vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
handelskamer
zaaknummer / rolnummer: C/16/528269 / HA ZA 21-642
Vonnis van 28 september 2022
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BEHEERSMAATSCHAPPIJ VOBI B.V.,
gevestigd te Mijdrecht ,
eiseres,
verder te noemen Vobi ,
advocaat mr. C.M. van der Corput,
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE DE RONDE VENEN,
zetelend te Mijdrecht,
gedaagde,
verder te noemen de Gemeente,
advocaten mrs. P.J. Velthuizen en P.M.L. van der Schot.
2 Waar gaat de zaak over?
2.1.
Vobi is sinds 2012 eigenaar van een stuk grond gelegen in Vinkeveen (hierna: het terrein). He terrein heeft zij gekocht van NS Vastgoed . Het terrein is hieronder weergegeven (rood gearceerd):
Links op de afbeelding is de brug over de Ringvaart te zien die in 2006 is aangelegd en rechts het voormalige station Vinkeveen (“het Spoorhuis”).
2.2.
Op het terrein ligt een deel (ongeveer 500 meter) van het zogenoemde ‘Bellopad’ (dit deel van het pad wordt hierna “het pad” genoemd). Het Bellopad is in juni 2017 officieel geopend en is een wandelpad van 19 kilometer lang dat loopt tussen Mijdrecht en Abcoude. Ongeveer de helft van het Bellopad volgt de oude spoorlijn Haarlem-Hilversum. Het pad is ontstaan nadat de Gemeente in 2006 een brug heeft aangelegd over de Ringvaart. Voorheen, in de periode juni 2006 tot juni 2017, heette het Bellopad de “Spoordijkroute Wilnis-Vinkeveen”.
2.3.
In 2017 heeft de Gemeente, zonder toestemming van Vobi , werkzaamheden uitgevoerd aan het pad. De Gemeente heeft toen de spoorkiezels op het pad verwijderd en (andere) verharding op het pad aangebracht.
2.4.
In 2019 heeft de Gemeente, zonder toestemming van Vobi , wederom werkzaamheden uitgevoerd aan het pad. De Gemeente heeft toen het pad verbreed en opgehoogd. De aangebrachte verharding is vlak getrokken en gewalst.
2.5.
In 2020 heeft Vobi het terrein afgesloten met hekken vanwege het ophogen van het naastgelegen terrein. Hiermee heeft zij ook een deel van het pad afgesloten. Vanaf omstreeks dat moment is er tussen partijen een geschil ontstaan over de vraag of het pad een (openbare) weg is in de zin van de Wegenwet en of Vobi het pad mag afsluiten.
2.6.
Op 1 juli 2021 heeft de Gemeente aan Vobi twee lasten onder dwangsom opgelegd. Een voor het verwijderen van de hekwerken en een tot herstel van de door de Gemeente aangebrachte verharding op het pad.
2.7.
Op 16 juli 2021 heeft Vobi bezwaar gemaakt tegen de opgelegde lasten onder dwangsom. Het bezwaar van Vobi is ongegrond verklaard. Vobi is tegen de beslissing op bezwaar in beroep gegaan bij de bestuursrechter. Daarnaast is zij deze civiele procedure gestart.
5 De beoordeling
Is het pad een weg in de zin van artikel 1 Wegenwet? Ja.
5.1.
De eerste vraag die ter beoordeling voorligt is of het pad een weg is in de zin van artikel 1 Wegenwet. Volgens vaste rechtspraak1 is daarvan sprake bij verkeersbanen die een functie vervullen ten behoeve van het afwikkelen van het openbare verkeer en dus naar hun aard of functie een onbepaalde publieksgroep dienen. Gelet op dit criterium, dient dus beoordeeld te worden of het pad een algemene verkeersfunctie vervult.
5.2.
Volgens Vobi vervult het pad geen algemene verkeersfunctie, omdat het pad met name wordt gebruikt door omwonenden om hun hond uit te laten en geen ontsluiting vormt voor de omliggende woningen. De Gemeente heeft daar tegenover naar voren gebracht dat het pad een verbinding is die veelvuldig wordt gebruikt door bewoners van Vinkeveen om van de oude lintbebouwing in het oosten van Vinkeveen naar het nieuwe deel ten westen daarvan te gaan. De brug over de Ringvaart aan de westzijde is een van de weinige oversteekplaatsen. De eerstvolgende brug ligt 1,5 kilometer verderop. Verder is het pad onderdeel van de zeer populaire wandelroute (het Bellopad) en heeft het als zodanig een belangrijke recreatieve functie. Het pad wordt dus niet alleen gebruikt door eigenaren en gebruikers van de direct omliggende percelen, maar dient een grote en onbepaalde publieksgroep, bestaande uit zowel inwoners van Vinkeveen als uit toeristen, aldus de Gemeente.
5.3.
Uit hetgeen de Gemeente naar voren heeft gebracht, volgt dat het pad aansluit op andere wegen en in twee opzichten een verbindende functie heeft. Ten eerste biedt het pad (samen met de brug over de Ringvaart) de mogelijkheid om voor inwoners van Vinkeveen van de ene naar de andere kant van het dorp te komen. Ten tweede maakt het pad onderdeel uit van het Bellopad en kunnen wandelaars door de verbinding van het pad met de brug over de Ringvaart de wandelroute over het Bellopad vervolgen. Het pad wordt dus niet uitsluitend gebruikt door direct omwonenden (bestemmingsverkeer), maar dient een bredere, onbepaalde publieksgroep. Vobi heeft dit onvoldoende weersproken. In reactie op het standpunt van de Gemeente heeft Vobi er herhaaldelijk op gewezen dat het pad wordt gebruikt door omwonenden om hun hond uit te laten. Dat kan zo zijn, maar dat doet niet af aan het feit dat het pad ook in twee opzichten een verbindende functie heeft, zoals hiervoor uiteen is gezet. Kennelijk wordt het pad ook als zodanig gebruikt nu Vobi juist klaagt over het feit dat er nu ook fietsers van het pad gebruik maken.
5.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het pad een algemene verkeersfunctie vervult en daarmee een weg is in de zin van artikel 1 Wegenwet.
Is het pad een openbare weg in de zin van artikel 4 lid 1 Wegenwet? Nee.
5.5.
De tweede vraag die ter beoordeling voorligt is of het pad een openbare weg is in de zin van artikel 4 lid 1 Wegenwet. Artikel 4 lid 1 Wegenwet bepaalt dat een weg openbaar is (i) wanneer hij, na het tijdstip van dertig jaren vóór het in werking treden van deze wet, gedurende dertig achtereenvolgende jaren voor een ieder toegankelijk is geweest dan wel (ii) wanneer hij, na het tijdstip van tien jaren vóór het in werking treden van deze wet, gedurende tien achtereenvolgende jaren voor een ieder toegankelijk is geweest en ook gedurende die tijd is onderhouden door het Rijk, een provincie, een gemeente of een waterschap dan wel (iii) wanneer de rechthebbende daaraan de bestemming van openbare weg heeft gegeven. Deze bestemming kan alleen worden gegeven met medewerking van de raad van de gemeente, waarin de weg ligt (artikel 5 lid 1 Wegenwet).
5.6.
Tussen partijen is in geschil op wie de stelplicht en bewijslast rust met betrekking tot de openbaarheid van de weg. Uitgangspunt is dat een eigenaar van een perceel dit, zoals Vobi wenst, mag afsluiten (artikel 5:48 BW). Het beroep van de Gemeente op de uitzondering hierop, namelijk als er sprake is van een openbare weg, is aan te merken als een bevrijdend verweer, ten aanzien waarvan de Gemeente de stelplicht (en zo nodig de bewijslast) draagt.
5.7.
De Gemeente stelt dat is voldaan aan het bepaalde in artikel 4 lid 1 onder II en III Wegenwet. Volgens haar is het pad sinds 2006 steeds openbaar toegankelijk geweest voor iedereen en heeft zij het pad sindsdien ook onderhouden. De onderhoudswerkzaamheden bestaan uit het maaien van het gras op en nabij het pad en het verwijderen van overhangende en opschietende begroeiing, alsmede waar nodig herstel van het pad. De onderhouds-werkzaamheden zijn grotendeels in eigen beheer uitgevoerd. De instandhouding van de bebording op het pad heeft zij uitbesteed aan de ANWB. Verder stelt de Gemeente dat NS Vastgoed in 2003 toestemming heeft gegeven voor het gebruik van het pad door wandelaars (productie 4 bij CvA) en in 2005 ook haar toestemming heeft gegeven voor het gebruik van het pad door fietsers (productie 18 bij CvA).
5.8.
Vobi heeft betwist dat de Gemeente sinds 2006 het pad heeft onderhouden. Volgens haar heeft de Gemeente haar stelling ook niet onderbouwd. Zo heeft de Gemeente bijvoorbeeld geen onderhoudsplan en/of een begroting inzake het onderhoud van het pad overgelegd. Sinds zij eigenaar is van het terrein (2012), heeft Vobi zelf het pad onderhouden. Verder heeft Vobi betwist dat NS Vastgoed aan het pad de bestemming openbare weg heeft gegeven.
5.9.
De rechtbank oordeelt als volgt. De Gemeente stelt dat zij sinds 2006 het onderhoud heeft verricht aan het pad. Zoals door Vobi terecht is aangevoerd, heeft de Gemeente haar standpunt niet, althans onvoldoende onderbouwd. Volgens de Gemeente heeft zij onder andere het gras rondom het pad gemaaid en heeft zij overhangende begroeiing verwijderd. De Gemeente heeft echter geen stukken in het geding gebracht waaruit het een en ander blijkt. Uit de door de Gemeente overgelegde foto’s uit verschillende jaren (productie 9 bij CvA) kan de rechtbank niet afleiden dat er door de Gemeente aanpassingen aan het pad zijn gedaan. Uit de mededeling in een Raadsbesluit uit 2005 dat de Gemeente na realisatie van het project verantwoordelijk is voor het beheer en onderhoud van “de wandelroute” kan dit evenmin worden afgeleid. De Gemeente heeft naar voren gebracht dat de onderhoudswerkzaamheden in eigen beheer zijn uitgevoerd, maar ook daarvan had zij dan stukken in het geding kunnen en moeten brengen. Zoals hiervoor is overwogen, rust op haar immers de stelplicht en bewijslast dat het pad openbaar is in de zin van artikel 4 lid 1 Wegenwet. Nu de Gemeente onvoldoende heeft onderbouwd dat is voldaan aan het bepaalde in artikel 4 lid 1 onder II Wegenwet, verwerpt de rechtbank haar stelling op dit punt.
5.10.
Ter onderbouwing van het standpunt dat voldaan is aan het bepaalde in artikel 4 lid 1 onder III Wegenwet, verwijst de Gemeente naar een brief van NS Vastgoed uit 2003 en een raadsbesluit uit 2005. In de brief van NS Vastgoed staat, voor zover hier van belang, het volgende: “Wij kunnen u meedelen dat wij toestemming kunnen verlenen voor het recreatief medegebruik voor wandelaars van de oude spoordijk tussen Wilnis en de Demmerikse kade.” In het Raadsbesluit uit 2005 staat – kort gezegd – dat NS Vastgoed onder bepaalde voorwaarden het toestaat dat fietsers gebruik maken van het pad. Anders dan de Gemeente stelt, volgt hieruit naar het oordeel van de rechtbank niet dat NS Vastgoed aan het pad de bestemming openbare weg heeft gegeven. Het enkele feit dat NS Vastgoed toestemming heeft gegeven voor het gebruik van het pad door wandelaars en fietsers, betekent namelijk niet zonder meer dat NS Vastgoed aan het pad ook de bestemming openbare weg heeft willen geven. Het is immers mogelijk dat een weg niet openbaar is, maar dat de eigenaar van die weg wel toestemming heeft gegeven voor het gebruik van die weg. Bovendien staat in het Raadsbesluit ook dat het overleg met NS Vastgoed nog moet worden voortgezet en dat realisatie in afwachting daarvan nog niet mogelijk is. Nu de Gemeente geen andere feiten en/of omstandigheden naar voren heeft gebracht waaruit volgt dat NS Vastgoed aan het pad de bestemming openbare weg heeft gegeven, heeft zij onvoldoende onderbouwd dat is voldaan aan het bepaalde in artikel 4 lid 1 onder III Wegenwet. Het verweer van de Gemeente op dit punt slaagt daarom evenmin.
