Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBMNE:2022:3700

Rechtbank Midden-Nederland
07-09-2022
07-12-2022
9696967 \ LC EXPL 22-345
Verbintenissenrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Afrekening lease auto bij voortijdige beëindiging.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Lelystad

Zaaknummer: 9696967 \ LC EXPL 22-345

Vonnis van 7 september 2022

in de zaak van

[eiseres] B.V., h.o.d.n. [handelsnaam],

gevestigd in [vestigingsplaats 1] ,

eisende partij,

hierna te noemen: [eiseres] ,

gemachtigde: W.R. Jongejan,

tegen

[gedaagde] B.V.,

gevestigd in [vestigingsplaats 2] ,

gedaagde partij,

hierna te noemen: [gedaagde] ,

procederend in persoon.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding met producties 1 tot en met 7,
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek met productie 8,
- de conclusie van dupliek.

1.2.

De kantonrechter heeft besloten dat de uitspraak vandaag is.

2 Waar gaat het over?

2.1.

[eiseres] en [gedaagde] hebben op 5 augustus 2016 een operationele lease overeenkomst met elkaar gesloten. De overeenkomst ziet op een Citroën C4 Cactus. [gedaagde] heeft vanaf april 2019 een achterstand laten ontstaan in de betaling van de maandelijkse termijnbedragen. De overeenkomst is voortijdig beëindigd en [eiseres] heeft de auto op 24 juni 2019 ingenomen.

2.2.

[eiseres] vordert - samengevat - betaling van een aantal facturen voor de maandelijkse termijnen, de kosten vanwege de voortijdige beëindiging (waaronder ook voor de berger, de veiling en het incassobureau), de kilometerafrekening en de inleverschade, in totaal voor € 5.726,64, te vermeerderen met een jaarlijkse rente van 18%, de rente van 4 maart 2020 tot 13 januari 2022 ter hoogte van € 2.074,48 en de buitengerechtelijke incassokosten. [eiseres] heeft ook gevorderd dat [gedaagde] haar proceskosten betaalt.

2.3.

[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.

2.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3 De beoordeling

3.1.

De kantonrechter zal de vorderingen van [eiseres] grotendeels toewijzen. [gedaagde] hoeft alleen een gedeelte van de door [eiseres] gevorderde inleverschade en een aantal kostenposten niet te betalen. De contractuele rente over de hoofdsom wordt toegewezen met ingang van de datum van de dagvaarding. De buitengerechtelijke kosten worden toegewezen tot het toepasselijke wettelijke tarief. Hierna wordt uitgelegd waarom.

Kilometervergoeding

3.2.

[eiseres] vordert een vergoeding van € 1.362,05 voor de kilometerafrekening en gaat daarbij uit van de kilometerstand die door de taxateur op 11 juli 2019 is opgenomen. Die kilometerstand is 77.317 kilometer. [gedaagde] heeft de kilometerstand slechts in algemene bewoordingen betwist. Ook stelt [gedaagde] dat [eiseres] de voorgeschreven procedure voor inname van een auto niet correct heeft gevolgd, maar zonder daarbij aan te geven welke consequenties daaraan verbonden moet worden. [eiseres] heeft de auto wel laten taxeren door een onafhankelijke derde en daar is een rapportage van, de kantonrechter gaat daarom uit van de kilometerstand zoals genoemd in die rapportage. De gevorderde kilometerafrekening wordt daarom toegewezen.

Inleverschade

3.3.

[gedaagde] stelt (zonder nadere onderbouwing) dat zij de auto schoon heeft ingeleverd en betwist dat er sprake is van inleverschade. Als er sprake is van schade, dan is die volgens [gedaagde] ontstaan in de periode tussen de inname op 24 juni 2019 en de taxatie op 11 juli 2019.

3.4.

In het taxatierapport is met foto’s vastgelegd dat er sprake is van de opgevoerde schadeposten, die met name zijn ontstaan door het gebruik van de auto. De kantonrechter gaat ervan uit dat de auto – behalve voor het vervoer naar de stallingslocatie – niet door een derde is gebruikt tot de taxatie. De enige schade die zonder gebruik in de tussentijd kan zijn ontstaan zijn de plekken vogelpoep aan de buitenkant van de auto. Omdat er enige tijd zat tussen het inleveren en de taxatie, komt die schade voor risico van [gedaagde] . Dat betekent dat er € 700,- exclusief btw in mindering wordt gebracht op de post inleverschade.

