Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBMNE:2021:1482

Rechtbank Midden-Nederland
10-03-2021
26-04-2021
9030301
Insolventierecht
Eerste aanleg - enkelvoudig,Beschikking

Moet een Curaçaose schuldeiser met een vordering waarop Antilliaans recht van toepassing is, een schone lei als bedoeld in de Nederlandse Faillissementswet, verleend door een Nederlandse rechter na een Nederlands WSNP-traject, tegen zich doen gelden? Ja

Rechtspraak.nl
INS-Updates.nl 2021-0128
NJF 2021/241
Prg. 2021/177

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

kantonrechter

locatie Almere

zaaknummer: 9030301 ME VERZ 21-29 BH/5249

Beschikking van 10 maart 2021

inzake de procedure, door partijen aangebracht bij prorogatie in de zin van artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv),

de coöperatie

Algemene Spaar- en Kredietcoöperatie ACU,

gevestigd te Curaçao,

verder ook te noemen ACU,

gemachtigde: H.J. de Jonge van LAVG Gerechtsdeurwaarders Groningen,

en:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[bedrijfsnaam] B.V. Q.Q., in haar hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van [onderbewindgestelde],

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

verder ook te noemen de bewindvoerder,

gemachtigde: mr. D.D. Pietersz.

1 De procedure

1.1.

Op 16 februari 2021 is het gezamenlijke verzoekschrift van partijen op de griffie binnengekomen. Partijen hebben de kantonrechter verzocht hun verzoekschrift op grond van artikel 96 Rv in behandeling te nemen.

1.2.

Beide partijen hebben aangegeven geen behoefte te hebben aan een mondelinge behandeling. Daarom is direct een uitspraakdatum bepaald.

2 Het verzoek en de beoordeling daarvan

Wat is de achtergrond van het verzoek?

2.1.

Mevrouw [onderbewindgestelde] (hierna: [onderbewindgestelde] ) heeft op 11 november 2010 een lening afgesloten bij ACU, een coöperatie die actief is in Curaçao. [onderbewindgestelde] woonde toen in Curaçao. Op de leningsovereenkomst is Antilliaans recht van toepassing.

2.2.

Kort nadat [onderbewindgestelde] het geld heeft geleend, is zij naar Nederland verhuisd. Daar is zij in de schulden geraakt. Ook bij ACU is een betalingsachterstand ontstaan.

2.3.

[onderbewindgestelde] heeft zich in juni 2019 aangemeld voor schuldhulpverlening. Ook heeft zij zich onder vermogensbewind laten stellen. De bewindvoerder heeft de schuldeisers van [onderbewindgestelde] een minnelijke schuldenregeling aangeboden. Voor ACU houdt de schuldenregeling in dat zij na verloop van 36 maanden naar verwachting 21,64% van haar totale vordering betaald zal krijgen. Als voorwaarde geldt dat ACU voor het restant van haar vordering finale kwijting aan [onderbewindgestelde] verleent.

2.4.

Volgens de bewindvoerder is het voorstel het maximaal haalbare. Als de minnelijke regeling niet tot stand komt, zal [onderbewindgestelde] de rechtbank namelijk verzoeken om te worden toegelaten tot de Wettelijke Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). Bij voltooiing van de WSNP zal aan [onderbewindgestelde] – zo is de verwachting – een ‘schone lei’ worden verleend. De verwachting is dan dat de schuldeisers vanwege de kosten die met de WSNP gepaard gaan, per saldo minder dan 21,64% van hun totale vordering betaald zullen krijgen. Daarbij gaat de bewindvoerder ervan uit dat ACU als Curaçaose schuldeiser een aan [onderbewindgestelde] verleende ‘schone lei’ tegen zich moet laten gelden.

2.5.

ACU heeft – vooralsnog – geweigerd met de schuldenregeling in te stemmen. Zij wil [onderbewindgestelde] geen finale kwijting verlenen. ACU stelt dat de schuldenregeling niet het maximaal haalbare is. ACU is gevestigd in Curaçao en moet daarom als buitenlandse schuldeiser worden gezien, die een andere positie inneemt dan Nederlandse en Europese schuldeisers. De WSNP en de daarin bestaande ‘schone lei’ bestaan niet in Curaçao. Zou het tot een WSNP komen, dan zou ACU als Curaçaose schuldeiser een in Nederland verleende ‘schone lei’ dus niet hoeven te erkennen. Zij meent de incasso van haar vordering na afloop van de WSNP weer te kunnen hervatten.

Wat is de rechtsvraag?

2.6.

Partijen willen via deze procedure een antwoord krijgen op hun vraag of ACU als Curaçaose schuldeiser met een vordering waarop Antilliaans recht van toepassing is, een ‘schone lei’ als bedoeld in de Nederlandse Faillissementswet, verleend door een Nederlandse rechter na een Nederlands WSNP-traject, tegen zich moet doen gelden. Partijen hebben de kantonrechter verzocht hierop een beslissing te nemen.

Wat zijn de door partijen beoogde gevolgen?

2.7.

Beantwoordt de kantonrechter deze vraag bevestigend, dan zijn partijen het eens dat de aangeboden minnelijke schuldenregeling inderdaad het maximaal haalbare is en zal ACU daarmee kunnen instemmen. De WSNP kan dan achterwege blijven.

2.8.

Beantwoordt de kantonrechter de vraag ontkennend, dan komt volgens partijen vast te staan dat ACU aan [onderbewindgestelde] geen kwijting hoeft te verlenen omdat ACU – na een succesvol WSNP-traject – de incasso van haar vordering weer zou kunnen hervatten.

