Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBLIM:2025:781

Rechtbank Limburg
31-01-2025
12-02-2025
ROE 22/2295
Bestuursrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Afwijzing verzoek tot inschrijving als vertaler in het register voor beëdigde tolken en vertalers. Eiser is - kort gezegd - van mening dat het besluit onzorgvuldig is en hij beroept zich op persoonlijke omstandigheden. De rechtbank constateert een gebrek in de besluitvorming maar passeert deze met artikel 6:22 Awb. Voor de rest is de rechtbank van oordeel dat de minister terecht de aanvraag van eiser heeft afgewezen nu hij niet voldoet aan de inhoudelijke vereisten voor inschrijving en dat de persoonlijke omstandigheden van eiser hier niet aan af doen. Het beroep is ongegrond.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond

Bestuursrecht

Zaaknummer: ROE 22/2295


Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2025 in de zaak tussen


[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en

de minister van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. D.E.S. Tomeij).

Inleiding

1. Op 21 april 2021 heeft eiser een verzoek ingediend tot inschrijving als vertaler in het Register voor beëdigde tolken en vertalers (hierna: het Rbtv). Bij besluit van
1 maart 2022 heeft de minister deze aanvraag afgewezen (hierna: het primaire besluit). Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt.

1.1.

Met het bestreden besluit van 16 augustus 2022 op het bezwaar van eiser is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven (hierna: het bestreden besluit). Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De minister heeft een verweerschrift ingediend.

1.2.

De rechtbank heeft het beroep op 19 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de weigering om eiser als vertaler in te schrijven in het Rbtv. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.

3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Waar gaat deze zaak over?

6. Eiser is op 10 december 1986 beëdigd als vertaler en stond in het Rbtv ingeschreven als vertaler Nederlanders-Duits, Duits-Nederlands. Deze inschrijving is tussentijds verlengd en vervolgens van rechtswege verlopen op 1 februari 2021. Eiser heeft namelijk niet tijdig voor die datum een verlengingsverzoek gedaan. Op 21 april 2021 heeft eiser een verzoek gedaan tot (her)inschrijving. Op 1 maart 2022 heeft de minister dit verzoek afgewezen, omdat eiser niet aan de voorwaarden voor herinschrijving voldeed. In bezwaar heeft de minister deze afwijzing gehandhaafd, met dien verstande dat het verzoek is aangemerkt als een verzoek tot inschrijving en niet tot herinschrijving, overeenkomstig de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State (hierna: de Afdeling) van
13 juli 2022, waarin de Afdeling heeft geoordeeld dat de regelgeving die zag op herinschrijving1 onverbindend is.2

Wat vindt eiser?

7. Eiser stelt dat artikel 4 van het Besluit verlenging inschrijving Rbtv onverbindend verklaard dient te worden. Eiser stelt verder dat meermalig het verkeerde adres is gebruikt om hem op de aanvraag betrekking hebbende stukken te sturen. De minister is bevoegd om in de Basisregistratie Personen te kijken en had gelet daarop het juiste adres van eiser kunnen vinden en de juiste adressering kunnen hanteren. Eiser beroept zich in dat verband op de uitspraak van de Afdeling van 26 juli 2006 onder nummer 20060734/1 en vraagt aandacht voor de annotatie zoals deze gepubliceerd is in AB 2006, 416. Verder is een voor de datum van het bestreden besluit aangekomen pakket met stukken van eiser ten onrechte niet meegenomen in de besluitvorming. De standpunten die eiser in bezwaar ingenomen heeft ten aanzien van artikel 93 en 94 van de Grondwet en artikel 27 van het VN verdrag inzake personen met handicap (hierna: het VN verdrag) zijn voorts niet terug te vinden in het verslag van de hoorzitting bij de bezwaarcommissie en niet meegenomen in het bestreden besluit. Er wordt ook geen rekening gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden. Het bestreden besluit is daarmee onzorgvuldig voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd. Ter zitting heeft eiser hieraan toegevoegd dat hij al meer dan 31 jaar werkt als vertaler en dat hij de regelgeving te formeel vindt.

Wat vindt de minister?