3.5.

De door [eiseres] gevorderde vergoeding van € 125,- voor het kentekenbewijs wordt ook toegewezen: [gedaagde] heeft het kentekenbewijs namelijk nog steeds in haar bezit. Het had op haar weg gelegen om ervoor te zorgen dat [eiseres] het weer tijdig in bezit kreeg.

3.6.

[gedaagde] moet dus ook voor de inleverschade betalen, die na aftrek van de onder 3.4 genoemde post nog € 746,57 inclusief btw (€ 1.317,- € 700,- plus 21% btw) bedraagt.

Factuur 2.2.2.5276: kosten berger, factuur 1.1.203033: kosten veiling en factuur incasso

3.7.

[gedaagde] stelt dat er ten onrechte kosten zijn opgevoerd en verwijst daarbij in ieder geval naar de bovengenoemde facturen. Deze facturen zijn niet aan [gedaagde] gericht, maar aan [eiseres] . [eiseres] kan deze kosten op grond van de algemene voorwaarden weliswaar aan [gedaagde] doorbelasten, maar zij heeft dat niet op de juiste manier gedaan. Een factuur of ingebrekestelling voor deze kosten aan [gedaagde] ontbreekt namelijk. Daarom wordt het deel van de vordering van [eiseres] dat ziet op de kosten incassobureau, berger en veiling (samen € 703,-) afgewezen.

3.8.

De overige facturen zijn voldoende gespecificeerd en gericht aan [gedaagde] . [eiseres] heeft de factuur voor de kosten van de voortijdige beëindiging in deze procedure voldoende toegelicht.

Tussenconclusie

3.9.

De post ‘inleverschade’ op basis van de factuur van 16 juli 2019 wordt verlaagd tot € 746,57. Er wordt daarnaast € 703,- in mindering gebracht op het totaalbedrag, vanwege de kostenposten incassobureau, berger en veiling. Dat betekent dat de hoofdsom wordt toegewezen tot het bedrag van € 4.176,64.

Buitengerechtelijke incassokosten

3.10.

[eiseres] vordert een vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering is getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). [eiseres] heeft het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met btw. De gevorderde btw is niet toewijsbaar, nu [eiseres] niet heeft gesteld geen ondernemer te zijn in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 of als ondernemer een vrijgestelde prestatie verricht te hebben. De vordering van € 859,00 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 542,66 bij € 4.176,64in hoofdsom. De kantonrechter wijst daarom € 542,66 toe.

3.11.

Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:

- hoofdsom facturen

4.176,64

- buitengerechtelijke incassokosten

542,66

+

totaal

4.718,64

3.12.

[eiseres] heeft 18% rente per jaar gevorderd. Dat percentage volgt niet uit de overeenkomst die partijen hebben gesloten. In artikel 5.3 van de toepasselijke algemene voorwaarden is bepaald dat de lessee ( [gedaagde] ) 1,5% rente per maand verschuldigd is bij niet tijdige betaling. Omdat het niet duidelijk is hoe [eiseres] de rente van 4 maart 2020 tot 13 januari 2022 (€ 2.074,48) heeft berekend, wordt dat deel van de vordering afgewezen. 3.13. [gedaagde] is wel de contractuele rente van 1,5% per maand verschuldigd over de toegewezen hoofdsom, met ingang van de datum van de dagvaarding tot de voldoening.

3.14.

[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiseres] als volgt vastgesteld:

- kosten van de dagvaarding

110,17

- griffierecht

514,00

- salaris gemachtigde

498,00

(2 punten × € 249,00)

Totaal

1.122,17

4 De beslissing

De kantonrechter

4.1.

veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 4.718,64, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 1,5% per maand over € 4.176,64, met ingang van 16 februari 2022, tot de dag van volledige betaling,

4.2.

veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.122,17,

4.3.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,

4.4.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. D.A. van Steenbeek en in het openbaar uitgesproken op 7 september 2022.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.