Inleiding
1. Eiseres is de eigenaar van de woning aan de [adres] in [woonplaats] . Eind 2019 is door de politie een hennepplantage aangetroffen in een verborgen kelder onder de achtertuin van de woning. Op 18 augustus 2020 heeft het college aan eiseres een last onder dwangsom opgelegd: zij moet de kelder verwijderen en verwijderd houden. Als eiseres dat niet voor 15 oktober 2020 (later verlengd naar 18 november 2020) doet, dan verbeurt een dwangsom van € 10.600,- per (deel van een) week, met een maximum van € 106.000,-. Op 11 januari 2021 is de dwangsomperiode in overleg tussen partijen stopgezet. Op 21 januari 2021 is vastgesteld dat de strijdige situatie is opgeheven.
2. Het college heeft op 29 januari 2021 en op 16 maart 2021 invorderingsbesluiten genomen. In het besluit van 29 januari 2021 wordt € 31.800,- ingevorderd voor de periode van 18 november 2020 tot en met 9 december 2020, en in het besluit van 16 maart 2021 € 42.400,- voor de periode van 10 december 2020 tot en met 11 januari 2021. In totaal wordt dus € 74.200,- aan dwangsommen ingevorderd.
3. In de beslissing op bezwaar van 7 juli 2021 heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen die beslissing op bezwaar.
4. De rechtbank heeft het beroep op 18 maart 2022 op een zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K.J. de Vaan, als waarnemer voor haar gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] en [B] .
Overwegingen
5. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ongegrond. De rechtbank licht hierna toe hoe zij tot die conclusie is gekomen.
Het standpunt van eiseres
6. Eiseres voert aan dat zij evident niet in staat is om de dwangsom te voldoen. Zij heeft een maandelijks netto inkomen van circa € 2.000,-. Daarvan moet zij onder meer haar huur en levensonderhoud betalen. Ook moet zij een lening aan haar broer afbetalen, die haar geld heeft geleend om de kosten voor het verwijderen van de kelder te betalen. Eiseres stelt dat zij in een financiële noodsituatie terechtkomt als de dwangsommen worden ingevorderd.
7. Ter onderbouwing heeft eiseres in bezwaar rekeningafschriften van een betaalrekening bij ABN AMRO en van een betaalrekening en spaarrekening bij de Banco di Caribe overgelegd. In beroep heeft eiseres naast rekeningafschriften van de betaalrekening ook een financieel jaaroverzicht van ABN AMRO overgelegd. Daarop staan naast de betaalrekening waarvan zij rekeningafschriften heeft overgelegd ook een spaarrekening en een andere betaalrekening. Eiseres wijst erop dat er zowel voor 2020 als 2021 geen hoge eindsaldo’s op het jaaroverzicht staan.
8. Eiseres geeft aan dat zij de dwangsommen kan betalen als de woning verkocht is. Maar omdat er door onder meer het openbaar ministerie en de gemeente conservatoir beslag op de woning is gelegd kan zij de woning niet zonder toestemming verkopen. Op dit moment verhuurt haar ex-man de woning en houdt hij de betaalde huur voor zichzelf.
Het standpunt van het college
9. Het college stelt zich op het standpunt dat eiseres door het innen van de dwangsommen niet in haar primaire levensbehoeften wordt geschaad. Het college wijst erop dat van de betaalrekening flinke geldsommen worden overgemaakt, terwijl er opvallend weinig uitgaven voor eerste levensbehoeften en transport zichtbaar zijn. Het is niet duidelijk wat de inkomsten en uitgaven vanaf haar andere rekeningen bij ABN AMRO zijn. Het college vraagt zich af of eiseres niet over andere geldstromen beschikt.
10. Het college wijst erop dat eiseres ook vermogen heeft: zij is eigenaar van de woning, die recent tegen een vraagprijs van € 1.250.000,- te koop heeft gestaan en die inmiddels tegen een hoge huurprijs wordt verhuurd. Het college is bereid een betalingsregeling te treffen, waarbij de dwangsommen worden betaald bij verkoop van de woning.
Beoordeling door de rechtbank
11. De rechtbank stelt voorop dat bij de invordering van dwangsommen in beginsel geen rekening hoeft te worden gehouden met financiële draagkracht. Het is vaste rechtspraak dat voor een uitzondering slechts aanleiding bestaat als evident is dat de overtreder gezien zijn financiële draagkracht niet in staat zal zijn om de verbeurde dwangsommen (volledig) te betalen. De bewijslast van het ontbreken van financiële draagkracht rust bij de overtreder.
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet aan de bewijslast voldaan. Zij heeft geen volledig beeld gegeven van haar inkomsten en uitgaven, door geen rekeningafschriften over te leggen van de spaarrekening en de tweede betaalrekening bij ABN AMRO. Daarbij komt dat eiseres eigenaar is van de woning en dus beschikt over vermogen. De gemachtigde van eiseres heeft op de zitting toegelicht dat de woning voldoende overwaarde heeft om de dwangsommen na verkoop van de woning te kunnen betalen. Ook is onvoldoende duidelijk waarom eiseres niet zelf over de huurinkomsten van de woning zou kunnen beschikken. Uit de beschikbare informatie blijkt niet dat eiseres gezien haar financiële draagkracht evident niet in staat zal zijn om de verbeurde dwangsommen volledig te betalen. Het college hoefde daarom bij de invordering van de dwangsommen geen rekening te houden met de financiële draagkracht van eiseres.
13. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, voorzitter, en mr. V.E.H.G. Visser en mr. J.L.W. Broeksteeg, leden, in aanwezigheid van mr. M. van der Knijff, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 april 2022.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: