Motivering van de beslissing
5. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
6. Aan de hand van de bezwaargronden voert de voorzieningenrechter een voorlopige beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit uit. Daarnaast weegt hij de belangen van partijen bij het wel of juist niet toewijzen van de voorlopige voorziening. Hoe minder twijfel hij heeft over de rechtmatigheid van het besluit, hoe minder ruimte er is om gewicht toe te kennen aan de belangen van verzoeker.
7. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Spoedeisend belang en procesbelang
8. Het college stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van procesbelang, omdat het bufferperceel waar het verzoek op ziet niet bij verzoeker in eigendom of gebruik is. Volgens het college is er ook geen sprake van spoedeisend belang, omdat er niet boven de gronden van verzoeker gevlogen wordt en het een eigen keuze van verzoeker is om een deel van zijn koeien op stal te houden.
9. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er wel sprake van procesbelang. Verzoeker kan met zijn bezwaar en verzoek bereiken wat hij wil bereiken, namelijk dat er niet gevlogen mag worden boven het bufferperceel. Dat kan als voorschrift aan de vergunning verbonden worden. Dat verzoeker geen eigenaar of gebruiker van het bufferperceel is maakt geen verschil, omdat het niet vliegen boven het bufferperceel wel praktische gevolgen kan hebben voor zijn eigen percelen.
10. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er ook sprake van spoedeisend belang. Verzoeker stelt dat hij als gevolg van de verleende omgevingsvergunning een deel van zijn percelen niet meer kan gebruiken om koeien te weiden en dat daarom een deel van zijn koeien op stal staat. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het niet kunnen gebruiken van een deel van de eigen percelen door verzoeker een spoedeisend belang. Of verzoeker terecht stelt dat hij op dat deel van zijn percelen geen koeien kan laten weiden is onderdeel van de inhoudelijke beoordeling.
Voorlopig rechtmatigheidsoordeel
11. Verzoeker voert aan dat de modelvliegtuigen niet boven zijn percelen mogen vliegen, maar wel laag boven de grond vlak langs zijn percelen. Het vlakbij langsvliegen levert volgens verzoeker ook een stressreactie op bij zijn koeien. Daarom kan hij zijn koeien niet laten weiden op ruim twee hectare van zijn percelen aan de kant van het vliegveld. Daardoor staat een deel van de koeien noodgedwongen op stal. Verzoeker verwijst naar een memo van [A] , waarin [A] beschrijft dat koeien vanwege een combinatie van een goed gehoor en slecht zicht erg gevoelig zijn voor harde en schelle geluiden en onverwachte, plotselinge bewegingen. Verzoeker stelt dat zijn koeien nog waakzamer zijn dan andere koeien, omdat het zoogkoeien zijn met kalfjes. Doordat zijn koeien gehoornd zijn kunnen ze elkaar en personeel bij stress bovendien verwonden.
12. Het college en [derde-partij] stellen zich op het standpunt dat er geen gevaar is voor de koeien van verzoeker. Zij wijzen op een uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State van 6 april 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:999). Die uitspraak gaat over de vergunning uit 2019, waarbij ook boven de percelen van verzoeker gevlogen mocht worden. De Afdeling oordeelt dat er vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening geen voorschrift over de minimale vlieghoogte nodig is, omdat niet kan worden aangenomen dat modelvliegen zal leiden tot schadelijke schrikreacties of stress bij de koeien van verzoeker.
13. Verzoeker heeft in reactie gesteld dat de voorzieningenrechter bij de beoordeling van het nieuwe besluit de uitspraak van de Afdeling niet blindelings moet volgen. Hij wijst erop dat uit de verklaringen van dierenarts [C] en veehouder [D] , die aangeven dat modelvliegen geen (nadelig) effect heeft op koeien, niet blijkt wat bij hun waarnemingen de afstand was tussen de modelvliegtuigen en de koeien. De andere veehouders waarnaar verwezen wordt hebben geen koeien die weiden binnen een vliegcirkel. Volgens verzoeker moet meer gewicht worden toegekend aan de memo van [A] . Verzoeker wijst op nieuwsberichten over stressreacties van koeien op landen en overvaren door luchtballonnen. Verzoeker wijst ook op de veldreglementen van modelvliegclubs, waarin staat dat gepaste afstand moet worden gehouden tot agrarisch gebruik.
14. De voorzieningenrechter is het met verzoeker eens dat de nieuwe omgevingsvergunning en zijn verzoek om een voorlopige voorziening een zelfstandige beoordeling vragen, maar ziet geen reden om inhoudelijk tot een ander oordeel te komen dan de Afdeling. Het besluit van 17 februari 2022 is onderbouwd met verklaringen van onder meer dierenarts [C] en veehouder [D] , die ook gehoornde zoogkoeien houdt. Die verklaringen zijn gebaseerd op onderzoek en feitelijke waarnemingen van de reactie van koeien op het over- en langsvliegen van modelvliegtuigen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter mag het college zich op basis van die verklaringen in redelijkheid op het standpunt stellen dat er geen gevaar is voor de koeien van verzoeker. Dat in de verklaringen niet is opgenomen op welke afstand de modelvliegtuigen vlogen maakt dat niet anders. Het ligt daarom op de weg van verzoeker om iets tegenover de verklaringen van [C] en [D] te stellen.
15. Verzoeker verwijst naar een onderzoeksrapport en memo van [A] . [A] heeft zelf alleen onderzoek gedaan naar de huisvesting van de koeien van verzoeker, niet naar de reactie van koeien op modelvliegtuigen. In zijn memo geeft [A] algemene informatie over de gevoeligheid van (zoog)koeien voor harde en schelle geluiden en onverwachte, plotselinge bewegingen. Op basis van die informatie stelt hij dat het overvliegen van modelvliegtuigen, afhankelijk van afstand en snelheid, kan leiden tot stress bij koeien. Die redenering is echter niet onderbouwd met onderzoek of waarnemingen. De verklaring van [A] weegt daarom naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet op tegen de verklaringen van [C] en [D] . Dat koeien stress kunnen ervaren van luchtballonnen betekent niet dat dit ook zo is bij modelvliegtuigen, aangezien onder meer sprake is van andere geluiden. Dat modelvliegclubs regels hebben over het houden van afstand zegt niets over stressreacties bij koeien.
16. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is niet gebleken dat er gevaar is voor de koeien van verzoeker als er boven het bufferperceel gevlogen mag worden. Daarom is er geen reden om het besluit van 17 februari 2022 onrechtmatig te achten.
17. Het belang van verzoeker bij het toewijzen van een voorlopige voorziening is gelegen in het laten weiden van zijn koeien op het deel van zijn percelen aan de kant van het vliegveld. Op de zitting heeft [derde-partij] toegelicht dat het toewijzen van een voorlopige voorziening ertoe zal leiden dat bij bepaalde windrichtingen de mogelijkheden voor opstijgen en landen vanaf het vliegveld in verband met veiligheid beperkt moeten worden.
18. In het licht van de uitkomst van de rechtmatigheidstoets wegen de belangen van [derde-partij] om boven het bufferperceel te kunnen vliegen naar het oordeel van de voorzieningenrechter zwaarder dan de belangen van verzoeker bij het toekennen van een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat [derde-partij] mag blijven vliegen boven het bufferperceel. Voor vergoeding van griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. van der Knijff, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2022.
*Ivm de herleidbaarheid naar natuurlijke personen is de afbeelding bij 2. verwijderd.
griffier
|
voorzieningenrechter
|
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: