Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBMNE:2021:3418

Rechtbank Midden-Nederland
20-07-2021
29-04-2022
UTR 20/789
Bestuursrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Verzoek inzage persoonsgegevens, artikel 39i Wjsg, vw heeft aanvullend besluit genomen, vw heeft niet gemotiveerd o.g.v. welke weigeringsgrond de inzage in de twee documenten is geweigerd, beroep gegrond, rechtsgevolgen in stand gelaten

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 20/789

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres 1] B.V., eiseres

[eiser 1] , eiser

[eiser 2] , eiser

[eiseres 2], eiseres

hierna gezamenlijk te noemen: eisers,
(gemachtigde:mr. J.H. Tonino),

en

Het College van Procureurs-generaal, namens deze het Hoofd Bestuurlijke en Juridische Zaken, verweerder

(gemachtigde: drs. mr. M.P.L. Le).

Procesverloop

In het besluit van 25 juni 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten dat inzage zal worden verleend in de persoonsgegevens waarvan op grond van artikel 39i van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) mededeling kan worden gedaan.

In het besluit van 23 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft het beroep op 25 juni 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Namens eisers is [eiser 2] verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Het inzageverzoek van eisers

1. Eisers hebben per brief van 6 december 2018, met een beroep op artikel 15 van Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), om inzage verzocht in de door het arrondissementsparket Amsterdam verwerkte persoonsgegevens van eisers. Hierbij hebben eisers ook gevraagd of hun persoonsgegevens gedurende een periode van vier jaar voorafgaande aan het verzoek zijn verstrekt en aan wie.

Het bestreden besluit

2. Verweerder heeft het verzoek van eisers aangemerkt als een verzoek op grond van artikel 39i van de Wjsg. Bij het primaire besluit is namens verweerder door de Hoofdofficier van Justitie te Amsterdam besloten dat aan het verzoek kan worden voldaan, in die zin dat inzage kan worden gegeven in de documenten met inachtneming van het bepaalde in de Wjsg. Ook heeft verweerder in het primaire besluit aan eisers kenbaar gemaakt dat informatie over hen is gedeeld met het RIEC Amsterdam. Op 10 juli 2019 hebben eisers inzage gekregen in de documenten die naar het oordeel van verweerder op grond van artikel 39i van de Wjsg konden worden ingezien. Nadat eisers op 12 juli 2019 hebben aangevoerd dat de verleende inzage niet compleet was, heeft verweerder zich op 19 juli 2019 op het standpunt gesteld dat bij de inzage van 10 juli 2019 alle documenten ter inzage zijn gegeven, die voor inzage in aanmerking kwamen op grond van artikel 39i van de Wjsg. Bij het bestreden besluit zijn de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.

Nader ingenomen standpunt van verweerder en aanhouding van het beroep

3. Nadat eisers beroep hebben ingediend, heeft verweerder eisers per e-mail van 28 augustus 2020 inzage gegeven in een groot deel van de eerder bij het primaire besluit geweigerde documenten. Verweerder stelt zich hierbij op het standpunt dat het belang van opsporing en vervolging als weigeringsgrond, zoals dat is verwoord in het bestreden besluit, inmiddels is komen te vervallen. Dit geldt niet ten aanzien van twee e-mailberichten, waarvan verweerder stelt dat inzage wordt gegeven in tactieken van het Openbaar Ministerie in de zaken over de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet bibob), waarbij de vrees bestaat dat integrale verstrekking van deze documenten nadelige gevolgen kan hebben voor de voorkoming van strafbare feiten in het algemeen. Verweerder verstrekt de twee e-mailberichten grotendeels geanonimiseerd, zodat daarin alleen de persoonsgegevens van eisers te lezen zijn. Vervolgens is de behandeling van het beroep op verzoek van eisers, met instemming van verweerder, aangehouden ten einde partijen de gelegenheid te geven tot een oplossing te komen.

4. Bij brief van 29 januari 2021 hebben eisers aan de rechtbank medegedeeld het beroep door te willen zetten, omdat verweerder inzage in de twee e-mailberichten blijft weigeren. Eisers verlenen de rechtbank toestemming kennis te nemen van deze documenten. Op 2 juni 2021 heeft verweerder documenten overgelegd met een beroep op artikel 8:29 van de Awb.

Het wettelijk kader

5. Op grond van artikel 1, aanhef en onder b van de Wjsg wordt onder strafvorderlijke gegevens het volgende geschaard: persoonsgegevens of gegevens over een rechtspersoon die zijn verkregen in het kader van een strafvorderlijk onderzoek en die het openbaar ministerie in een strafdossier of langs geautomatiseerde weg in een gegevensbestand verwerkt.

Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wjsg verwerkt Onze Minister in de justitiële documentatie justitiële gegevens ten behoeve van een goede strafrechtspleging.

