Beoordeling van het geschil
3. De rechtbank moet aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, beoordelen of er inderdaad voor voldoende parkeergelegenheid is gezorgd en het college de omgevingsvergunning op goede gronden heeft kunnen verlenen. Op de zitting heeft eiseres haar beroepsgrond over de fietsen op het sportpark, ingetrokken. De rechtbank zal die grond daarom verder niet bij haar beoordeling van de zaak betrekken.
De bestaande parkeersituatie
4. Eiseres voert allereerst aan dat er ten onrechte geen rekening is gehouden met het bestaande tekort aan parkeerplaatsen op het sportpark. Volgens eiseres is daartoe aanleiding omdat er sprake is van een ‘functiewijziging’ zoals bedoeld in het parkeerbeleid, omdat het nieuwe gebouw van FC Utrecht gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd. In zo’n geval moet eerst het maximale aantal parkeerplaatsen voor de bestaande situatie worden vastgesteld. Dat heeft het college niet gedaan. Was dat wel gebeurd, dan was duidelijk geworden dat er al een tekort aan parkeerplaatsen bestaat, met name op de zaterdagen.
5. De rechtbank volgt eiseres hierin niet en zal hierna uitleggen waarom. Op het sportpark is het bestemmingsplan ‘Chw algemene regels over bouwen en gebruik’ van toepassing. In artikel 4:3, onder a, van de planregels staat dat er bij het verlenen van een omgevingsvergunning voldoende parkeergelegenheid moet worden gerealiseerd. De Nota Stallen en parkeren 2019 geeft hier regels voor. In bijlage B1 van de Nota zijn voor verschillende voorzieningen (zoals een sportveld of sporthal) minimum - en maximum parkeernormen opgenomen. Gelet op paragraaf 5.1 van de Nota wordt het aantal parkeerplaatsen in beginsel berekend door de omvang van een project te vermenigvuldigen met de minimumparkeernorm die geldt voor de betreffende functie. Bij deze berekening speelt de vraag of er in de bestaande situatie voldoende parkeergelegenheid is, geen rol. Een eventueel bestaand tekort blijft buiten beschouwing.
5.2
Eiseres heeft gewezen op paragraaf 5.1.1 van de Nota. In die paragraaf staan voor sloop/nieuwbouw en voor functiewijzigingen, afwijkende methoden om de parkeereis te berekenen. Volgens eiseres is er in dit geval sprake van een functiewijziging en had het college daarom eerst de maximumparkeernorm voor de bestaande situatie moeten vaststellen. Naar het oordeel van de rechtbank is hier echter geen sprake van een functiewijziging. Dat het nieuwe gebouw voor een gedeelte buiten het bestaande bouwvlak komt te liggen, betekent namelijk nog niet dat de functie van die gronden verandert. Er blijft sprake van een voorziening ten behoeve van sport. Het college heeft de bestaande parkeerbehoefte op het sportpark dan ook terecht niet berekend aan de hand van de maximumparkeernorm. De beroepsgrond slaagt niet.
Berekening van de parkeerbehoefte
6. Eiseres voert verder aan dat het college de parkeerbehoefte die met het bouwplan ontstaat niet volgens de rekenmethode uit de Nota heeft berekend. Hierdoor is er onvoldoende parkeergelegenheid op het sportpark gecreëerd.
7.1
De rechtbank concludeert, met eiseres, dat de berekening van de parkeerbehoefte door het college inderdaad niet in lijn is met de rekenmethode die de Nota in dit geval voorschrijft. De beroepsgrond van eiseres slaagt dus in zoverre. De rechtbank ziet echter niet dat er daardoor ook onvoldoende parkeergelegenheid op het sportpark is gerealiseerd. Hoe de rechtbank tot dit oordeel is gekomen, legt zij hierna verder uit.
Beschrijving van de oude en nieuwe situatie
7.2
Het sportpark bestaat in de oude situatie uit een areaal van 5,6 hectare aan sportvelden en een sporthal van 1.600 m2. In de nieuwe situatie neemt het areaal aan sportvelden af tot 5,45 hectare. De sporthal van 1.600 m2 blijft. Verder wordt er een nieuw gebouw van 1.992 m2 bijgebouwd. In dit nieuwe gebouw worden onder meer een tweede sporthal, kleedruimtes, sanitaire voorzieningen, kantoorruimtes, een wellness, een fysiotherapiepraktijk en een restaurant gerealiseerd. Het nieuwe gebouw is alleen voor FC Utrecht. Na de herinrichting van het sportpark blijven er nog 119 bestaande parkeerplaatsen over. Daar worden met het bouwplan 37 nieuwe parkeerplaatsen aan toegevoegd. In totaal zijn er dan dus 156 parkeerplaatsen beschikbaar op het sportpark. Voor het overzicht volgt hierna een schematische weergave van de oude en nieuwe situatie:
|
Oude situatie
|
Nieuwe situatie
|
sportvelden
|
5,6 hectare
|
5,45 hectare
|
sporthal
|
1.600 m2
|
1.600 m2
|
nieuw gebouw
|
-
|
1.992 m2
|
parkeerplaatsen
|
120
|
156 (119 bestaande en 37 nieuwe)
|
Minimumparkeernormen uit de parkeernota
7.3
Het college heeft het aantal te realiseren parkeerplaatsen berekend aan de hand van minimumparkeernormen uit de Nota. De Nota geeft een bandbreedte van minimum- tot maximumparkeernormen, zodat er naar het oordeel van de rechtbank vanuit kan worden gegaan dat sprake is van voldoende parkeergelegenheid als tenminste aan de minimumnormen is voldaan. In bijlage B1 bij de Nota staan onder andere de volgende minimum minimumparkeernormen:
Categorie
|
Functie
|
Normgrondslag
|
Norm inclusief bezoekers minimaal C1
|
werken
|
kantoor
|
100 m2 bvo
|
0,8
|
vrije tijd
|
sportveld (buiten)
|
ha. netto terrein
|
13
|
vrije tijd
|
sporthal (binnen)
|
100 m2 bvo
|
1,8
|
vrije tijd
|
dansstudio/sportschool/fitness
|
100 m2 bvo
|
2,1
|
Berekening van het college
7.4
Het college heeft voor de berekening van de parkeerbehoefte gekeken naar het nieuwe gebruik van het sportpark door FC Utrecht. Het eerste elftal zal gebruik gaan maken van 2,4 hectare van het totale areaal van 5,45 hectare aan sportvelden, zodat daar volgens het college 31,2 parkeerplaatsen voor nodig zijn (2,4 x 13 = 31,2). Naast het eerste elftal zullen er ook andere medewerkers van FC Utrecht van het sportpark gebruik maken en daar dus gaan parkeren. Om de parkeerbehoefte van die personen te berekenen heeft het college gekeken naar de 231,4 m2 aan kantoorruimtes die in het nieuwe gebouw komt. Hiervoor zijn volgens het college nog 1,9 parkeerplaatsen nodig (231,4 / 100 x 0,8 = 1,9). In totaal komt het college daarmee op een parkeerbehoefte van 33 parkeerplaatsen met het bouwplan. Op de zitting heeft het college desgevraagd toegelicht dat hij de rest van het nieuwe gebouw niet bij zijn berekening heeft betrokken, omdat daar in feite dezelfde personen (het eerste elftal of de andere medewerkers van FC Utrecht) gebruik van zullen maken en hun parkeerbehoefte anders dubbel meetelt. Voor het overzicht volgt hierna een schematische weergave van de berekening van het college:
|
Gebruik
|
Normgrondslag en Norm inclusief bezoekers minimaal C1
|
Toename
parkeerbehoefte
|
sportvelden
|
2,4 hectare
|
13 per ha. netto terrein
|
31,2 parkeerplaatsen
|
kantoor
|
231,4 m2
|
0,8 per 100 m2 bvo
|
1,9 parkeerplaatsen
|
Voor de bestaande en met het bouwplan niet gewijzigde, behoefte van het sportpark is het college uitgegaan van het volgende:
|
Gebruik
|
Normgrondslag en Norm inclusief bezoekers minimaal C1
|
Bestaande
parkeerbehoefte
|
sportvelden
|
5,6 hectare
|
13 per ha. netto terrein
|
72,8 parkeerplaatsen
|
sporthal
|
1.600 m2
|
1,8 per 100 m2 bvo
|
28,8 parkeerplaatsen
|
Beoordeling van de rechtbank
7.5
Naar het oordeel van de rechtbank is de berekening van het college niet in lijn met de Nota. De parkeernormen in de Nota zijn namelijk niet gekoppeld aan het aantal gebruikers, maar gerelateerd aan verschillende functies en de oppervlakten daarvan. Het college had in plaats van het gebruik, dus moeten kijken naar de minimumparkeernorm die geldt voor dat wat er met het bouwplan feitelijk aan nieuwe functies (qua oppervlakte) bij komt op het sportpark. De berekening van het college is naar het oordeel van de rechtbank op drie punten onjuist:
- Ten eerste heeft het college de 2,4 hectare sportveld waar FC Utrecht gebruik van gaat maken ten onrechte meegenomen. De 2,4 hectare sportveld is er met het bouwplan immers niet nieuw bij gekomen en maakt al deel uit van het bestaande areaal aan sportvelden op het sportpark. Gelet op de Nota ontstaat daarmee dan dus ook geen extra parkeerbehoefte;
- Ten tweede heeft het college ten onrechte slechts het kantoorgedeelte van het nieuwe gebouw bij zijn berekening betrokken. Het bouwplan voorziet in een nieuw gebouw van in totaal 1.992 m2. Dit gebouw wordt in zijn geheel nieuw aan het sportpark toegevoegd zodat het college, gelet op de Nota, dus de volledige oppervlakte van 1.992 m2 bij de berekening van de parkeerbehoefte had moeten betrekken;
- Ten derde is het college bij zijn berekening van de parkeerbehoefte van het nieuwe gebouw ten onrechte uitgegaan van de parkeernorm voor de functie kantoor. Het gebouw is niet alleen bedoeld als kantoor, maar kan en zal meerdere functies bevatten. Voor de vraag van welke functie (en dus welke minimumparkeernorm) moet worden uitgegaan is niet van belang welke functie FC Utrecht aan het gebouw geeft, maar welke functie, passend binnen de bestemming ‘Sport’, met de hoogst mogelijke minimumparkeernorm het gebouw kán krijgen. Ook als het gebouw namelijk op enig moment een andere functie krijgt die past binnen de bestemming ‘Sport’ moet nog steeds aan de parkeernorm worden voldaan. De functie met de hoogste minimumparkeernorm die het gebouw binnen deze bestemming kan krijgen is die van dansstudio/sportschool/fitness. Op de zitting heeft het college hierover gezegd dat de gemeente voor de volledige duur van de omgevingsvergunning (tien jaar) een gebruikersovereenkomst heeft gesloten met FC Utrecht. De kans dat het nieuwe gebouw in die periode door een andere partij zal worden gebruikt, die daar een andere functie met een hogere parkeernorm aan geeft, is volgens het college daarom heel erg klein. Dat argument gaat naar het oordeel van de rechtbank echter niet op. Een privaatrechtelijke (gebruikers)overeenkomst kan de bestuursrechtelijke regels uit het bestemmingsplan en het parkeerbeleid van de gemeente immers niet doorkruisen.
Berekening door de rechtbank
7.6
De rechtbank stelt vast dat er met het bouwplan een gebouw met een oppervlakte van 1.992 m2 feitelijk nieuw bij komt op het sportpark. Uitgaande van de functie met de hoogste minimumparkeernorm in de Nota voor een gebouw binnen de bestemming ‘Sport’, namelijk dansstudio/sportschool/fitness, ontstaat daarmee een parkeerbehoefte van 42 parkeerplaatsen (1992 / 100 x 2,1 = 41,8). De bestaande parkeerbehoefte is, uitgaande van 5,6 hectare aan sportvelden en de sporthal van 1.600 m2, 102 parkeerplaatsen (5,6 x 13 + 16 x 1,8 =101,6). In totaal zullen er dus 144 parkeerplaatsen nodig zijn op het sportpark. Na de herinrichting zijn er in totaal 156 parkeerplaatsen beschikbaar op het sportpark (119 bestaande parkeerplaatsen en 37 nieuwe parkeerplaatsen). Dit is dus ruim voldoende. Er zijn zelfs nog 12 ‘vrije’ parkeerplaatsen over. De 37 nieuwe parkeerplaatsen zullen worden omheind door een hek en zijn doorgaans alleen door FC Utrecht te gebruiken. Gelet op de parkeerbehoefte van 42 parkeerplaatsen heeft FC Utrecht dan nog 5 plekken nodig buiten de hekken. De rechtbank stelt vast dat die ruimte er is, gelet op de 12 ‘vrije’ parkeerplaatsen die nog over zijn. Dat betekent dat het bouwplan voorziet in voldoende parkeergelegenheid op het sportpark. Voor het overzicht volgt hierna een schematische weergave van de berekening door de rechtbank:
|
|
|
Normgrondslag en Norm
inclusief bezoekers minimaal C1
|
Parkeerbehoefte
|
Bestaand
|
sportvelden
|
5,6 hectare
|
13 per ha. netto terrein
|
72,8 parkeerplaatsen
|
sporthal
|
1.600 m2
|
1,8 per 100 m2 bvo
|
28,8 parkeerplaatsen
|
Extra
|
nieuw gebouw
|
1.992 m2
|
2,1 per 100 m2 bvo
|
41,8 parkeerplaatsen
|
Totaal
|
|
101,6 = 102 parkeerplaatsen
|
7.7
Gelet op het voorgaande is de berekening van het college op zichzelf onjuist, maar is er met de vergunningverlening feitelijk wel voldoende parkeergelegenheid gerealiseerd op het sportpark. Wat het gevolg is van de onjuiste berekening, is afhankelijk van de verdere beoordeling van deze zaak door de rechtbank. De rechtbank zal daarom nu eerst de overige beroepsgronden van eiseres behandelen.