8. De minister bestrijdt niet dat de Afdeling op 13 juli 2022 heeft geoordeeld dat artikel 4 van het Besluit verlenging inschrijving Rbtv onverbindend is.3 Hij heeft de aanvraag van eiser in het bestreden besluit daarom niet langer gekwalificeerd als een verzoek tot herinschrijving, maar als een verzoek tot inschrijving en enkel getoetst aan de daarmee gepaard gaande eisen. Die zijn te vinden in artikel 3 van de Wet beëdigde tolken en vertalers (hierna: de Wbtv) en nader ingevuld in artikel 8 van het Besluit beëdigde tolken en vertalers (hierna: het Bbtv). Omdat eiser niet voldoet aan het vereiste onder a van dat artikel – kort gezegd het hebben van diploma van een opleiding tolk of vertaler – moet worden gekeken of eiser anderszins kan aantonen dat hij voldoet aan de wettelijke competenties. In artikel 5 van het Besluit inschrijving Rbtv is te vinden welke vereisten daarvoor gelden. Eiser voldoet niet aan de vereisten die genoemd worden in artikel 5, tweede lid, onder e en f, van het Besluit inschrijving Rbtv. De minister wijst erop dat deze toets lichter is dan de toets van de herinschrijving, omdat daarvoor aanvullende vereisten golden. Er is verder geen sprake van schending van artikel 27 van het VN verdrag jo. artikel 93 van de Grondwet. Er wordt immers geen onderscheid gemaakt tussen mensen met of zonder een handicap. In beide gevallen moet de vertaalvaardigheid objectief met stukken onderbouwd worden. De Wbtv is erop gericht kwaliteit en integriteit van vertalers te waarborgen die kunnen werken in het justitiedomein. Deze kwaliteitseisen zijn nodig ook om uitvoering te geven aan artikel 6 en 7 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM). Toepassing van die kwaliteitsnormen in het bestreden besluit is dan ook niet onevenredig. Voorts kan eiser geen beroep doen op de Regeling verlenging inschrijving Rbtv. Dat kan alleen als er nog een lopende inschrijvingsperiode is.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

9. De relevante regels staan in de bijlage. De bijlage hoort bij deze uitspraak.

10. De rechtbank stelt voorop dat zij in dit beroep de rechtmatigheid van het bestreden besluit van 16 augustus 2022 dient te beoordelen en dat zij dit aan de hand van de beroepsgronden van eiser doet. Het bestreden besluit en de daartegen gerichte beroepsgronden vormen samen de omvang van dit geding. Beroepsgronden van eiser die niet zien op de rechtmatigheid van het bestreden besluit laat de rechtbank onbesproken, omdat zij niet tot de omvang van dit geding behoren. Het gaat dan over de beroepsgrond dat voorafgaand aan het primaire besluit brieven naar verschillende adressen van eiser zijn gestuurd. Deze beroepsgrond heeft immers enkel betrekking op de totstandkoming van het primaire besluit, maar kan aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit niets afdoen. In het bestreden besluit is hier namelijk al op ingegaan en het is de rechtbank niet gebleken dat er vanwege de verschillende adressen in bezwaar nog gegevens zijn gemist. Ook geldt het voorgaande voor de beroepsgrondgrond dat artikel 4 van het Besluit verlenging inschrijving Rbtv onverbindend verklaard dient te worden. In het bestreden besluit is immers niet aan dit artikel getoetst en tussen partijen is verder niet in geschil dat dit ook niet had gemoeten.

Zorgvuldigheid totstandkoming bestreden besluit

11. Volgens eiser heeft de minister ten onrechte niet alle stukken bij zijn besluitvorming betrokken. Eiser wijst erop dat de minister op 15 augustus 2022, dus net voordat het bestreden besluit is genomen, post van hem heeft ontvangen. Deze post heeft de minister ten onrechte niet bij het bestreden besluit betrokken en aan eiser geretourneerd. Eiser wijst in dit verband op een uitspraak van de Afdeling waaruit volgens hem kan worden opgemaakt dat een bestuursorgaan in principe bij zijn beslissing op bezwaar ook informatie dient te betrekken die hem na de hoorzitting in bezwaar maar voor het bestreden besluit bekend is geworden.4 Volgens de minister heeft de informatie zich gekruist en nam hij pas kennis van de stukken op 17 augustus 2022, dus één dag nadat het bestreden besluit is genomen. Dit is ook te zien aan de ontvangststempel op de betreffende stukken.

12. De rechtbank overweegt dat uit de artikelen 7:9 en 7:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) volgt dat het bestuursorgaan rekening dient te houden met feiten en omstandigheden die na de hoorzitting bij haar bekend zijn geworden, respectievelijk dat heroverweging van het primaire besluit in beginsel moet plaatsvinden met inachtneming van alle op dat moment aangedragen feiten en omstandigheden. De rechtbank is van oordeel dat uit de bezorgbevestiging voldoende blijkt dat de minister de stukken op 15 augustus 2022 rond 09:00 heeft ontvangen. Dit was nog voor het bestreden besluit. Het is de rechtbank niet duidelijk hoe het kan dat eerst twee dagen later de stukken van een ontvangststempel zijn voorzien. De rechtbank geeft hier aan eiser het voordeel van de twijfel over wat hier is gebeurd, door te oordelen dat deze stukken inderdaad betrokken hadden moeten worden bij het bestreden besluit. Dat dit niet is gebeurd, althans dat hierover niets is overwogen in het bestreden besluit, levert daarom een zorgvuldigheidsgebrek dan wel een motiveringsgebrek op. De rechtbank is echter van mening dat dit gebrek gepasseerd kan worden met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. Daartoe overweegt de rechtbank dat de minister ter zitting heeft aangegeven dat hij in beroep alsnog naar de stukken heeft gekeken en dat deze niet tot een ander standpunt leiden. Ook de rechtbank heeft van deze stukken in beroep kennis kunnen nemen, waardoor het nadeel dat eiser door het gebrek heeft geleden in beroep weer is weggenomen. Desgevraagd heeft eiser ter zitting geen (ander) nadeel gesteld. De rechtbank gaat dan ook over tot een inhoudelijke beoordeling van de zaak, waarbij ook de hiervoor bedoelde stukken worden betrokken en zal de zaak niet vanwege dit gebrek terugverwijzen naar de minister.

Voldoet eiser aan de inhoudelijke vereisten van de Wbtv?

13. Artikel 3 van de Wbtv bepaalt aan welke vereisten een vertaler voor de inschrijving in het Rbtv moet voldoen. Artikel 8, eerste lid, van het Bbtv bepaalt dat een vertaler kan worden ingeschreven, indien hij (samengevat):

  1. beschikt over een of meer getuigschriften waaruit blijkt dat hij met goed gevolg het examen heeft afgelegd ter afsluiting van een opleiding tot tolk of vertaler als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

  2. hij anderszins kan aantonen te voldoen aan de wettelijke competenties, waaronder taalvaardigheid in bron- en doeltaal op niveau C1 van het Europees Referentiekader voor Talen.

14. Niet in geschil is dat eiser niet beschikt over een diploma als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder a, van het Bbtv. Eiser kan dan ook alleen worden ingeschreven op grond van artikel 8, eerste lid, onder b, van het Bbtv door anderszins aan te tonen dat hij voldoet aan de wettelijke competenties. Deze competenties zijn opgenomen in artikel 5 van het Besluit inschrijving Rbtv. Inschrijving op grond van artikel 5, aanhef en eerste lid, van het Besluit inschrijving Rbtv is niet aan de orde, omdat eiser geen getuigschrift heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij een vertaaltoets heeft afgelegd. Inschrijving kan wel aan de orde zijn als eiser voldoet aan alle voorwaarden uit artikel 5, aanhef en tweede lid, van het Besluit inschrijving Rbtv.

15. Tussen partijen is verder niet in geschil dat eiser ook niet voldoet aan de voorwaarden uit artikel 5, aanhef en tweede lid, onder e en f, van het Besluit inschrijving Rbtv. Deze vereisten zien op 420 uur scholing in vertaalvaardigheid en vertaalattitude (e) en ervaring als beroepsvertaler in de voorafgaande vijf jaar, waarvan tenminste 1 jaar na voorgenoemde scholing (f). Eiser meent echter dat de minister in het geval van eiser niet aan de formele vereisten mocht vasthouden en vindt de vereisten van de minister te formeel. Eiser wijst er in dat verband op dat hij meer dan 31 jaar beëdigd vertaler is geweest en dat hij door fysieke en psychische problemen niet in staat was aan de vereisten te voldoen. Volgens eiser rust er op grond van het gehandicaptenverdrag een verplichting om gehandicapten tegemoet te komen. De wet en het besluit van de minister is hiermee in strijd.

