- de dagvaarding - de conclusie van antwoord - de conclusie van repliek - de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
2.1.
Begin 2023 heeft [gedaagde] een medische behandeling ondergaan bij UZ Leuven.
2.3.
Op 11 april 2023 heeft UZ Leuven een factuur, met betalingsvoorwaarden, gestuurd voor de behandelingskosten van € 116,50 in totaal. De factuur is door [gedaagde] ontvangen.
2.5.
UZ Leuven heeft bij brief van 7 juni 2023 een herinnering verzonden om alsnog te betalen.
2.2.
De (Belgische) gemachtigde van UZ Leuven heeft bij brief van 6 november 2023 een aanmaning verzonden om het openstaande bedrag, verhoogd met kosten uit hoofde van een schadebeding en rente, te betalen.
2.3.
De factuur, herinnering en aanmaning zijn gezonden aan het adres Catharinastraat 16 te [woonplaats] .
2.4.
De (Nederlandse) gemachtigde van UZ Leuven heeft bij brief van 14 augustus 2024 [gedaagde] gesommeerd het factuurbedrag inclusief de kosten en rente te betalen.
Deze laatste brief is verzonden aan het huidige adres, [adres] te [woonplaats] .
2.5.
[gedaagde] heeft niet betaald.
3 Het geschil
3.1.
UZ Leuven vordert - samengevat - de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van bedrag van € 163,40, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
UZ Leuven legt - samengevat - aan haar vordering ten grondslag dat zij medische prestaties heeft geleverd aan [gedaagde] , welke voor rekening van [gedaagde] zijn en niet door een Nederlandse zorgverzekeraar vergoed worden. UZ Leuven vordert nakoming van de overeengekomen behandeling. Op de uitgevoerde behandeling zijn de betalingsvoorwaarden van toepassing. Op grond van het daarin opgenomen schadebeding vordert UZ Leuven een bedrag van € 40,00 en de Belgische wettelijke consumentenrente.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij voert aan dat hij de factuur bij zijn zorgverzekeraar heeft ingediend en daarna niets meer heeft vernomen. Hij bevindt zich thans op het einde van zijn schuldsaneringstraject. Deze vordering pakt daarom zeer ongunstig voor hem uit.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4 De beoordeling
4.1.
Het betreft hier een geschil met een internationaal karakter, omdat UZ Leuven in België is gevestigd.
bevoegdheid
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat op grond van het bepaalde in artikel 4 van de Brussel I bis-Verordening (nr.1215/2012) de Nederlandse rechter bevoegd is van het geschil kennis te nemen, nu [gedaagde] als gedaagde partij woonplaats heeft op het grondgebied van Nederland.
toepasselijk recht
4.3.
De kantonrechter stelt eveneens vast dat op grond van het bepaalde in artikel 6 lid 3 jo artikel 4 lid 1 sub b van de Rome I-Verordening (nr. 593/2008) het Belgisch recht van toepassing is, omdat UZ Leuven kan worden aangemerkt als dienstverlener en [gedaagde] woonplaats heeft in een ander land dan waar de prestatie is verricht. Partijen zijn ook geen rechtskeuze overeengekomen, als bedoeld in artikel 3.
factuurbedrag
4.4.
Het gevorderde factuurbedrag van € 116,50 is toewijsbaar. [gedaagde] betwist immers niet dat het in rekening gebrachte bedrag niet bij de zorgverzekeraar kan worden verhaald. [gedaagde] betwist ook niet dat de factuur nog open staat (en zijn zorgverzekeraar die kosten ook niet heeft vergoed). Ook de hoogte van het factuurbedrag is niet betwist.
4.4.1.
