Overwegingen
1. Eiser woont met zijn ex-vrouw en hun dochter in een woning. Hij heeft een verzoek gedaan om urgentie op medische gronden omdat hij lijdt aan paranoïde schizofrenie. Eiser en zijn ex-vrouw zijn gescheiden maar wonen nog in dezelfde woning. Eiser wil graag een woning voor zichzelf. De aanvraag van eiser is beoordeeld door de externe urgentiecommissie van de gemeente [woonplaats] .
2. Het Vierde Huis heeft namens verweerder de aanvraag van eiser afgewezen op basis van het advies van de urgentiecommissie van de gemeente [woonplaats] . De urgentiecommissie komt in haar advies tot de conclusie dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor urgentieverlening. Eiser heeft er ten eerste niet alles aan gedaan om het woonprobleem zelf op te lossen. Uit zijn inschrijving bij WoningNet blijkt namelijk dat hij niet heeft gereageerd op woningen. Verder voldoet eiser ook niet aan de voorwaarden voor het verlenen van urgentie op een medische grond. Uit de overgelegde stukken komt niet naar voren dat sprake is van een medisch langdurig probleem en dat de situatie zo ontwrichtend is dat deze alleen opgelost kan worden met een woning op korte termijn. Tot slot heeft de urgentiecommissie aangegeven dat er geen reden is om de hardheidsclausule toe te passen omdat geen sprake is van uitzonderlijke omstandigheden waardoor afgeweken moet worden van de Huisvestingsverordening [woonplaats] 2019 (Huisvestingsverordening).
3. In het bestreden besluit heeft verweerder nader gemotiveerd dat er geen aanleiding is om de urgentieaanvraag voor te leggen aan de keuringsarts van Argonaut voor een medisch advies aangezien niet is aangetoond met een behandelplan van een specialist dat de behandeling niet gevolgd kan worden als betrokkene een kamer/studio bewoont. Verder heeft verweerder aangegeven dat eiser niet op passend woningaanbod reageert. Ook is er geen reden om de hardheidsclausule toe te passen omdat eiser zou kunnen wonen in een kamer/studio.
4. Eiser is het er niet mee eens. Eiser is in behandeling bij GGZ Centraal Flevoland sinds 19 november 2020. Daarom voldoet eiser nu wel aan de algemene voorwaarden. Eiser reageert niet op studio’s aangezien de studio’s bedoeld zijn voor studenten, jongeren onder de 23 jaar. Op die woningen reageren heeft daarom geen zin. Eiser kan niet in een andere gemeente wonen aangezien hij is geworteld in de gemeente [woonplaats] . Hij zou in aanmerking willen komen voor zelfstandig wonen in combinatie met een Begeleid wonen traject. Eiser reageert elke week op woningaanbod, hij is onder behandeling bij GGZ Centraal en Veilig Thuis heeft zich op de hoogte gesteld van de situatie. Gezien het psychiatrisch verleden van eiser is het dringend gewenst dat hij apart gaat wonen.
5. De rechtbank stelt voorop dat uit artikel 11, vierde lid, van de Huisvestingsverordening volgt dat urgentie kan worden verleend als wordt voldaan aan alle voorwaarden onder de punten a tot en met i. Onder punt f wordt vermeld dat de woningzoekende er alles aan moet hebben gedaan om het probleem op te lossen; andere oplossingen zijn niet mogelijk of zijn uitgeput. De bevoegdheid voor het toekennen van een urgentieverklaring, komt verweerder beleidsruimte toe. De rechtbank moet het bestreden besluit daarom terughoudend toetsen.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft geconcludeerd dat eiser niet alles heeft gedaan om het woningprobleem op te lossen en dat eiser daarmee niet voldoet aan voorwaarde f van artikel 11, vierde lid, van de Huisvestingsverordening. Ten tijde van de aanvraag van de urgentieverklaring had eiser nog niet gereageerd op woningen. Eiser is pas gaan reageren op woningen tijdens de bezwaarprocedure. Daarnaast heeft verweerder kunnen overwegen dat eiser niet op passend woningaanbod heeft gereageerd. Uit de overgelegde reacties van eiser blijkt dat hij op diverse woningen reageert, waaronder eengezinswoningen. Ook heeft verweerder kunnen overwegen dat niet is gebleken dat eiser niet in een studio zou kunnen wonen. Dat alle studio’s in de gemeente [woonplaats] volgens eiser alleen voor jongeren zouden zijn bedoeld heeft eiser niet onderbouwd. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Eiser voert verder aan dat verweerder de hardheidsclausule moet toepassen gelet op zijn bijzondere omstandigheden.
8. Op grond van artikel 27 van de Huisvestingsverordening geldt dat in gevallen, waarin strikte naleving van de verordening tot onbillijkheid van overwegende aard zou leiden, verweerder ten gunste van de woningzoekende kan afwijken van de Huisvestingsverordening. De rechtbank kan een beroep op de hardheidsclausule alleen terughoudend toetsen.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd en heeft onderzocht of de hardheidsclausule toegepast zou moeten worden. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt. De overgelegde stukken in bezwaar, met name het e-mailbericht van de behandelend psycholoog van eiser van 9 februari 2021 waarin onder meer staat dat eiser zijn ex-vrouw niet meer tot last wil zijn, laten een ernstige problematiek zien, waarbij er ook een relatie lijkt te zijn tussen eisers medische omstandigheden en zijn woonsituatie. In het bestreden besluit heeft verweerder ten aanzien van de hardheidsclausule enkel overwogen dat eiser niet dakloos is, dat niet is gebleken dat eiser niet in een kamer/studio zou kunnen wonen, dat er geen verklaring van Veilig Thuis ten aanzien van de veiligheid van eisers ex-vrouw en zijn kind is en dat de echtscheiding geen reden geeft om de hardheidsclausule toe te passen aangezien er veel echtscheidingen zijn in [woonplaats] . Uit het bestreden besluit blijkt niet dat verweerder de medische problematiek van eiser heeft onderzocht. De rechtbank volgt verweerder in zijn stelling ter zitting dat de door eiser overgelegde stukken niet voldoen aan de eisen die verweerder normaal gesproken stelt aan medische stukken. Dit laat echter onverlet dat het in dit geval, gelet op alle feiten en omstandigheden, op de weg van verweerder had gelegen om voor de beoordeling van de hardheidsclausule medisch advies over de situatie van eiser in te winnen. Dit betekent dat de beroepsgrond slaagt.
10. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep gegrond is. Het bestreden besluit is in strijd met artikel 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Nu verweerder het beroep op de hardheidsclausule nader dient te onderzoeken en verweerder een ruime beoordelingsvrijheid heeft ziet de rechtbank geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien, omdat de rechtbank anders te ver in die beoordelingsbevoegdheid zou treden. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat volgens de rechtbank in dit geval geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen gelet op het nadere medische onderzoek dat mogelijk zal volgen. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen met in achtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht ter hoogte van € 181,- vergoeden.