2 De beoordeling
2.1.
Bij de beoordeling van het onderhavige, primaire verzoek gaat de rechtbank uit van de volgende feiten.
2.2.
De totale schuldenlast van verzoeker bedraagt € 8.534,73 verdeeld over een preferente schuldeiser en vier concurrente schuldeisers. Tot deze schuldeisers behoort verweerder met een concurrente vordering van € 2.322,77.
2.3.
Verzoeker heeft aan de preferente en concurrente schuldeisers in het minnelijk traject een aanbod gedaan van 0,00 % van het aangemelde bedrag. Verweerder is, uiteindelijk, de enige schuldeiser die heeft geweigerd in te stemmen met het akkoord.
2.4.
De weigerende schuldeiser heeft in een mail van 9 augustus 2024 laten weten een nulaanbod niet in behandeling te nemen. Ook na verzoek heroverweging door de schuldhulpverlener van de gemeente Heerlen heeft verweerder, op 21 augustus 2024 en op
4 september 2024, wederom bericht een nulaanbod niet in behandeling te nemen.
2.5.
Uit het verzoekschrift is gebleken dat verzoeker een minimaal inkomen heeft uit een WIA-uitkering en derhalve niet kan sparen voor zijn schuldeisers. Er is geen reëel perspectief op inkomensverhoging. Het resultaat van een wettelijke schuldsanering zou eveneens nihil zijn. Indien de schuldeiser bij zijn weigering tot instemming blijft, zal de rechterlijke macht onnodig belast worden met een verzoek toepassing van de wettelijke schuldsanering, aldus het verzoekschrift.
2.6.
Ter zitting heeft verzoeker desgevraagd verklaard dat hij vooralsnog niet in staat zal zijn om (betaald) werk te verrichten. Hij kampt met zware psychische klachten, er is ptss geconstateerd en hij heeft ondanks de voorgeschreven antidepressiva, suïcidale momenten.
Volgens de schuldhulpverlening en de beschermingsbewindvoerder, die navraag hebben gedaan bij UWV, staat er geen herkeuring gepland en zal die ook de komende 18 maanden, de duur van een eventueel wettelijke schuldsaneringsregeling, niet aan de orde zijn. Mocht verzoeker op termijn al in staat zijn om te werken, dan zal dit niet meteen leiden tot een substantieel inkomen waarbij schuldeisers gebaat zijn. Voor het overige is het minnelijk traject goed verlopen en heeft de beschermingsbewindvoerder verklaard dat verzoeker uitkomt met het verstrekte leefgeld en verder weinig contact zoekt. Recentelijk zijn er geen nieuwe schulden ontstaan.
2.7.
De rechtbank oordeelt als volgt. Ingevolge artikel 287a Fw kan een verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord worden toegewezen, indien de schuldeiser in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat hij heeft bij de uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van de schuldenaar of van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad. De wetgever heeft met de invoering van deze bepaling beoogd het minnelijk traject te versterken met een belangrijk rechtsmiddel.
2.8.
Bij de belangenafweging als bedoeld in artikel 287a Fw zullen onder meer de volgende omstandigheden een rol spelen (vgl. ook de conclusie van Advocaat-Generaal Timmerman vóór Hoge Raad 14 december 2012, LJN BY069, nr. 2.6. e.v.):
- is het schikkingsvoorstel door een onafhankelijke en deskundige partij getoetst;
- is het schikkingsvoorstel goed en betrouwbaar gedocumenteerd;
- is voldoende duidelijk gemaakt dat het aanbod het uiterste is waartoe de schuldenaar financieel in staat moet worden geacht;
- biedt het alternatief van faillissement of schuldsanering enig uitzicht voor de schuldenaar; biedt het alternatief van faillissement of schuldsanering enig uitzicht voor de schuldeiser: hoe groot is de kans dat de weigerende schuldeiser dan evenveel of meer zal ontvangen;
- is aannemelijk dat gedwongen medewerking aan een schuldregeling voor de schuldeiser concurrentieverstorend werkt;
- bestaat er precedentwerking voor vergelijkbare gevallen; wat is de zwaarte van het financiële belang dat de schuldeiser heeft bij volledige nakoming;
- hoe groot is het aandeel van de weigerende schuldeiser in de totale schuldenlast;
- staat de weigerende schuldeiser alleen naast de overige met de schuldregeling instemmende schuldeisers;
- is er eerder een minnelijke of een gedwongen schuldregeling geweest die niet naar behoren is nagekomen.
2.9.
Nu de aangeboden regeling niet voorziet in enige uitkering aan verweerder, staat het belang van verweerder bij zijn weigering vast.
2.10.
De rechtbank stelt vast dat de vordering van verweerder 27,21 % bedraagt van de totale schuldenlast. De vordering is ontstaan in mei 2019. Ter zitting is verweerder niet verschenen noch heeft hij zijn weigering schriftelijk (nader) toegelicht.
2.11.
Alle andere schuldeisers zijn akkoord gegaan met het geboden nulaanbod.
2.12.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende duidelijk is dat het aanbod door een onafhankelijke en deskundige partij is getoetst (de gemeente Heerlen) en dat het aanbod het uiterste is waartoe verzoeker financieel in staat moet worden geacht. Een faillissement of schuldsanering zal naar alle waarschijnlijkheid ook niet tot enige uitkering aan de schuldeisers leiden. Gelet op die omstandigheden afgezet tegen het belang van verzoeker bij een schuldenvrije toekomst binnen afzienbare termijn, laat de rechtbank het belang van verzoeker in deze prevaleren.
2.13.
Nu ook aan alle overige verplichtingen, voor zover op verzoeker van toepassing, in het minnelijk traject is voldaan, leidt een en ander ertoe dat verweerder niet in redelijkheid tot weigering van het aanbod heeft kunnen komen. De rechtbank zal verweerder dan ook bevelen in te stemmen met de aangeboden schuldregeling, zijnde het nulaanbod, tegen finale kwijting.
2.14.
Nu het dwangakkoord door de rechtbank is toegewezen komt zij niet meer toe aan de beoordeling van het subsidiaire verzoek, om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. De rechtbank behoeft daarop dus niet meer te beslissen.
2.15.
Nu voor onderhavig verzoekschrift geen griffierecht is verschuldigd en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de proceskosten op nihil begroot. Om deze reden spreekt de rechtbank geen proceskostenveroordeling uit.
3 De beslissing
beveelt verweerder in te stemmen met de door verzoeker aan de gezamenlijke crediteuren aangeboden schuldregeling;
verstaat dat op het verzoekschrift ex artikel 284 Fw (tot toelating tot de Wsnp) niet meer behoeft te worden beslist;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Schreurs - van de Langemheen, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 januari 2025 in tegenwoordigheid van M.P.J. Huijs,
griffier.