Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBMNE:2019:4588

Rechtbank Midden-Nederland
04-10-2019
11-10-2019
C/16/487662 / KG ZA 19-587
Personen- en familierecht
Kort geding

Verdeling in kort geding.

Rechtspraak.nl
JPF 2020/25
FJR 2024/28.21

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht

locatie Utrecht

zaaknummer / rolnummer: C/16/487662 / KG ZA 19-587

Vonnis in kort geding van 4 oktober 2019

in de zaak van

[eiseres] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiseres,

advocaat mr. G.T.J. Hoff,

tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

advocaat mr. C.J.W. Tijsseling.

Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding;

  • -

    de brief van 27 september 2019 van de zijde van de man, met bijlagen 1 tot en met 7;

  • -

    de akte eiswijziging van de zijde van de vrouw;

  • -

    de mondelinge behandeling op 30 september 2019, waarbij partijen hun standpunten hebben uiteengezet mede aan de hand van pleitnota’s.

1.2.

Op de mondelinge behandeling zijn verschenen:

  • -

    de vrouw en haar advocaat voornoemd;

  • -

    mr. D. van de Lockant-Geschiere, als vervanger van mr. Tijsseling;

  • -

    de heer [A] , financieel adviseur van de man en diens vennootschap(pen), die verklaarde namens de man gemachtigd te zijn het woord te voeren. De voorzieningenrechter heeft hem op verzoek van mr. Van de Lockant-Geschiere bijzondere toegang verleend.

1.3.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest op huwelijkse voorwaarden naar Belgisch recht, inhoudende een beperkte gemeenschap van goederen. Dit huwelijk is ontbonden bij beschikking van deze rechtbank van 4 mei 2018 en ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand op [2018] .

2.2.

In de echtscheidingsbeschikking van 4 mei 2018 heeft de rechtbank bepaald dat het Nederlands recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime en op de vermogensrechtelijke afwikkeling.

2.3.

De huwelijksvermogensrechtelijke afwikkeling heeft nog niet plaatsgevonden. Er is een bodemprocedure aanhangig bij deze rechtbank.

2.4.

De man is bestuurder van [bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1] ). De aandelen van deze vennootschap vallen in de huwelijksgoederengemeenschap. [bedrijf 1] houdt op haar beurt 70,43% van de aandelen van de [bedrijf 2] . Daaronder ressorteren weer andere vennootschappen. In de [bedrijf 2] wordt een bedrijf geëxploiteerd in waterbeheersingssystemen. Daarnaast wordt in de [bedrijf 2] een aanzienlijke onroerend goed portefeuille beheerd. Ook in privé beschikken partijen over onroerend goed van aanzienlijke waarde.

2.5.

De voorzieningenrechter heeft op 19 augustus 2019 vonnis gewezen in een kort gedingprocedure tussen partijen. In die procedure heeft de voorzieningenrechter de vorderingen in conventie van de vrouw en in reconventie van de man afgewezen.

3 Het geschil

3.1.

De vrouw vordert thans om bij vonnis, zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

  1. primair: om te bepalen dat het in deze te wijzen vonnis in de plaats treedt van de door haar voorgestelde akte van (partiële) verdeling en levering van de aandelen [bedrijf 1] aan de man;

  2. subsidiair: om mr. G.T.J. Hoff, haar advocaat, op de voet van artikel 3:300 BW aan te wijzen als vertegenwoordiger van de man om in zijn plaats de notariële akte van (partiële) verdeling en levering van deze aandelen te ondertekenen;

  3. meer subsidiair: de man te bevelen om uiterlijk op 4 oktober 2019 alle benodigde medewerking te verlenen aan het passeren van de door haar voorgestelde notariële akte van (partiële)verdeling en levering van de aandelen, ten overstaan van een notaris verbonden aan het kantoor van Pereira te Den Haag of een andere door de vrouw aan te wijzen notaris, op straffe van verbeurte van een aan de vrouw te verbeuren dwangsom van € 5 miljoen in geval de man dit bevel overtreedt:

  4. uiterst subsidiair: iedere andere voorziening te treffen die de voorzieningenrechter geraden voorkomt,

met veroordeling van de man in de kosten van dit geding, inclusief de nakosten.