Dat [gedaagde] destijds in de onjuiste veronderstelling verkeerde dat zijn zorgverzekeraar de kosten zou vergoeden c.q. had vergoed, ontslaat [gedaagde] niet van zijn betalingsverplichting. Het had zo nodig op de weg van [gedaagde] gelegen om bij UZ Leuven en of zijn zorgverzekeraar te informeren of zijn behandeling werd vergoed. Dit is kennelijk niet gebeurd, althans er is ook niet gesteld dat er onjuiste informatie is verstrekt. [gedaagde] betwist ook niet dat de factuur nota bene nog vermeldt dat het in rekening gebrachte bedrag niet bij de zorgverzekeraar kan worden verhaald en door de patiënt dient te worden betaald. Door de factuur (veeleer klakkeloos) bij de zorgverzekeraar in te dienen, en het vervolgens hierbij te laten, heeft [gedaagde] zelf de situatie over zich heen geroepen dat de factuur op dat moment onbetaald bleef. De persoonlijke (schulden)situatie ontslaat [gedaagde] niet van zijn betalingsverplichting. Een en ander kan niet op het bord van UZ Leuven worden gelegd.
bijkomende kosten
4.5.
Voor zover [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij de herinneringsbrief en aanmaningsbrieven als gevolg van zijn verhuizing niet heeft ontvangen, zodat hij ten onrechte is gedagvaard en bijkomende kosten is verschuldigd, wordt het volgende overwogen.
4.5.1.
Als uitgangspunt geldt dat, ingeval vaststaat dat door UZ Leuven post is verzonden naar het door [gedaagde] opgegeven adres, terwijl er geen aanwijzing is dat bij de verzending mogelijk iets is misgegaan, van [gedaagde] mag worden gevergd dat hij voldoende feitelijke gegevens aanvoert ter staving van zijn stelling dat hij die brief niet heeft ontvangen.
4.5.2.
UZ Leuven heeft de herinneringsbrief en (eerste) aanmaningsbrief verzonden, en mogen verzenden, naar het dan toe bij UZ Leuven bekende adres. [gedaagde] had er zorg voor dienen te dragen dat zijn post, nog gericht aan het oude adres, op het nieuwe adres aankomt c.q. dat hij dit anderszins kon ontvangen. In dit verband heeft [gedaagde] niets gesteld. De kantonrechter acht het anderszins ook onaannemelijk dat [gedaagde] geen enkele brief zou hebben gekregen. Zo stelt [gedaagde] - zonder enige onderbouwing - al sinds 11 april 2023 te zijn verhuisd, maar hij heeft de, eerst op die dag en wel vanuit België, verzonden factuur wel nog ontvangen. [gedaagde] voert bij antwoord aan dat hij de aanmaningsbrieven van 6 november 2023 en 14 augustus 2024 nooit heeft ontvangen op zijn nieuwe adres [adres] in [woonplaats] . Opmerkelijk is evenwel dat [gedaagde] bij dupliek stelt dat hij niets had vernomen, totdat hij “de voor hem eerste brief van de deurwaarder” ontving. De kantonrechter kan dit laatste niet anders uitleggen dan dat [gedaagde] erkent de brief van 14 augustus 2024 destijds toch te hebben ontvangen. Deze brief is ook verzonden aan het juiste adres.
4.6.
Omdat betaling van de factuur ondanks (ontvangen) sommatie uitbleef, heeft het UZ Leuven zich genoodzaakt gezien [gedaagde] in rechte te betrekken, teneinde een titel voor de invordering te verkrijgen. Daarom kan niet worden geoordeeld dat het UZ Leuven nodeloos kosten heeft gemaakt.
4.7.
Op grond van een schade- en rentebeding vordert UZ Leuven een bedrag van
€ (40,00 + 6,90 =) 46,90. Daartoe is slechts een factuur overgelegd. Nergens blijkt uit dat deze voorwaarden vooraf zijn overeengekomen of dat [gedaagde] anderszins akkoord is gegaan met deze betalingsvoorwaarden. De schade- en rentevordering wordt daarom afgewezen als zijnde onvoldoende onderbouwd. Aan een ambtshalve onderzoek naar een (mogelijk) oneerlijke beding in de algemene voorwaarden, wordt daarmee niet toegekomen. Gelet hierop is alleen de hoofdsom toewijsbaar (met de proceskosten).
4.8.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van UZ Leuven worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
€
113,54
- griffierecht
€
130,00
- salaris gemachtigde
€
80,00
(2 punten × € 40,00)
- nakosten
€
20,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
€
343,54
5 De beslissing
De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan UZ Leuven te betalen een bedrag van € 116,50,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 343,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2025.
NIv
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: