(HERSTELVONNIS VAN HET VONNIS VAN 24 FEBRUARI 2017 MET DE VINDPLAATS: ECLI:NL:RBMNE:2017:1314)
Schorsing van de uitspraken van de tuchtcommissie en de Commissie van Beroep (CvB) van de KNVB. De tegenstrijdige verklaringen over de locatie waar de overtreding heeft plaatsgevonden, had de CvB aanleiding moeten geven de betrokkenen te horen, of in ieder geval in de uitspraak gemotiveerd aan te geven waarom zij dat niet nodig achtte. De voorzieningenrechter acht het aannemelijk dat een bodemrechter zal oordelen dat aan de uitspraak van de CvB een essentieel gebrek kleeft en dat de uitspraak vernietigbaar is wegens strijd met de Reglementen.
Partijen zullen hierna [eiseres sub 1] c.s. en de KNVB genoemd worden.
1 Het voornemen tot ambtshalve verbetering en de overwegingen
1.1.
Bij brief van 6 maart 2017 heeft voorzieningenrechter partijen het volgende meegedeeld:
“Op 24 februari 2017 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank een vonnis gewezen in bovengenoemde procedure. Na het uitspreken van dit vonnis is de voorzieningenrechter gebleken dat in de laatste zin van paragraaf 4.25 sprake is van een kennelijke fout. Dit betreft de volgende overweging:
“De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding de uitspraken van de CvB en de tuchtcommissie ten aanzien van [eiser sub 2] te schorsen totdat de CvB, na het horen van [A] , [B] , [C] en [D] , ten aanzien van [eiser sub 2] opnieuw uitspraak heeft gedaan. De vordering ten aanzien van [eiser sub 2] zal in die zin worden toegewezen.”
Deze overweging is overduidelijk in strijd met de paragrafen 4.29., 5.1. en 5.2. van het vonnis, waarin - kort samengevat - is bepaald dat de uitspraken van de tuchtcommissie en de Commissie van Beroep worden geschorst en de KNVB wordt bevolen om [eiser sub 2] als voetbalspeler toe te laten en toegelaten te houden totdat in de bodemprocedure in eerste aanleg is beslist over de gevorderde vernietiging van de beide uitspraken en dat deze voorziening vervalt indien [eiser sub 2] niet uiterlijk op 14 april 2017 de dagvaarding in de bodemprocedure heeft uitgebracht.
De voorzieningenrechter is voornemens deze kennelijke fout in het vonnis van 24 februari 2017 met toepassing van artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ambtshalve te verbeteren door de hierboven geciteerde laatste zin van paragraaf 4.25 te schrappen. U wordt hierbij in de gelegenheid gesteld op dit voornemen te reageren. (…)”
1.2.
De KNVB heeft bij brief van 9 maart 2017 aan de voorzieningenrechter bericht dat zij geen behoefte heeft om naar aanleiding van de voorgenomen verbetering van het vonnis nader te reageren.
1.3.
Bij brief van 13 maart 2017 heeft de KNVB wel inhoudelijk op het voornemen gereageerd. Zij schrijft in deze brief onder meer het volgende:
“Voor de KNVB is duidelijk dat de kern van uw beslissing is vastgelegd in het dictum sub 5.1. Daaraan doet de in uw brief van 6 maart jl. geciteerde passage in paragraaf 4.25 niets aan af en kan mogelijk tot een niet bedoelde verwarring leiden, althans lijkt de betreffende passage niet geheel congruent met het dictum sub 5.1.
Door uitvoering te geven aan uw voornemen om de betreffende passage van paragraaf 4.25 te schrappen, kan de indruk worden gewekt dat daarmee ook impliciet wordt aangegeven dat het de KNVB niet vrij zou staan om gebruik te maken van haar reglementaire bevoegdheid (artikel 89a lid 1 sub b) om te verzoeken de tuchtrechtelijke uitspraak te herzien op grond van feiten en omstandigheden die aantonen dat, in dit geval de Commissie van Beroep, ernstige procedurefouten heeft gemaakt. De KNVB heeft inmiddels een herzieningsverzoek bij de Commissie van Beroep ingediend en mr. Molenaar lijkt te betogen dat herziening niet mogelijk is vanwege uw voornemen om het vonnis ambtshalve te verbeteren. Naar mijn oordeel is dat niet het rechtsgevolg dat u met de ambtshalve verbetering wenst te doen intreden. Volgens mij kan worden volstaan met het schrappen van de passage “totdat de CvB, na het horen van [A] , [B] , [C] en [D] , ten aanzien van [eiser sub 2] opnieuw uitspraak heeft gedaan”.
1.4.
[eiseres sub 1] c.s. heeft bij brief van 13 maart 2017 aan de voorzieningenrechter bericht dat zij zich aansluit bij de brief van de KNVB van 9 maart 2017 en dat zij evenmin behoefte heeft om te reageren op het voornemen om het vonnis van 24 februari jl. te verbeteren. [eiseres sub 1] c.s. verzoekt de voorzieningenrechter de brief van de KNVB van 13 maart 2017 te negeren nu de KNVB vast een voorschot wenst te nemen op de uitkomst van een nieuwe kortgedingprocedure.
1.5.
De voorzieningenrechter stelt vast dat partijen geen inhoudelijke bezwaren hebben tegen de voorgenomen verbetering van het vonnis. Met betrekking tot de discussie tussen partijen over de toelaatbaarheid van het door de KNVB ingediende herzieningsverzoek bij de Commissie van Beroep, merkt de voorzieningenrechter op dat het vonnis van 24 februari 2017 hierover geen oordeel inhoudt. De voorzieningenrechter zal het vonnis daarom verbeteren conform haar voornemen, met dien verstande dat de zinsnede “De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding de uitspraken van de CvB en de tuchtcommissie ten aanzien van [eiser sub 2] te schorsen” wel zal worden gehandhaafd omdat deze geen kennelijke misslag bevat.
2 De beslissing
De voorzieningenrechter
2.1.
bepaalt dat in paragraaf 4.25. van het op 24 februari 2017 tussen [eiseres sub 1] c.s. en de KNVB gewezen vonnis de volgende passage wordt geschrapt: “totdat de CvB, na het horen van [A] , [B] , [C] en [D] , ten aanzien van [eiser sub 2] opnieuw uitspraak heeft gedaan. De vordering ten aanzien van [eiser sub 2] zal in die zin worden toegewezen.”;
2.2.
bepaalt dat deze verbetering onder de vermelding van de datum 17 maart 2017 wordt vermeld op de minuut van het vonnis van 24 februari 2017.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Slootweg en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2017.1