Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBMNE:2021:4189

Rechtbank Midden-Nederland
30-08-2021
08-07-2022
UTR 21/1725
Bestuursrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Beroep tegen besluit last onder dwangsom en invorderingsbesluit, overtreding art 2:45 APV Utrecht, drugshandel op straat, ongegrond.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 21/1725


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A.E.M.C. Koudijs),

en

de burgemeester van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. R.M. Wiersma).

Procesverloop

In het besluit van 24 januari 2020 (het primaire besluit 1) heeft verweerder aan eiser een last onder dwangsom opgelegd om herhaling van overtreding van artikel 2:45 van de Algemene Plaatselijke Verordening Utrecht (APV Utrecht), die kort gezegd ziet op drugshandel op straat, te voorkomen.

In het besluit van 5 oktober 2020 (het primaire besluit 2) heeft verweerder besloten de door eiser verbeurde dwangsom van € 5.000,- in te vorderen.

In het besluit van 23 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiser tegen beide primaire besluiten ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep op 6 juli 2021 op zitting tijdens een Skype-beeldverbinding behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Eiser heeft telefonisch deelgenomen aan de zitting. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding

1. Op 17 december 2019 heeft verweerder van de politie Midden Nederland een bestuurlijke rapportage gedateerd 10 december 2019 ontvangen waaruit naar voren komt dat eiser betrokken is bij drugshandel op openbare plaatsen. Op 28 november 2019 ontving de politie een melding over handel in drugs. Eiser is daarop aangetroffen terwijl hij een handelshoeveelheid drugs bij zich had. Het ging om 3 bolletjes wit poeder (0,39 gram cocaïne), 8 bolletjes bruin poeder (1,39 gram heroïne) en 4 tabletten (1,50 gram MDMA). Door de politie is waargenomen dat er op dat moment een drugsdeal plaatsvond tussen eiser en een klant. Vervolgens heeft de politie met toestemming van eiser zijn huurwoning aan de [adres] in [plaats] doorzocht. In deze woning heeft de politie 57 bolletjes cocaïne aangetroffen in een blik in het dressoir in de woonkamer. Uit latere testen bleek het hier te gaan om 7 gram cocaïne. In de vensterbank op de slaapkamer op de begane grond lag een briefje met de tekst “ik hep niks meer”. Eiser heeft tegenover de politie verklaard dat hij drugs dealt om extra geld te verdienen. Volgens de politie komen vanaf januari 2019 meldingen binnen die zien op vermoedens van drugshandel door eiser vanuit zijn woning. Deze meldingen staan beschreven in de bestuurlijke rapportage van 10 december 2019.

Dwangsombesluit

2. In het primaire besluit 1 heeft verweerder aan eiser een last onder dwangsom opgelegd. Eiser is gelast zich per direct niet meer op te houden op een openbare plaats binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Utrecht met als kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling, af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen. Als eiser niet voldoet aan deze lastgeving, verbeurt hij een dwangsom van

€ 5.000,- per geconstateerde overtreding van artikel 2:45 van de APV Utrecht per dag, met een maximumbedrag van € 20.000,-. In bezwaar ziet verweerder in wat eiser heeft aangevoerd, te weten gezondheidsproblemen (jicht, leverschade en hoge bloedruk) en zijn kwetsbare maatschappelijke positie (alcoholverslaving, rijden in scootmobiel en relatief hoge leeftijd van 60 jaar) geen bijzondere omstandigheden die maken dat handhavend optreden zodanig onevenredig is dat hiervan moet worden afgezien. Ook ziet verweerder geen aanleiding om de hoogte van de dwangsom te matigen. Het bezwaar is ongegrond.

Standpunt van eiser over het dwangsombesluit

3. Eiser persisteert allereerst in hetgeen hij in zijn bezwaarschrift van 5 maart 2020 en tijdens de hoorzitting van 19 augustus 2020 heeft aangevoerd. Primair blijft eiser bij zijn standpunt dat een last onder dwangsom gelet op de aangevoerde feiten en persoonlijke omstandigheden, waaronder medisch en financieel, niet proportioneel was. Subsidiair blijft eiser van mening dat de hoogte van de dwangsom per geconstateerde overtreding alsmede het maximum niet in redelijke verhouding staat tot de zwaarte van het geschonden belang, mede gelet op de voornoemde feiten en omstandigheden. Gelet hierop dient zowel de hoogte van de dwangsom per geconstateerde overtreding alsmede het maximum gematigd te worden. De door eiser betwiste voorgeschiedenis van drugshandel voorafgaand aan 2020 heeft een rol gespeeld bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom en het maximum.

