RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van
17 januari 2020 in de zaak tussen
[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker
(gemachtigde: mr. T. van der Weijde),
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder
(gemachtigde: mr. H.P. de Keijzer).
Procesverloop
Met het besluit van 19 augustus 2019 (de last onder bestuursdwang) heeft verweerder verzoeker gelast om vóór 1 oktober 2019 de mandelige keldermuur in het pand op het adres [adres 1] in [woonplaats] , die grenst aan het adres [adres 2] , permanent te (laten) herstellen en hersteld te (laten) houden. Verweerder heeft verzoeker ook gelast om vóór 1 oktober 2019 de achtergevel van het pand in de originele staat te (laten) herstellen en hersteld te (laten) houden. Als op 1 oktober 2019 blijkt dat verzoeker de herstelwerkzaamheden niet of onvoldoende heeft uitgevoerd of heeft laten uitvoeren, zullen de keldermuur en achtergevel door de gemeente permanent hersteld worden.
Verzoeker heeft tegen de last onder bestuursdwang bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De zaak is behandeld op de zitting van 17 januari 2020. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en bijgestaan door ir. [A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door mr. [B] en [C] .
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.
Overwegingen
1. Deze zaak gaat over de bestuursdwang die verweerder in het pand van verzoeker wil toepassen. Het is een spoedeisende zaak, omdat verweerder op korte termijn wil starten met de werkzaamheden in het pand. Op de zitting is toegelicht dat er afspraken zijn gemaakt met een aannemer en dat verweerder niet langer wil wachten met de uitvoering van de bestuursdwang.
2. Doordat er meerdere procedures lopen en de rechtbank het registratienummer van verzoekers gemachtigde niet had vermeld, was hij er pas laat mee bekend dat ook deze zaak op de zitting van 17 januari 2020 zou worden behandeld. Hij heeft op de dag van de zitting nog stukken ingediend en de voorzieningenrechter heeft hem dat om die reden toegestaan. Er is echter noch voor verweerder, noch voor de voorzieningenrechter tijd geweest om deze stukken te bestuderen. Bovendien ontbrak het aan voldoende zittingstijd om de zaak goed met partijen te kunnen bespreken. Aan een inhoudelijk oordeel over de rechtmatigheid van de last onder dwangsom kan de voorzieningenrechter daarom nu niet toekomen.
3. Het belang van verzoeker is dat de uitvoering van de werkzaamheden in zijn pand wordt voorkomen. Die werkzaamheden zijn niet zomaar terug te draaien als ze eenmaal zijn uitgevoerd. Van een acuut gevaarlijke situatie in het pand die voor heel snelle uitvoering van de bestuursdwang pleit is nu niet gebleken. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding om als ordemaatregel de last onder bestuursdwang te schorsen. Dat betekent dat verweerder de geplande werkzaamheden nu niet mag uitvoeren.
4. Verweerder moet nog op de bezwaren van verzoeker tegen de last onder bestuursdwang beslissen. Op de zitting zijn kort de recente ontwikkelingen besproken over de wijze van uitvoering van de bestuursdwang die verweerder voorstaat. Daarnaast zijn er de door verzoeker ingediende stukken die moeten worden besproken, terwijl de voorzieningenrechter zich ook bewust is van het belang dat verweerder heeft bij een spoedige start van de werkzaamheden. De voorzieningenrechter vindt het in dit licht bezien nodig dat het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening hangende de bezwaarprocedure op korte termijn op een zitting inhoudelijk wordt behandeld.
5. De volgende zitting zal worden gehouden op dinsdag 4 februari 2020, om 14.30 uur in Utrecht. De voorzieningenrechter zal dan beoordelen of er aanleiding is om de nu getroffen voorziening op te heffen. In dat kader zal zo nodig ook worden beslist over de proceskosten en het betaalde griffierecht.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
17 januari 2020.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op: