vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
handelskamer
zaaknummer / rolnummer: C/16/543547 / KL ZA 22-184
Vonnis in kort geding van 20 september 2022
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. G. Bosma te Utrecht,
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE GOOISE MEREN,
zetelend te Bussum,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. L. de Kok te Amsterdam,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PRORAIL B.V.,
gevestigd te Utrecht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RAILINFRATRUST B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres in het incident,
gevoegde partij aan de zijde van Gemeente Gooise Meren,
advocaat mr. M. Meerburg-Pasterkamp.
Partijen zullen hierna [eiseres] , Gemeente Gooise Meren en ProRail c.s. genoemd worden.
4 De beoordeling
In het incident tot voeging
4.1.
[eiseres] en Gemeente Gooise Meren hebben geen bezwaar gemaakt tegen de incidentele vordering van ProRail om zich in dit geding te voegen aan de zijde van Gemeente Gooise Meren. De voorzieningenrechter zal de incidentele vordering daarom toewijzen en de voeging toestaan.
4.2.
Omdat een voeging niet anders dan na het instellen van een incident kan plaatsvinden en [eiseres] en Gemeente Gooise Meren geen verweer hebben gevoerd tegen het incident zullen de proceskosten in het incident worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
4.3.
Voor toewijzing van een vordering in kort geding is een spoedeisend belang vereist. Hiervan is sprake als, gelet op de belangen van partijen, een onverwijlde voorziening geboden is en de afloop van een bodemprocedure niet kan worden afgewacht.
In de publicatie van 20 juli 2022 geeft Gemeente Gooise Meren aan voornemens te zijn het perceel aan ProRail te verkopen. In de publicatie worden partijen die het met dit voornemen niet eens zijn erop gewezen dat zij een kort geding aanhangig moeten maken voor 21 augustus 2022. Daarmee is het spoedeisend belang aan de zijde van [eiseres] gegeven.
4.4.
In het kader van dit kort geding moet worden beoordeeld of de vorderingen van [eiseres] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd.
4.5.
Kern van het geschil is of Gemeente Gooise Meren bij de voorgenomen verkoop van het perceel ruimte had moeten bieden aan [eiseres] om mee te dingen naar dit stuk grond.
Toetsingskader
4.6.
In het zogeheten Didam-arrest (ECLI:NL:HR:2021:178) heeft de Hoge Raad overwogen dat op grond van artikel 3:14 BW een bevoegdheid die krachtens het burgerlijk recht aan een overheidslichaam toekomt, niet mag worden uitgeoefend in strijd met geschreven of ongeschreven regels van publiekrecht. Tot die regels behoren de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Een overheidslichaam moet bij het aangaan en uitvoeren van privaatrechtelijke overeenkomsten, zoals de verkoop van een aan hem toebehorende onroerende zaak, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht nemen, waaronder het gelijkheidsbeginsel. Op dit punt verschilt de positie van een overheidslichaam van die van een private partij.
4.7.
De Hoge Raad heeft vervolgens geoordeeld dat uit het gelijkheidsbeginsel voortvloeit dat een overheidslichaam dat het voornemen heeft een aan hem toebehorende onroerende zaak te verkopen, ruimte moet bieden aan (potentiële) gegadigden om mee te dingen naar deze onroerende zaak indien er meerdere gegadigden zijn voor de aankoop of redelijkerwijs te verwachten is dat er meerdere gegadigden zullen zijn. In dat geval zal het overheidslichaam met inachtneming van de hem toekomende beleidsruimte criteria moeten opstellen aan de hand waarvan de koper wordt geselecteerd. Deze criteria moeten objectief, toetsbaar en redelijk zijn.
4.8.
Het gelijkheidsbeginsel brengt ook mee dat het overheidslichaam, teneinde gelijke kansen te realiseren, een passende mate van openbaarheid moet verzekeren met betrekking tot de beschikbaarheid van de onroerende zaak, de selectieprocedure, het tijdschema en de toe te passen selectiecriteria. Het overheidslichaam moet hierover tijdig voorafgaand aan de selectieprocedure duidelijkheid scheppen door informatie over deze aspecten bekend te maken op zodanige wijze dat (potentiële) gegadigden daarvan kennis kunnen nemen, aldus de Hoge Raad.
4.9.
Ten slotte heeft de Hoge Raad een uitzondering op de hiervoor omschreven hoofdregel geformuleerd. De door middel van een selectieprocedure beoogde mededingingsruimte hoeft niet te worden geboden als bij voorbaat vaststaat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt voor de aankoop. In dat geval moet het overheidslichaam zijn voornemen tot verkoop tijdig voorafgaand aan de verkoop op zodanige wijze bekend maken dat een ieder daarvan kennis kan nemen, waarbij het moet motiveren waarom naar zijn oordeel op grond van de hiervoor bedoelde criteria bij voorbaat vaststaat dat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat er slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt (zie: ECLI:NL:RBMNE:2022:3350).
