffer 1] is overleden en diens vriendin [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of het in strafrechtelijke zin aan de schuld van de verdachte te wijten is dat [slachtoffer 1] is overleden en dat [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De rechtbank overweegt dat schuld in de zin van de artikelen 307 en 308 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) een andere betekenis heeft dan het begrip schuld dat in het normale spraakgebruik wordt gehanteerd. Van schuld in strafrechtelijke zin is sprake als een verdachte een bepaald gevolg (zoals de ten laste gelegde dood en zwaar lichamelijk letsel) evident niet heeft willen veroorzaken, maar hem dat gevolg toch verweten kan worden, omdat hij anders had kunnen en moeten handelen. Daarbij is niet elke fout voldoende om te kunnen spreken van schuld. Er moet minimaal sprake zijn van aanmerkelijke schuld. Uit vaste rechtspraak volgt dat hierbij moet worden gekeken naar het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. De ernst van de gevolgen is niet redengevend voor de mate van schuld.11
De verdediging heeft zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van ‘grovelijke, althans aanmerkelijke onvoorzichtigheid, onachtzaamheid of nalatigheid’.
Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte voorafgaand aan het vaarongeval met zijn motorboot Bernico voer vanuit de Oolderplas in de richting van de Maas en ongeveer op het midden van de Maas terecht kwam. [medeverdachte 1] kwam vanuit tegengestelde richting, te weten vanuit het snelvaargedeelte in de richting van de Oolderplas. [medeverdachte 1] voer eveneens rondom het midden van de Maas. De rechtbank kan op basis van het dossier de exacte locatie van de plaats van de aanvaring die daarop volgde niet vaststellen. Wel kan worden vastgesteld dat de aanvaring net aan het eind/begin van het snelvaargedeelte nabij de monding van de Oolderplas heeft plaatsgevonden. Niet gebleken is dat de aanvaring dicht tegen de linkeroever- dan wel rechteroever van de Maas heeft plaatsgevonden.
De verdachte voer bij het verlaten van de Oolderplas in de richting van de Maas eerst rustig. De verdachte maakte een ruime bocht en heeft op dat moment al geaccelereerd naar een snelheid van ongeveer 30 tot 40 km/u en een gele boot die rechts naast hem voer gepasseerd. Op dat moment bevond de verdachte zich nog met zijn motorboot vóór het snelvaargedeelte. Vastgesteld kan worden dat deze snelheid aanzienlijk hoger was dan de ter plaatse geldende maximum snelheid van eerst 9 km/u en bij het uitvaren van de Oolderplas 20 km/u.
Kort voor de aanvaring, toen de verdachte de andere boot zag aankomen, heeft hij naar eigen zeggen lichtelijk uitgeweken naar bakboordzijde. Uit het onderzoek naar het vaarincident is gebleken dat de verdachte in elk geval niet naar stuurboord heeft uitgeweken. Uit artikel 6.04, zevende lid, van het BPR volgt dat indien twee kleine motorboten elkaar zodanig naderen op tegengestelde koersen dat gevaar voor aanvaring bestaat beide naar stuurboord moeten uitwijken, zodat zij elkaar bakboord op bakboord voorbijvaren. De verdachte heeft niet conform deze instructie gehandeld. Hij is niet naar stuurboord uitgeweken, maar heeft juist, naar eigen zeggen, lichtelijk naar bakboordzijde uitgeweken. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte hierdoor onvoldoende zijn koers heeft aangepast om de aanvaring te voorkomen.
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte komende vanuit de Oolderplas te snel zijn snelheid heeft verhoogd en een uitwijkfout heeft gemaakt. Hij heeft de ter plaatse geldende regels hierdoor overtreden en zijn vaargedrag onvoldoende aangepast aan de plaatselijke omstandigheden en het vaargedrag van anderen. Temeer nu het die dag druk was had de verdachte hier op moeten anticiperen. De rechtbank acht bewezen dat (mede) door voornoemd handelen van de verdachte een aanvaring heeft plaatsgevonden tussen de door hem bestuurde motorboot en de motorboot van [medeverdachte 1] . Deze aanvaring had naar het oordeel van de rechtbank voorkomen kunnen worden als de verdachte zijn vaargedrag had aangepast aan de plaatselijke omstandigheden, minder snel had gevaren en de uitwijkregels in acht had genomen.
Medeschuld?
De verdediging heeft nog gesteld dat het juist [medeverdachte 1] , de bestuurder van de Phantom, was die fouten zou hebben gemaakt. Zo zou hij te hard hebben gevaren en uit de normale vaarkoers zijn gevaren waardoor het ongeval aan zijn schuld te wijten zou zijn en niet aan verdachte.
De vraag die in deze strafzaak beantwoord moet worden is of het ongeval is toe te rekenen aan de verdachte. Daarmee is de medeschuld van anderen voor de vaststelling van de strafrechtelijke culpa weliswaar niet direct relevant (de eigen schuld van de verdachte staat immers centraal), maar het kan wel zo zijn dat fouten van anderen de mate van schuld bij de verdachte kunnen doen afnemen, eventueel zelfs in die mate dat van een aanmerkelijke verwijtbare onvoorzichtigheid niet meer kan worden gesproken. Van dat laatste is naar het oordeel van de rechtbank echter geen sprake. De gedragingen van de verdachte zelf zijn een noodzakelijke factor geweest voor de aanvaring en de daarna ingetreden gevolgen, zodat een eventuele (mede)schuld van de medeverdachten niet leidt tot disculpatie van de verdachte.
Psychische overmacht?
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 primair een beroep gedaan op psychische overmacht. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat [medeverdachte 1] met zijn motorboot met hoge snelheid op de verdachte afkwam, terwijl hij (de verdachte) helemaal aan zijn stuurboordkant voer. De verdachte zag zich daarom genoodzaakt om het stuur naar bakboord om te gooien, omdat er aan stuurboordkant geen plaats was.
Voor zover de verdediging heeft betoogd dat sprake was van psychische overmacht, overweegt de rechtbank dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [medeverdachte 1] zodanig ver naar de stuurboordkant van de verdachte voer, dat de verdachte geen enkele ruimte had naar die kant uit te wijken. Zoals hiervoor reeds is overwogen gaat de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen ervan uit dat zowel de verdachte met de door hem bestuurde Bernico als de Phantom ongeveer op het midden van de Maas voeren. De rechtbank is aldus niet gebleken van enige van buiten komende drang, kracht of dwang waaraan de verdachte geen weerstand kon of redelijkerwijs behoefde te bieden zodat het beroep op psychische overmacht niet slaagt.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat de verdachte zodanig aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam heeft gehandeld dat (mede) daardoor een aanvaring heeft plaatsgevonden met (de motorboot van) [medeverdachte 1] , als gevolg waarvan [slachtoffer 1] is overleden en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Aldus is het (mede) aan zijn schuld te wijten dat het vaarongeval heeft plaatsgevonden.
De rechtbank acht het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde derhalve dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Eendaadse samenloop feiten 1 primair en 2 primair
De onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde feiten leveren naar het oordeel van de rechtbank een zodanig samenhangend en op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op, dat de verdachte daarvan één verwijt kan worden gemaakt. Daarmee is er sprake van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55 Sr.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1 primair:
op 5 september 2021 op de rivier de Maas (stroomopwaarts van de monding met de Oolderplas nabij de boei ML 48,0), in de gemeente Roermond, ter hoogte van Herten, als schipper van een snelle motorboot (merk Bernico, voorzien van registratienummer [registratienummer 1] , aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam, op de route komende uit de Oolderplas en gaande in de richting van Linne, met die snelle motorboot heeft gevaren met een snelheid van meer dan 30 kilometer per uur en niet de koers en de snelheid van die snelle motorboot heeft aangepast teneinde een tegemoetkomende snelle motorboot met gepaste afstand en snelheid te kunnen voorbijvaren, zodat geen gevaar voor aanvaring zou zijn ontstaan, mede waardoor, een aanvaring is ontstaan tussen de snelle motorboot van verdachte en die tegemoetkomende snelle motorboot, waardoor het aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is dat [slachtoffer 1] , zijnde opvarende op de tegemoetkomende boot, te water is geraakt en zodanig letsel heeft bekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan is overleden;
feit 2 primair:
op 5 september 2021 op de rivier de Maas (stroomopwaarts van de monding met de Oolderplas nabij de boei ML 48,0), in de gemeente Roermond, ter hoogte van Herten, als schipper van een snelle motorboot (merk Bernico, voorzien van registratienummer [registratienummer 1] ), aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam, op de route komende uit de Oolderplas en gaande in de richting van Linne, met die snelle motorboot heeft gevaren met een snelheid van meer dan 30 kilometer per uur en niet de koers en de snelheid van die snelle motorboot heeft aangepast teneinde een tegemoetkomende snelle motorboot met gepaste afstand en snelheid te kunnen voorbijvaren, zodat geen gevaar voor aanvaring zou zijn ontstaan, mede waardoor een aanvaring is ontstaan tussen de snelle motorboot van verdachte en die tegemoetkomende snelle motorboot, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer 2] , zijnde opvarende van de tegemoetkomende boot, te water is geraakt en zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstig hersenletsel, heeft bekomen.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging zijn in de bewezenverklaring verbeterd gelezen. De verdachte is daardoor niet in zijn belangen geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.