Op grond van artikel 39i, eerste en tweede lid, van de Wjsg - voor zover hier van belang - deelt het College van procureurs-generaal een ieder op diens schriftelijke verzoek binnen zes weken mede of, en zo ja welke, deze persoon betreffende strafvorderlijke gegevens verwerking ondergaan.

Op grond van artikel 39l in samenhang met artikel 21, tweede lid van de Wjsg blijft een mededeling, als bedoeld in de artikelen 39i, eerste lid, en 39m, eerste lid, van de Wjsg achterwege zover dit een noodzakelijke en evenredige maatregel is:

‘‘a. ter vermijding van belemmering van de gerechtelijke onderzoeken of procedures;

b. ter vermijding van nadelige gevolgen voor de voorkoming, de opsporing, het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen;

c. ter bescherming van de openbare veiligheid;

d. ter bescherming van de rechten en vrijheden van derden;

e. ter bescherming van de nationale veiligheid;

f. ingeval van een kennelijk ongegrond of buitensporig verzoek, als bedoeld in artikel 25, tweede lid.’’

Het oordeel van de rechtbank

6. De rechtbank stelt allereerst vast dat verweerder met zijn nader ingenomen standpunt van 28 augustus 2020 grotendeels tegemoet komt aan het inzageverzoek van eisers door alsnog inzage te geven in een groot aantal eerder geweigerde documenten. De rechtbank overweegt dat verweerder met dit nader ingenomen standpunt het bestreden besluit niet langer handhaaft. De rechtbank merkt het nader ingenomen standpunt van verweerder om die reden aan als een aanvulling van het bestreden besluit zoals bedoeld in artikel 6:19 van de Awb. Omdat verweerder met de aanvulling van het bestreden besluit niet geheel tegemoet komt aan eisers, is het beroep van rechtswege mede gericht tegen het aanvullende besluit. De rechtbank zal het bestreden besluit en het aanvullende besluit als geheel beoordelen.

7. De rechtbank stelt verder vast dat verweerder in het bestreden besluit en in het aanvullende besluit niet heeft gemotiveerd op grond van welke weigeringsgrond de inzage in de passages in de twee documenten is geweigerd. Gelet hierop is het bestreden besluit niet zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd en daarom in strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat het beroep gegrond moet worden verklaard en dat het bestreden besluit moet worden vernietigd. De rechtbank zal bezien of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen worden gelaten.

8. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ongelakte versie van de twee documenten, nadat eisers daarvoor toestemming hadden gegeven. Het betreft een integrale casusanalyse van het RIEC van 13 februari 2017 met een begeleidende brief en een interne e-mailcorrespondentie. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd de weigeringsgrond per pagina nader toegelicht. Verweerder heeft verklaard dat de onleesbaar gemaakte passages in de integrale casusanalyse zien op persoonsgegevens van derden. Dit geldt ook voor de begeleidende brief. In de interne e-mailcorrespondentie zijn ook persoonsgegevens van derden onleesbaar gemaakt. Daarnaast geldt volgens verweerder als weigeringsgrond voor de inzage van eisers in de gelakte delen van de twee documenten dat deze gelakte passages in de e-mailcorrespondentie inzicht geven in tactieken in de Wet bibob procedure, waardoor nadelige gevolgen voor de voorkoming van strafbare feiten zouden kunnen ontstaan.

9. Ten aanzien van de weigering om inzage te geven in de persoonsgegevens van derden volgt de rechtbank het standpunt van verweerder dat artikel 39i van de Wjsg is bedoeld voor inzage in de eigen persoonsgegevens. In artikel 18, eerste lid van de Wjsg is neergelegd dat de betrokkene het recht heeft uitsluitsel te verkrijgen over de al dan niet verwerking van hem betreffende justitiële gegevens. Verweerder mag daarom de persoonsgegevens van derden onleesbaar maken. De beroepsgrond van eisers slaagt niet.

10. Ten aanzien van de weigering om inzage te geven in passages van documenten omdat dit inzicht geeft in tactieken in de Wet bibob procedure is de rechtbank van oordeel dat verweerder deze weigeringsgrond heeft kunnen hanteren. Na kennisname van de ongelakte passages kan de rechtbank verweerder volgen in zijn standpunt dat vrees bestaat dat inzage de documenten nadelige gevolgen kan hebben voor de voorkoming van strafbare feiten in het algemeen. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder heeft kunnen besluiten dat weigering van inzage in deze documenten een noodzakelijke en evenredige maatregel is. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit en het aanvullende besluit in stand te laten.

11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.

12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van

€ 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit en het aanvullende besluit van 28 augustus 2020;

- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit en het aanvullende besluit in stand blijven;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354,- aan eisers te vergoeden;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers ter hoogte van € 1.496,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. E. de Jong, griffier. De beslissing is uitgesproken op 20 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.