4.10.
Gemeente Gooise Meren beroept zich op de uitzondering uit het voornoemde Didam-arrest. Volgens Gemeente Gooise Meren staat bij voorbaat vast dan wel mag redelijkerwijs worden aangenomen dat op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt voor de aankoop, en dat is ProRail. De mededingingsruimte behoeft in dit geval niet te worden aangeboden. [eiseres] betwist dat.
4.11.
ProRail heeft Gemeente Gooise Meren gevraagd haar de grond te verkopen ten behoeve van het uitvoeren van noodzakelijk onderhoud en renovatie aan de elektriciteitsvoorziening van het spoorwegnetwerk. Ter zitting is uitgebreid en gedetailleerd toegelicht waarom het nodig is dat het schakelstation in [gemeente] wordt vervangen door een onderstation. ProRail heeft uitgelegd dat zonder deze aanpassing op korte termijn de continuïteit van het treinvervoer onder druk komt te staan en zelfs in gevaar is, wegens een tekort aan elektriciteit. Het huidige schakelstation vangt elektriciteit op en levert dat terug aan het treinverkeer. Een onderstation doet datzelfde, maar levert daarnaast extra elektriciteit aan het netwerk. Gelet op de toegenomen elektriciteitsvraag voor zwaarder materieel en meer frequent gebruik van het spoor is aannemelijk geworden dat deze beoogde vervanging van het schakelstation door een onderstation noodzakelijk is. Niet alleen in verband met de waarborging van de lokale spoorcontinuïteit, maar zelfs landelijk. Het spoor bij [gemeente] maakt deel uit van een druk traject in Nederland, de corridor SAAL. [eiseres] heeft betwist dat dit klopt, maar heeft die betwisting onvoldoende inhoudelijk vorm gegeven, gelet op het gedetailleerde relaas van ProRail.
4.12.
Daarnaast heeft ProRail toegelicht waarom voor het tot stand brengen van die vervanging noodzakelijk is dat het perceel van Gemeente Gooise Meren wordt verkregen, en dat het niet mogelijk is om elders dit onderstation te realiseren. Nabijgelegen percelen in de directe omgeving zijn onderzocht, maar ongeschikt gebleken. Redengevend is dat het daarbij gaat om grond in handen van verschillende particulieren, en dat de voor toegang benodigde nabijheid van een openbare weg ontbreekt. Illustratief daarbij is wat ProRail aangaf als de voor realisatie van het onderstation benodigde grond niet door vrijwillige eigendomsoverdracht kan worden verkregen. In een onteigeningsprocedure zal in de te maken afweging eerder onteigening van openbaar groen op gemeentegrond worden toegewezen dan particulier terrein of grond in eigendom van een bedrijf. Dit heeft [eiseres] overigens ook niet weersproken.
4.13.
Wel heeft [eiseres] aangevoerd dat een onderstation mogelijk op een rangeerterrein verderop op eigen grond van ProRail kan worden gerealiseerd. Daarop heeft ProRail toegelicht dat, kijkend naar het netwerk van stroomvoorziening, juist op deze plek een ‘upgrade’ nodig is van de stroomvoorziening. Met het realiseren van die ‘upgrade’ even verderop zal niet worden voorkomen dat zich rondom dit schakelstation het risico voordoet van een dip in de spanning. Een dergelijke spanningsdip zou meebrengen dat het treinverkeer aldaar niet op snelheid kan komen of zelfs stil komt te staan. Bovendien zou het realiseren van een onderstation even verderop, naast het renoveren van dit bestaande schakelstation, veel extra kosten mee zou brengen, en daarmee een ondoelmatige inzet zijn van overheidsmiddelen.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
4.14.
De hiervoor in 4.11 t/m 4.13 besproken omstandigheden, geplaatst in het hiervoor genoemde toetsingskader, brengen het volgende oordeel mee.
4.15.
Hier is geen sprake van de omstandigheid dat Gemeente Gooise Meren grond uitgeeft en moet besluiten aan wie. Gemeente Gooise Meren is benaderd door ProRail. Gemeente Gooise Meren is uitsluitend in het openbaar belang en slechts voor dit doel – het tekort aan elektrische energie en de impact die dit heeft op het laten rijden van treinen in de omgeving van [gemeente] , maar ook verder in het land – bereid om de grond te verkopen. Als plaatsing van het onderstation omgevingsrechtelijk niet is toegestaan, dan gaat de verkoop niet door. Gemeente Gooise Meren heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij in dat geval überhaupt niet bereid is om deze groenstrook te verkopen.