Wat oordeelt de kantonrechter?

2.9.

De kantonrechter is van oordeel dat de rechtsvraag bevestigend moet worden beantwoord. Het gelijk is dus aan de zijde van de bewindvoerder. Dit wordt hierna toegelicht.

Waarom moet ACU een in Nederland verleende ‘schone lei’ tegen zich laten gelden?

2.10.

Curaçao en Nederland behoren allebei tot het Koninkrijk der Nederlanden. De band van de verschillende gebiedsdelen met het Koninkrijk wordt geregeld in het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden (hierna: het Statuut). De beantwoording van deze rechtsvraag komt neer op een uitleg van de werking van de artikelen 39 en 40 van het Statuut. De kantonrechter zal daarvoor aansluiten bij de uitleg zoals de Hoge Raad daaraan in zijn arrest van 13 april 2007 (ECLI:NL:HR:2007:AZ6095) heeft gegeven. Daarbij is het navolgende van belang.

2.11.

De afzonderlijke gebiedsdelen van het Koninkrijk zijn op grond van het Statuut bevoegd hun burgerlijk recht zelf vast te stellen. Het concordantiebeginsel dat in artikel 39 van het Statuut is opgenomen, brengt wel mee dat het burgerlijk recht zoveel mogelijk op overeenkomstige wijze wordt geregeld. Toch kan het bestaan dat over bepaalde onderdelen van het recht anders wordt gedacht. In die situatie blijven de afzonderlijke gebiedsdelen van het Konikrijk bevoegd die onderdelen in verschillende zin in hun wetgeving te regelen. In zoverre is er dus ruimte voor verscheidenheid. Deze bevoegdheid om het burgerlijk recht zelf vast te stellen, heeft er onder meer toe geleid dat de WSNP die wel in het Nederlandse recht is opgenomen, geen plaats heeft gekregen in het Antilliaanse recht. Het Antilliaanse recht kent daardoor geen ‘schone lei’ of iets wat daar op lijkt. Het recht is op dat punt dus anders.

2.12.

De ruimte voor verscheidenheid is echter niet zonder beperking gelaten. De band met het Koninkrijk brengt ook mee dat alle gebiedsdelen de gevolgen van die verscheidenheid moeten aanvaarden. Dat houdt – onder meer – in dat zij de rechtskracht en daarmee de rechtsgevolgen van elkaars rechterlijke uitspraken binnen hun eigen rechtsorde moeten aanvaarden, ook als die rechtsgevolgen niet aansluiten bij de lokale opvattingen. Op dit punt laat artikel 40 van het Statuut geen ruimte. Dit artikel berust – voor zover in deze zaak van belang – op de gedachte dat het Koninkrijk als één rechtsgebied moet worden beschouwd, als het gaat om de vatbaarheid voor tenuitvoerlegging van binnen het Koninkrijk gewezen vonnissen. Artikel 40 van het Statuut brengt dan ook naar zijn strekking mee dat de rechtskracht van vonnissen die in Nederland zijn gewezen in alle gebiedsdelen van het Koninkrijk gelijk is (vergelijk HR 14 januari 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1233). Dit geldt naast de executoriale kracht ook voor de bindende kracht en de bewijskracht van dat vonnis.

2.13.

De werking van artikel 40 van het Statuut brengt – toegespitst op deze zaak – het volgende mee. Als [onderbewindgestelde] wordt toegelaten tot de WSNP en zij dit traject met succes doorloopt, zal aan haar bij Nederlands rechterlijk vonnis een ‘schone lei’ worden verleend. Vorderingen van schuldeisers die in de WSNP zijn meegenomen, zullen na het verlenen van de ‘schone lei’ worden omgezet in natuurlijke verbintenissen die niet meer in rechte afdwingbaar zijn. Zoals hierboven is uitgewerkt, krijgt het Nederlandse vonnis in alle gebiedsdelen van het Koninkrijk automatisch dezelfde rechtskracht. Dat betekent dat ook de vordering van ACU op grond van de Nederlandse ‘schone lei’ niet langer in rechte afdwingbaar zal zijn. Dat de WSNP en de daarin bestaande ‘schone lei’ in het Antilliaanse recht niet bestaan, staat daaraan dus niet in de weg. ACU zal als Curaçaose schuldeiser met een vordering waarop Antilliaans recht van toepassing is, een ‘schone lei’ als bedoeld in de Nederlandse Faillissementswet, verleend door een Nederlandse rechter na een Nederlands WSNP-traject, tegen zich moeten laten gelden.

Proceskosten

2.14.

Partijen zijn onderling overeengekomen dat zij ieder de eigen kosten van deze procedure dragen.

Geen hoger beroep

2.15.

Partijen hebben zich het recht van hoger beroep niet voorbehouden. Daarom staat tegen deze beschikking geen hoger beroep open.

3 De beslissing

De kantonrechter:

3.1.

bepaalt dat de opgeworpen rechtsvraag of ACU als Curaçaose schuldeiser met een vordering waarop Antilliaans recht van toepassing is, een ‘schone lei’ als bedoeld in de Nederlandse Faillissementswet, verleend door een Nederlandse rechter na een Nederlands WSNP-traject, tegen zich moet laten gelden, bevestigend moet worden beantwoord.

3.2.

bepaalt voor de proceskosten dat elke partij de eigen kosten draagt;

3.3.

bepaalt dat tegen deze beslissing geen hoger beroep open staat.

Deze beschikking is gegeven door mr. B.G.W.P. Heijne, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2021.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.