16. De rechtbank volgt dit betoog van eiser niet en overweegt daartoe als volgt. De minister heeft overwogen dat het doel van de voorwaarden voor inschrijving in het Rbtv is om te verzekeren dat de in het Rbtv betrokken vertalers over voldoende vaardigheden en kwaliteit beschikken. De rechtbank onderschrijft dat doel. De minister heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat gelet op dit doel het uitgangspunt is dat de vertaalvaardigheid en attitude voor de vertaler op het gewenste niveau door objectieve stukken moet worden aangetoond. De minister mag hieraan vasthouden, ook al heeft eiser al eerder lange tijd in het register ingeschreven gestaan. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser eerder was ingeschreven op basis van de ingetrokken Wet beëdigde tolken en vertalers van 1878 en een inmiddels vervallen overgangsregeling,5 waarvoor eiser destijds niet objectief heeft hoeven aantonen dat hij over de vereiste competenties voor inschrijving beschikt.

17. Dat de vereisten als bedoeld in artikel 5 van het Besluit inschrijving Rbtv in strijd zijn met artikel 27 van het VN verdrag6 jo. artikel 93 en 94 van de Grondwet volgt de rechtbank evenmin. Anders dan eiser stelt, wordt er geen onderscheid gemaakt in de eisen voor inschrijving ten aanzien van personen met en personen zonder een handicap: een ieder moet objectief met stukken aantonen dat hij aan de vereiste voorwaarden voor inschrijving voldoet. Het uitgangspunt van de Wbtv is dat de kwaliteit en integriteit van degene die om inschrijving verzoekt, objectief na toetsing dient komen vast te staan. Voor mensen met een beperking wordt daarbij (uiteraard) geen uitzondering gemaakt. Dat de vertaalvaardigheidstoets voor een persoon met beperkingen moeilijker is af te leggen omdat dit in een andere plaats dan bijvoorbeeld in eisers woonplaats plaatsvindt, is de rechtbank niet gebleken. De minister heeft ter zitting aangegeven dat deze toets ook digitaal kan worden afgenomen. Eisers betoog dat de minister deze beroepsgrond ten onrechte niet al in het bestreden besluit heeft meegenomen, volgt de rechtbank overigens evenmin. De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat eiser deze grond in bezwaar al had aangevoerd.

18. Eisers stelling dat de minister in zijn persoonlijke omstandigheden, bestaande uit fysieke en psychische problemen, aanleiding had moeten zien om een andere beslissing te nemen, slaagt niet. De (wettelijke) vereisten, nader uitgewerkt in het Bbtv en het Besluit inschrijving Rbtv, zijn noodzakelijk om de kwaliteit en integriteit te borgen. Het bestreden besluit is geschikt om dat doel te bereiken en te beschermen. Gezien de belangen die de Wbtv beoogt te beschermen is het bestreden besluit noodzakelijk en is er geen andere wijze dan het objectief aantonen van alle wettelijke competenties middels objectieve toetsing die dezelfde kwaliteitsborging kan geven. Toepassing van de (wettelijke) vereisten zijn in het geval van eiser niet bijzonder onevenredig. Daarbij overweegt de rechtbank dat het ook mogelijk is om zonder inschrijving in het Rbtv als vertaler werkzaam te zijn (alleen niet voor iedere opdrachtgever) en dat het eiser uiteraard vrij staat om alsnog een vertaalvaardigheidstoets af te leggen als bedoeld in artikel 5, aanhef en eerste lid, van het Besluit inrichting Rbtv.

Conclusie en gevolgen

19. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de weigering van de minister om de afwijzing van eisers aanvraag tot inschrijving in het Rbtv te heroverwegen in stand blijft. Omdat de rechtbank artikel 6:22 van de Awb toepast zal de minister eiser wel het griffierecht moeten vergoeden. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:

  • -

    verklaart het beroep ongegrond:

  • -

    bepaalt dat de minister het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van B.A.E.I. van Hooff, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2025

griffier rechter

De rechter is niet in de gelegenheid

om de uitspraak te ondertekenen.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 31 januari 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet beëdigde tolken en vertalers

Artikel 2

Er is een register voor beëdigde tolken en vertalers. Het register bevat ten aanzien van iedere ingeschreven tolk of vertaler in elk geval de volgende gegevens:

a.de personalia;

b.de aanduiding of betrokkene tolk of vertaler is;

c.de bron- of doeltaal dan wel bron- of doeltalen waarin de tolk of vertaler zijn werkzaamheden verricht; en

d.de overige specifieke bekwaamheden waarvan de tolk of vertaler vermelding in het register wenselijk acht.

2 Onze Minister is verwerkingsverantwoordelijk voor het register. Onze Minister kan een verwerker aanwijzen.

[…].

Artikel 3

Om voor inschrijving in het register in aanmerking te komen dient de tolk dan wel de vertaler te voldoen aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen eisen ten aanzien van de volgende competenties:

  • -

    attitude van een tolk voor de tolk;

  • -

    attitude van een vertaler voor de vertaler;

  • -

    integriteit;

  • -

    taalvaardigheid in de brontaal;

  • -

    taalvaardigheid in de doeltaal;

  • -

    kennis van de cultuur van het land of gebied van de brontaal;

  • -

    kennis van de cultuur van het land of gebied van de doeltaal;

  • -

    tolkvaardigheid voor de tolk;

  • -

    vertaalvaardigheid voor de vertaler.

Artikel 5

De aanvraag tot inschrijving wordt afgewezen indien:

a.de aanvrager niet voldoet aan de in artikel 3 bedoelde eisen;

[…].

Artikel 37

De artikelen 3 en 5, onderdeel a, zijn gedurende een periode van twee jaar na inwerkingtreding van deze wet niet van toepassing op de inschrijving in het register van degenen die op het moment van inwerkingtreding van deze wet:

a.werkzaam zijn als beëdigde vertaler in de zin van de wet van 6 mei 1878, houdende bepalingen omtrent de beëdigde vertalers; of

b.definitief zijn ingeschreven in het landelijk kwaliteitsregister tolken en vertalers, bedoeld in de Tijdelijke regeling van 13 mei 2003 houdende machtiging van de Raad voor rechtsbijstand te ’s-Hertogenbosch tot het beheer van het landelijk kwaliteitsregister tolken en vertalers (Stcrt. 2003, 94).

Besluit beëdigde tolken en vertalers

Artikel 8

1. Een tolk of vertaler wordt in het register ingeschreven, indien hij voldoet aan een of meer van de volgende eisen:

a. hij beschikt over een of meer van de volgende getuigschriften waaruit blijkt dat hij met goed gevolg het examen heeft afgelegd ter afsluiting van een opleiding tot tolk of vertaler als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek:

1°.een getuigschrift waaruit blijkt dat het recht is verkregen om de titel baccalaureus te voeren;

2°.een getuigschrift waaruit blijkt dat de graad Bachelor is verleend; of

3°.een getuigschrift waaruit blijkt dat de graad Master is verleend;

b. hij anderszins kan aantonen te voldoen aan de wettelijke competenties, waaronder taalvaardigheid in bron- en doeltaal op niveau C1 van het Europees Referentiekader voor Talen.

[…].

Besluit inschrijving Rbtv

Artikel 5

Indien een vertaler niet beschikt over een diploma van een vertaalopleiding op minimaal bachelor niveau in de betreffende vertaalrichting, kan hij worden ingeschreven in het Rbtv op C1-niveau, als de vertaler aantoont te beschikken over:

1. a. integriteit;

b. een getuigschrift waaruit blijkt dat de vertaler in de betreffende vertaalrichting een vertaalvaardigheidstoets op C1-niveau van het ERK met goed gevolg heeft afgelegd die voldoet aan het Kader voor integrale taalgebonden vertaalvaardigheidstoetsen; of:

2. a. integriteit;

b. taalvaardigheid van de brontaal op ten minste C1-niveau van het ERK;

c. taalvaardigheid van de doeltaal op ten minste C1-niveau van het ERK;

d. kennis van de cultuur van het land of gebied van de bron- en doeltaal;

e. ten minste 420 uur scholing om vertaalvaardigheid en -attitude op ten minste de onderdelen tekst en tekstbegrip, tekst en cultuur, technische aspecten van het vertalen en vertaalhouding te ontwikkelen;

f. ten minste vijf jaar werkervaring als beroepsvertaler in de betreffende vertaalrichting direct voorafgaand aan het verzoek tot inschrijving in het Rbtv, waarvan ten minste één jaar na afronding van de scholing als bedoeld in artikel 5, tweede lid onder e.

1 Artikel 4 van het Besluit verlenging inschrijving Rbtv.

2 ECLI:NL:RVS:2022:1972.

3 ECLI:NL:RVS:2022:1972.

4 Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 september 2003, ECLI:NL:RVS:2003:AI1747, r.o. 2.3.

5 Van artikel 37 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

6 Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, New York, 13 december 2016

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.