5.11.
De Gemeente heeft nog aangevoerd dat Vobi zich niet kan verzetten tegen de openbaarheid van het pad, omdat Vobi die openbaarheid expliciet heeft aanvaard toen zij het terrein van NS Vastgoed kocht (randnummer 61 en 62 CvA). In de akte van levering van het terrein stond de openbaarheid van het pad volgens de Gemeente benoemd. De Gemeente wijst daarbij op de volgende passage: “De levering (feitelijke levering) van het Verkochte vindt heden plaats, in de feitelijke staat waarin het Verkochte zich heden bevindt, vrij van
huurovereenkomst(en), gebruiksovereenkomst(en) en pachtovereenkomst(en). Een en ander behoudens het aan partijen genoegzaam bekende en door Koper aanvaarde (gedeeltelijke) gebruik als (openbare) weg en parkeerplaatsen, zoals (onder meer) is vastgelegd in een met de gemeente Ronde Venen gesloten huurovereenkomst ter zake van een perceel grond ter grootte van circa eenduizend eenhonderd vijfentwintig vierkante meter, gelegen langs de weg ter hoogte van het op het Verkochte gelegen stationsgebouw.” Voorts wijst zij op een tekening die bij de akte zou horen. Vobi heeft dit gemotiveerd betwist. Volgens haar heeft de bepaling uit de leveringsakte waar de Gemeente ter onderbouwing van haar standpunt naar verwijst, geen betrekking op het pad, maar op het voormalige emplacement van stationslocatie Vinkeveen. De rechtbank kan uit de tekst van de akte en de bijbehorende tekening met legenda niet afleiden dat het pad als openbaar is aangemerkt. Nu de Gemeente haar standpunt niet nader heeft onderbouwd, zal aan haar stelling voorbij worden gegaan.
5.12.
Ten slotte heeft de Gemeente aangevoerd dat Vobi in een e-mail van 23 mei 2017, gericht aan de Gemeente (productie 12 bij dagvaarding), heeft aanvaard dat het pad een openbare weg is. In die e-mail heeft Vobi geschreven: “Wij zouden niets liever doen dan het gehele terrein uit de openbaarheid halen, realiseert u zich dat dan het gehele wandelpad vanaf de Ringvaart niet meer te gebruiken is.”. Volgens de Gemeente heeft Vobi daarmee haar recht verwerkt om zich te verzetten tegen de openbaarheid van het pad. Dit verweer slaagt niet. De rechtbank leest hierin geen onvoorwaardelijke erkenning, maar ziet dit veeleer als uiting van de onduidelijkheid die tussen partijen over het pad heeft bestaan. Zo was deze e-mail een reactie op e-mails van de Gemeente uit mei 2017 waarin de Gemeente Vobi heeft voorgespiegeld dat zij het pad ‘uit de openbaarheid’ zou kunnen nemen. De Gemeente heeft ook geen feiten en/of omstandigheden naar voren gebracht die maken dat de handelwijze van Vobi in strijd is met de redelijkheid en billijkheid en zij daarom haar recht om zich te verzetten tegen de openbaarheid van het pad heeft verwerkt.
5.13.
Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat het pad geen openbare weg is in de zin van artikel 4 lid 1 Wegenwet.
5.14.
Het voorgaande brengt mee dat de door Vobi primair gevorderde verklaring voor recht, in die zin dat het pad geen openbare weg is in de zin van artikel 4 lid 1 Wegenwet, wordt toegewezen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Vobi naar voren gebracht dat als geoordeeld zou worden dat het pad geen openbare weg is in de zin van artikel 4 lid 1 Wegenwet, zij geen belang heeft bij het terugbrengen van het pad in de oorspronkelijke staat. Gelet hierop zal het door Vobi onder II gevorderde wegens een gebrek aan belang worden afgewezen.
5.15.
Nu partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld, ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.