4.16.
Zoals hiervoor is gebleken en door Gemeente Gooise Meren voldoende uiteengezet, heeft de keuze voor locatie onderstation plaatsgevonden aan de hand van objectieve, toetsbare en redelijke selectiecriteria.
4.17.
Voor verwezenlijking van dit doel bestaat maar één serieuze gegadigde; niemand anders mag dit, gelet op de geldende wetgeving. Het plaatsen van het onderstation is een taak die is gelegen bij de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Die draagt immers zorg voor de aanleg en het beheer van de nationale hoofdspoorweginfrastructuur. De minister heeft die taak via een beheersconcessie neergelegd bij ProRail.
4.18.
Aan [eiseres] kan worden toegegeven dat de publicatie op 20 juli 2022 mogelijk niet aan de daaraan te stellen eisen heeft voldaan. In het Didam-arrest is immers bepaald dat als de gemeente uitgaat van één serieuze gegadigde, zij haar voornemen tot verkoop tijdig voorafgaand aan de verkoop op zodanige wijze bekend moet maken dat een ieder daarvan kennis kan nemen, waarbij zij moet motiveren waarom die situatie zich voordoet. Een dergelijke motivering valt moeilijk te lezen in de publicatie. Deze omstandigheid maakt het oordeel niet anders, omdat dit gebrek niet maakt dat de vorderingen van [eiseres] kunnen worden toegewezen. In deze procedure heeft de gemeente alsnog helderheid gegeven over die motivering. De voorzieningenrechter neemt dit wel mee in de proceskostenveroordeling.
4.19.
Bij de belangenafweging betrekt de voorzieningenrechter nog de volgende omstandigheden. Om te realiseren wat [eiseres] wil, namelijk het plaatsen van laadpalen op de van de gemeente te verwerven grond, moet het bestemmingsplan worden gewijzigd. [eiseres] heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit mogelijk en/of haalbaar is. Verder komen de wensen van [eiseres] in conflict het met beperkingengebied ex artikel 19 lid 1 van de Spoorwegwet jo. Regeling omgevingsregime hoofdspoorwegen. [eiseres] zou, voor realisatie van haar plannen, een spoorwegwetvergunning moeten aanvragen bij ProRail. ProRail heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat verlening van een Spoorwegvergunning niet eenvoudig mogelijk is.
Tenslotte heeft [eiseres] gewezen op het potentieel veiligheidsrisico van een onderstation in de directe omgeving van een tankstation. Dat zal echter moeten worden gewogen en beoordeeld in het bestuursrechtelijke traject/vergunningverlening, daarop kan de voorzieningenrechter niet vooruitlopen.
4.20.
Gelet op wat hiervoor is overwogen is het naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat een bodemrechter tot het oordeel zal komen dat Gemeente Gooise Meren mededingingsruimte had moeten bieden aan andere partijen dan ProRail, waaronder [eiseres] , met betrekking tot het perceel. Gemeente Gooise Meren heeft zich rechtsgeldig op de uitzondering van het Didam-arrest beroepen. De vorderingen van [eiseres] zullen daarom worden afgewezen.
4.21.
[eiseres] heeft op 28 februari 2022 aan Gemeente Gooise Meren laten weten dat zij ook interesse heeft in de aankoop van het perceel. Weliswaar is deze brief naar de afdeling vergunningen gestuurd en niet naar het grondbedrijf, maar [eiseres] heeft voldoende uiteen gezet dat zij naar aanleiding van een telefoongesprek met Gemeente Gooise Meren het e-mailadres te horen heeft gekregen waar zij de brief naartoe kon sturen. Het had op de weg van Gemeente Gooise Meren gelegen om de brief door te sturen naar de juiste afdeling. Het is verder Gemeente Gooise Meren geweest die in de publicatie heeft bepaald dat derden die zich niet kunnen verenigen met de voorgenomen gronduitgifte een kort geding aanhangig moeten maken. Diezelfde publicatie vermeldt niet de motivering van het standpunt dat er wat Gemeente Gooise Meren betreft redelijkerwijs maar één serieuze gegadigde in aanmerking komt voor de koop van de grond. Niet onaannemelijk is dat als Gemeente Gooise Meren [eiseres] vóór deze procedure op de hoogte had gesteld van haar afwegingen, een procedure en daarbij de voeging van ProRail, voorkomen had kunnen worden. Alhoewel [eiseres] de in het ongelijk gestelde partij is, ziet de voorzieningenrechter daarom aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.