Oordeel rechtbank over het dwangsombesluit

4. De bestuurlijke rapportage is opgemaakt op basis van op ambtseed opgemaakte processen-verbaal. Volgens vaste rechtspraak mag een bestuursorgaan, onverminderd de eigen verantwoordelijkheid om het bewijs zelf vast te stellen, in beginsel afgaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal, voor zover deze eigen waarnemingen van de opsteller hiervan weergeven. Indien die bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.

5. De rechtbank is van oordeel dat wat eiser heeft aangevoerd geen twijfel wekt aan de betrouwbaarheid van de vastlegging in de bestuurlijke rapportage. Zo heeft eiser tegenover de politie verklaard dat hij drugs dealt om extra geld te verdienen. Eiser heeft alleen betwist dat er al sinds januari 2019 sprake zou zijn van drugshandel. Eiser heeft echter niet nader gemotiveerd waarom de meldingen in de bestuurlijke rapportage van 10 december 2019, die gaan over de periode vanaf januari 2019, niet juist zouden zijn. Er bestaat derhalve geen twijfel aan de inhoud van de bestuurlijke rapportage.

6. Op basis van de feiten neergelegd in de bestuurlijke rapportage van 10 december 2019 kan worden vastgesteld dat eiser al een langere periode handelt in drugs op openbare plaatsen in de gemeente Utrecht. Eiser heeft daarmee artikel 2:45 van de APV Utrecht overtreden. Verweerder is dan ook bevoegd om handhavend op te treden.

7. Verweerder heeft toegelicht dat een last onder dwangsom wordt opgelegd om drugshandel binnen de gemeente Utrecht terug te dringen. Volgens verweerder veroorzaakt drugshandel groot maatschappelijk leed. Het belang van handhavend optreden bij overtreding van artikel 2:45 van de APV Utrecht, bestaande uit het terugdringen van drugshandel, rechtvaardigt volgens verweerder het opleggen van een dwangsom.

8. De rechtbank acht dit standpunt niet onredelijk. Er bestaat geen grond voor het

oordeel dat handhavend optreden in dit concrete geval dusdanig onevenredig is dat van handhaving had moeten worden afgezien. De aangevoerde financiële omstandigheden maken niet dat van handhaving had moeten worden afgezien omdat eiser het zelf in de hand heeft of hij de dwangsom verbeurt en er een voldoende preventieve werking vanuit moet gaan. Op grond van artikel 5:32b, derde lid, van de Awb moeten de bedragen in redelijke verhouding staan tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom. De last moet er voor zorgen dat eiser de regels naleeft. Dit betekent dat de hoogte van het bedrag hem moet stimuleren om de regels niet te overtreden. Gelet op de omstandigheid dat de drugshandel zich over een langere periode heeft voorgedaan is er een gegronde vrees voor herhaling. Daarbij veroorzaakt de handel in drugs groot maatschappelijk leed. Verweerder heeft in het bestreden besluit toegelicht dat drugshandel in de regel is verbonden met criminaliteit en geweld. Dit heeft in zijn algemeenheid een negatieve invloed op het woon- en leefklimaat en vormt een gevaar voor de openbare orde. Het algemene belang bij een veilige woon- en leefomgeving en het handhaven van de openbare orde wegen zwaarder dan het belang van eiser bij het zich ophouden in de openbare ruimte, met het kennelijke doel om drugs te verhandelen en zijn financiële belang. Het doel van de last onder dwangsom is in dit geval het voorkomen van herhaling van de overtreding van artikel 2:45 van de APV Utrecht. Indien eiser niet opnieuw de overtreding begaat, verbeurt hij ook geen dwangsom. Hij heeft dit daarom zelf in de hand. De rechtbank acht aldus de hoogte van de opgelegde dwangsom, gelet op de prikkel die daarvan moet uitgaan om de verdere overtreding achterwege te laten, niet onredelijk. Medisch gezien is er ook geen reden om van handhaving af te zien. Dat is slechts het geval in zeer uitzonderlijke omstandigheden echter daarvan is de rechtbank niet gebleken. Bovendien heeft eiser zijn medische omstandigheden ook niet onderbouwd. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft mogen stellen dat een bedrag van € 5.000,- met een maximum van € 20.000,- in redelijke verhouding staat tot het ermee te dienen doel.

Invorderingsbesluit

9. Uit de bestuurlijke rapportage van 2 juni 2020 van de politie Midden Nederland blijkt dat eiser op 4 mei 2020 de opgelegde last onder dwangsom heeft overtreden. Eiser is aangehouden op dezelfde locatie als waar hij eerder op 28 november 2019 is aangehouden. In de heuptas van eiser is 21,78 gram in aluminiumfolie gewikkelde hasjiesj aangetroffen en tien afzonderlijk in bruin papier verpakte bolletjes met daarin totaal 1,41 gram cocaïne. Verweerder heeft eiser bij brief van 15 juni 2020 medegedeeld dat hij wegens overtreding van de op 24 januari 2020 opgelegde last van rechtswege een dwangsom heeft verbeurd van € 5.000,-. Omdat eiser de last heeft overtreden en niet binnen zes weken de verbeurde dwangsom heeft betaald, is verweerder bevoegd om over te gaan tot invordering.

10. In het primaire besluit 2 heeft verweerder besloten de verbeurde dwangsom van

€ 5.000,- in te vorderen bij eiser. De gezondheidssituatie van eiser en zijn dakloosheid zijn geen bijzondere omstandigheden om van deze invordering af te zien, aldus verweerder. Ook is er voor verweerder geen reden om het ingevorderde bedrag wegens financiële omstandigheden te matigen tot € 500,-, zoals gewenst door eiser.

Standpunt eiser over het invorderingsbesluit

11. Eiser persisteert bij hetgeen hij in bezwaar van 12 november 2020 en tijdens de hoorzitting van 17 december 2020 heeft aangevoerd. Gelet op de aangevoerde persoonlijke omstandigheden acht eiser de invordering van de volledige dwangsom van € 5.000,- niet redelijk en billijk. Dit bedrag trekt een zware wissel op zijn financiële situatie en zorgt er voor dat hij momenteel op een bestaansminimum leeft, terwijl hij zijn woning aan [adres] te [plaats] door woningsluiting door verweerder heeft verloren. Dat er door budgetbeheer van Stadsgeldbeheer een betalingsregeling loopt doet daar niet aan af, aldus eiser. Ter zitting heeft eiser nader toegelicht dat deze betalingsregeling van € 250,- per maand buiten medeweten van eiser is opgesteld. Daarnaast wordt een bedrag van € 250,- per maand gespaard voor inboedel en inventaris van een toekomstige woning.

Oordeel rechtbank over het invorderingsbesluit

12. De overtreding van de last onder dwangsom wordt door eiser niet betwist. Het gaat om de vraag of de gehele dwangsom moet worden ingevorderd of dat het bedrag moet worden gematigd, gelet op de persoonlijke omstandigheden van eiser.

13. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat slechts in bijzondere omstandigheden geheel of gedeeltelijk van de invordering kan worden afgezien. Dit vanwege het gezag dat uit dient te gaan van een last onder dwangsom. Het ligt op de weg van eiser om dergelijke bijzondere omstandigheden aan te voeren. De rechtbank overweegt dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiser door het dwangsombesluit van 24 januari 2020 gewaarschuwd was. Hij heeft er zelf voor gekozen om opnieuw drugs te gaan dealen op 4 mei 2020. Dit valt eiser te verwijten. Ook hier geldt dat de gezondheid van eiser hem niet ontslaat van de verplichting om zich te onthouden van het handelen van drugs in de openbare ruimte. Eiser heeft desgevraagd ook ter zitting verklaard geen hulp te zoeken voor zijn alcoholverslaving hetgeen er mede debet aan is dat hij overgaat tot het handelen in drugs. Over de financiële situatie heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat uit het budgetplan blijkt dat eiser momenteel maandelijks

€ 250,- aflost en dat hij nog een bedrag van € 250,- reserveert om te sparen waaruit naar het oordeel van de rechtbank blijkt dat het voor eiser niet onmogelijk is om de volledig verbeurde dwangsom te betalen. Temeer daar eiser verder ook geen inzicht geeft in zijn financiële positie. Ook heeft verweerder hierbij van belang mogen achten dat eiser financieel voordeel heeft genoten van de drugshandel, omdat algemeen bekend is dat met drugshandel geld wordt verdiend.

14. Het beroep is ongegrond.

15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van Luijk-Salomons, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 30 augustus 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

griffier

De rechter is verhinderd

de uitspraak te ondertekenen

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.