3.2.

De man voert verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

De beperkte huwelijksgoederengemeenschap van partijen is ontbonden per [2017] . Omdat partijen niet in een onverdeeldheid willen blijven dient de gemeenschap verdeeld te worden. Dit dient in beginsel te geschieden door een tussen partijen gesloten overeenkomst en als het partijen niet lukt overeenstemming te bereiken kan de rechter op vordering of verzoek van (één van) partijen de (wijze van) verdeling vaststellen. Vaststaat dat het partijen, thans bijna twee jaar na de ontbinding, nog steeds niet gelukt is overeenstemming te bereiken over de verdeling en het ziet er niet naar uit dat dit alsnog binnen redelijke termijn gaat lukken. Dat betekent dat de rechter aan zet is. De vordering van de vrouw strekt er toe dat de voorzieningenrechter, vooruitlopend op de beslissing van de bodemrechter, alvast in kort geding, overgaat tot verdeling van één van de activa van de gemeenschap, te weten de aandelen [bedrijf 1] , tegen een nader vast te stellen waarde.

Ontvankelijkheid

4.2.

De man heeft als meest verstrekkend verweer aangevoerd dat de vrouw niet-ontvankelijk is in haar vordering omdat deze vordering al op 29 juli 2019 door de voorzieningenrechter van deze rechtbank is behandeld en bij vonnis van 19 augustus 2019 is afgewezen. Er is dus sprake van een herkansing of een verkapt hoger beroep, aldus de man.

De voorzieningenrechter verwerpt dit verweer. Van niet-ontvankelijkheid van de vrouw zou slechts sprake zijn als zij door de instelling van de onderhavige vordering, misbruik zou maken van procesrecht. Dat is niet het geval. De vordering die de vrouw thans instelt is inderdaad eerder aan de orde geweest in kort geding, maar deze maakte toen deel uit van een veelheid aan vorderingen, die in feite neerkwamen op een (bijna) totale verdeling van een complexe boedel in kort geding, terwijl de eerste behandeling van de boedelscheiding in de bodemprocedure, met daarin provisionele vorderingen van beide partijen, verwacht werd op zeer korte termijn. Inmiddels is gebleken dat de eerste zitting in de boedelscheiding, vanwege verhinderdata aan de zijde van de man, niet begin september 2019 maar pas op 26 november 2019 gepland staat. Dat maakt de zaak nu wel anders. Ook gaat het nu alleen om de overdracht van de aandelen. Dit betreft een vrij overzichtelijk geschil dat zich, anders dan toen, wel leent voor behandeling in kort geding. De voorzieningenrechter is daarnaast niet gebonden aan de eerdere uitspraak in kort geding of overwegingen uit dat vonnis, reeds nu een kort geding vonnis geen gezag van gewijsde heeft.

4.3.

De voorzieningenrechter zal de vordering dus inhoudelijk beoordelen. Die beoordeling leidt ertoe dat de vordering zal worden toegewezen zoals in het dictum van dit vonnis is vermeld. In het hierna volgende zal de voorzieningenrechter uitleggen hoe zij tot dat oordeel is gekomen.

Spoedeisend belang

4.4.

De voorzieningenrechter is bevoegd in alle spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen een voorziening bij voorraad is vereist, deze te geven. De vrouw heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening. Op 5 oktober 2019 verstrijkt immers de tweejaarstermijn als bedoeld in artikel 4.17 van de Wet Inkomstenbelasting 2001. Indien de aandelen krachtens een verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap binnen die termijn overgaan naar de man wordt dit niet als vervreemding in de zin van die wet aangemerkt. Dit betekent dat de vrouw dan niet hoeft af te rekenen met een heffing van 25% over de waardestijging van de aandelen sinds de verkrijging. Partijen zijn het niet eens over de waarde van de aandelen op de peildatum van [2017] . De vrouw stelt de waarde op ruim 37,2 miljoen euro en de man stelt de waarde op 6,8 miljoen euro. Dit is nogal een aanzienlijk verschil dat (mede) lijkt terug te voeren op de verschillende waarderingsmethoden die gehanteerd worden. Hoe dan ook, partijen zijn het erover eens dat de waardestijging van de aandelen sinds de verkrijging zeer aanzienlijk is. De fiscale claim van 25 % over die waardestijging die de vrouw bij vervreemding na de tweejaarstermijn boven het hoofd hangt is dus, zelfs als zou worden uitgegaan van de waarde die de man bepleit, eveneens aanzienlijk. Dit maakt dat het spoedeisend belang een gegeven is.

4.5.

Het verwijt van de man aan de vrouw dat zij niet voortvarend heeft geprocedeerd en deze vordering pas heel laat, vlak voor het verstrijken van de tweejaarstermijn instelt, maakt dit op zichzelf niet anders. Partijen zijn al geruime tijd bezig om de verdeling van de boedelscheiding in onderling overleg te regelen, tot op heden zonder resultaat. Ieder heeft daar zijn eigen rol in. De daarmee verstreken tijd is inderdaad kostbaar en maakt de spoedeisendheid nog groter.

4.6.

De man heeft nog gewezen op de mogelijkheid om bij de belastingdienst verlenging van de tweejaarstermijn aan te vragen wegens overmacht, maar het is allerminste zeker dat die verlenging zal worden verleend. Het bestaan van deze (theoretische) mogelijkheid doet aan de spoedeisendheid van de vordering dus evenmin af.

(partiële) verdeling in kort geding

4.7.

De voorzieningenrechter verwerpt ook het verweer van de man dat een partiële verdeling in kort geding niet mogelijk zou zijn. De voorzieningenrechter kan immers elke voorziening treffen die, gelet op de belangen van partijen spoedeisend is. Anders dan het Gerechtshof ’s-Gravenhage ziet de voorzieningenrechter niet in waarom een verdeling van een gemeenschappelijk goed, mits niet al te ingewikkeld, daar niet onder zou kunnen vallen.

Het in beginsel voorlopige karakter van een door haar gegeven voorziening staat daar niet aan in de weg, ook niet als de voorziening onomkeerbaar zou zijn. In dit geval is de toedeling en de overdracht van de aandelen overigens niet onomkeerbaar, zoals dat ook geldt voor bijna elke andere rechtshandeling, zoals de verkoop en levering van een woning. Teruglevering of een andere wijze van verdeling, door middel van verkoop van (een deel van) de aandelen blijft in beginsel altijd feitelijk en juridisch mogelijk.

4.8.

De voorzieningenrechter dient bij de vraag of het verstandig is om vooruitlopend op het oordeel van de bodemrechter een voorziening strekkende tot (partiële) verdeling te geven wel zo goed mogelijk rekening te houden met de verwachte uitkomst van de bodemprocedure. Kijkend naar die verwachte uitkomst acht de voorzieningenrechter het zeer onaannemelijk, zo niet uitgesloten, dat de aandelen zullen worden toegedeeld aan de vrouw. Toedeling van de aandelen aan de man ligt veel meer voor de hand. Het is immers de man die werkzaam is in [bedrijf 1] en niet de vrouw en de man is ook de enige bestuurder, aangezien hij de vrouw eigenmachtig als bestuurder heeft ontslagen. Ook uit zijn feitelijk handelen volgt dat de man zich als heer en meester gedraagt over deze vennootschap. Dit blijkt onder meer uit het feit dat hij activa die de vennootschap direct (aandelen in de [bedrijf 2] ) of indirect (onroerend goed) in eigendom heeft, verkoopt, zonder medeweten van de vrouw en zonder transparant te zijn over wat er met de verkoopopbrengst wordt gedaan. De man beschikt ook geheel eigenmachtig over zijn rekening-courantverhouding met de vennootschap, waarin de schuld is opgelopen tot enorme proporties. Hij lijkt daarbij de tussen partijen gemaakte afspraken, neergelegd in een proces-verbaal opgemaakt in de echtscheidingszaak, die neerkomen op een zeer gematigde opname, door partijen aangeduid als ‘rantsoenering’, te schenden. In ieder geval is het niet transparant dat hij zich niet aan die rantsoenering houdt en waaraan de opgenomen gelden worden besteed.

4.9.

De voorzieningenrechter gaat er dus vooralsnog vanuit dat de aandelen aan de man zullen worden toegedeeld in de bodemprocedure. Indien de bodemrechter desalniettemin tot een ander oordeel komt omdat hij de waarde van de aandelen vaststelt op een bedrag hoger dan het bedrag dat de man aan die aandelen toekent en de man in die procedure voldoende kan onderbouwen dat hij financieel niet in staat is die aandelen voor dat bedrag over te nemen staat de in het dictum van dit vonnis getroffen voorziening, er niet aan in de weg dat de bodemrechter zal bepalen dat (een deel van) de aandelen moet(en) worden verkocht aan een derde en dat de opbrengst daarvan in de verdeling wordt betrokken. De beslissing van de voorzieningenrechter kan immers per definitie geen nadeel meebrengen aan de zaak ten principale.

4.10.

De man wordt aldus niet benadeeld door de gevorderde overdracht van de aandelen aan hem vóór 5 oktober 2019 en hij heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook geen valide reden om zich daar tegen te verzetten, ook omdat hij op dit moment nog niet voor de aandelen hoeft te betalen, terwijl het belang van de vrouw zeer groot is. Weliswaar betekent dit een doorschuiven van de fiscale claim naar de man, maar die claim wordt pas opeisbaar als de man de aandelen zou vervreemden. De (contante) waarde van die claim kan in de verdeling worden verrekend, zoals namens de vrouw ter zitting is toegezegd.

4.11.

Uit het vorenstaande volgt dat de voorzieningenrechter, na afweging van de belangen van partijen, tot het oordeel komt dat de gevorderde verdeling en levering van de aandelen toewijsbaar is.

4.12.

Gezien de grote haast die geboden is zal de voorzieningenrechter bepalen dat haar uitspraak in de plaats treedt van de akte van levering, conform artikel 3:300 BW. Er is geen reden waarom dit in kort geding niet zou kunnen.

Proceskostenveroordeling

4.13.

Partijen zijn ex-echtelieden van elkaar. De voorzieningenrechter zal de proceskosten daarom compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt.

5. De beslissing

De voorzieningenrechter:

5.1.

deelt de aandelen [bedrijf 1] toe aan de man;

5.2.

bepaalt dat deze uitspraak op de voet van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van de volgende akte:

“AKTE VAN BESCHRIJVING GEMEENSCHAP EN VERDELING

(ten gevolge van echtscheiding)

Partijen:

1. de heer [gedaagde], geboren te [geboorteplaats] op [1957]

, wonende te [woonplaats] , gemeente De Ronde

Venen, [adres] , thans ongehuwd en niet als partner geregistreerd (“[gedaagde]”);

en

2. mevrouw [eiseres], geboren te [geboorteplaats] (België)

op [1957] , wonende te [woonplaats]

, gemeente Stichtse Vecht, [adres] , thans ongehuwd en niet als partner

geregistreerd (”[eiseres]”);

[gedaagde] en [eiseres] hierna tezamen te noemen: “Partijen” en ieder van hen

afzonderlijk ook te noemen: “Partij”;

Overwegingen:

INLEIDING:

  1. Partijen zijn op [1985] in [woonplaats] met elkaar in het huwelijk getreden. Voorafgaande aan het huwelijk zijn partijen huwelijkse voorwaarden overeengekomen, bij notariële akte op [1985] verleden voor een vervanger van mr. J-F. Agneessens, destijds notaris met standplaats te Nazareth (België).

  2. De huwelijkse voorwaarden tussen Partijen houden het wettelijk stelsel van gemeenschap naar Belgisch recht in.

  3. Bij beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, gedateerd vier mei tweeduizend achttien (de “Beschikking”) is tussen Partijen de echtscheiding uitgesproken.

  4. In de Beschikking is door de rechtbank bepaald dat, ondanks het bepaalde in de tussen Partijen geldende huwelijkse voorwaarden, Nederlands recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van Partijen en dat Nederlands recht moet worden toegepast op de vermogensrechtelijke afwikkeling tussen Partijen. i.e. op de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap van Partijen.

  5. Door de inschrijving op [2018] van de Beschikking in de registers van de Burgerlijke Stand van de gemeente Vinkeveen is het huwelijk tussen Partijen ontbonden.

De waarde van de tot de ontbonden huwelijksgemeenschap behorende goederen en schulden die bij deze akte worden verdeeld en geleverd zal in onderling overleg door Partijen bij vaststellingsovereenkomst worden vastgesteld danwel zal door een rechter krachtens artikel 3:185 BW worden bepaald en vastgesteld. Partijen gaan bij deze akte over tot de verdeling van de tussen hen bestaan hebbende huwelijksgemeenschap met betrekking tot slechts de hierna genoemde goederen. De overige goederen van de tussen Partijen bestaan hebbende huwelijksgemeenschap zullen bij separate (notariële) akte(n) worden verdeeld.

BESCHRIJVING GEMEENSCHAP

De bij de onderhavige akte te verdelen gemeenschap omvat:

Alle veertig (40) aandelen in het geplaatste aandelen kapitaal van [bedrijf 1]

B.V., elk nominaal groot duizend gulden (NLG 1.000), genummerd 1 tot en met 40 (de

Aandelen”).

VERDELING

Partijen gaan over tot de volgende verdeling:

aan [gedaagde] wordt toebedeeld: de Aandelen.

LEVERING

Ter uitvoering van de verdeling verklaren Partijen bij deze de Aandelen in eigendom te

leveren aan [gedaagde] , die de Aandelen in eigendom aanvaardt.

OVER-/ONDERBEDELING

Partijen verklaren dat indien in verband met bovenstaande verdeling en een eventuele –

– latere – - nadere verdeling van de gemeenschap sprake mocht zijn van over- of

onderbedeling, Partijen de regelingen hieromtrent nader zullen overeenkomen of door de rechter laten vaststellen.

WIJZE VAN EIGENDOMSVERKRIJGING

AANDELEN

De Aandelen zijn door [gedaagde] verkregen door uitgifte bij de notariële akte van

oprichting van [bedrijf 1] B.V. op [1988]

verleden voor mr. M.P. Bongard, destijds notaris te Amsterdam (de “Akte

van Oprichting”).

Op grond van de Beschikking behoren de Aandelen in eigendom toe - ieder voor de

onverdeelde helft - aan [gedaagde] en [eiseres] .

BEPALINGEN

Deze verdeling geschiedt onder de volgende verklaringen, bepalingen en bedingen:

1. Partijen staan ervoor in dat zij bevoegd zijn de verdeling en de leveringen van de

Aandelen tot stand te brengen.

AANDELEN

2. Toepassing van de in artikel 7 van de statuten van [bedrijf 1] B.V. (de

Statuten”) opgenomen blokkeringsregeling, welke voor de overdracht van aandelen in

het kapitaal van [bedrijf 1] B.V. een voorafgaande goedkeuring voorschrijft van de algemene vergadering is met betrekking tot de onderhavige levering van de Aandelen nageleefd, aangezien Partijen in hun hoedanigheid van algemene vergadering van [bedrijf 1] B.V. bij deze met inachtneming van artikel 15 lid 3 van de Statuten jo. artikel 2:238 Burgerlijk Wetboek voor zover nodig besluiten en schriftelijk bevestigen te hebben besloten goedkeuring te verlenen aan de onderhavige levering van de Aandelen.

SLOTBEPALINGEN

Ten slotte verklaren de Partijen:

dat met het vorenstaande voormelde de Aandelen die behoren tot de ontbonden

gemeenschap zijn verdeeld;

TOTSTANDKOMING VERDELING

De verdeling opgenomen in deze akte geschiedt bij deze akte en wordt van kracht met

ingang van 4 oktober 2019.”

5.3.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

5.4.

bepaalt dat elk van partijen de eigen kosten draagt;

5.5.

wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A.T. Engbers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Geerding als griffier en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2019.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.