8. Eiseres voert verder aan dat er onvoldoende parkeergelegenheid op het sportpark is gerealiseerd, omdat meerdere gebruikers tegelijkertijd van de voorzieningen op het park gebruikmaken. De Utrechtse Rashonden Vereniging (URV) zal een deel van de sportvelden bijvoorbeeld gelijktijdig met FC Utrecht en E.D.O gaan gebruiken. Door deze overlap zal de parkeerbehoefte hoger zijn dan normaal.
9. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Als aan de parkeernormen uit de Nota is voldaan moet ervan uit worden gegaan dat er voldoende parkeergelegenheid op het sportpark is. De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat dat hier feitelijk het geval is. Zoals gezegd, zijn de parkeernormen in de Nota niet gekoppeld aan het gebruik, maar gerelateerd aan verschillende functies op het sportpark en de oppervlakten daarvan. Dat er meerdere verenigingen tegelijkertijd van het sportpark gebruik maken, kan dus niet betekenen dat er te weinig parkeergelegenheid is gerealiseerd in de zin van de Nota. De beroepsgrond slaagt niet.
10. Eiseres heeft verder aangevoerd dat een aantal parkeerplaatsen te klein is. Dit zijn hierdoor geen volwaardige parkeerplaatsen. Verder is het volgens eiseres nauwelijks mogelijk om achteruit te rijden en in te draaien op het sportpark vanwege de smalle rijbanen. Hierdoor ontstaan verkeersonveilige situaties.
11. De rechtbank volgt eiseres hierin evenmin. Uit de toelichting ‘Parkeren sportpark noord’ van 21 april 2021, die deel uitmaakt van de omgevingsvergunning, volgt dat het college de afmetingen van de parkeerplaatsen heeft afgestemd op wat het C.R.O.W. kenniscentrum voor verkeer, vervoer en infrastructuur daarover heeft opgenomen in het Handboek ASVV 2012. Eiseres heeft niet onderbouwd waarom de parkeerplaatsen desondanks te klein zouden zijn. Eiseres heeft er wel op gewezen dat in dit handboek voor dwars parkeren een rijbaanbreedte van zes meter wordt geadviseerd en dat de bestaande wegen op het sportpark slechts vijf meter breed zijn. Het college heeft daar tegenover gezet dat dit slechts een advies-breedte is, en dat hiervan is afgeweken omdat er volgens het college met aanvullende maatregelen die zijn getroffen ook sprake is van een veilige verkeersituatie. Zo voldoen de wegen wél aan de tweebaanseis van een breedte van minimaal 4,5 meter, zijn er drempels aangebracht, is de maximale snelheid vastgesteld op 15 km. per uur (stapvoets) en zijn er verschillende punten gecreëerd waar de auto’s veilig kunnen keren. De rechtbank kan het college hierin volgen. Eiseres heeft niet concreet gemaakt waarom er desondanks sprake zou zijn van een verkeersonveilige situatie. De beroepsgrond slaagt niet.
Een feitelijke parkeermeting en ‘wild-’ en inefficiënt parkeren
12. Eiseres voert verder aan dat het college een parkeermeting op het sportpark had moeten doen om de feitelijke parkeerbehoefte in kaart te brengen. Ook heeft zij erop gewezen dat het sportpark openbaar toegankelijk is voor iedereen, waardoor het voor kan komen dat er mensen op het park parkeren die ergens in de buurt moeten zijn. Het college had rekening moeten houden met deze zogenoemde ‘wildparkeerders’. Hetzelfde geldt voor inefficiënt parkeren waardoor naastgelegen parkeerplaatsen onbruikbaar worden.
13. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Als aan de parkeernormen uit de Nota is voldaan moet ervan uit worden gegaan dat er voldoende parkeergelegenheid op het sportpark is. De Nota schrijft in dit geval geen parkeermeting voor. Ook met ‘wildparkeren’ hoefde het college geen rekening te houden. Wildparkeren is niet toegestaan, zodat dat een handhavingskwestie is. Verder geldt dat de grootte van de parkeerplaatsen op het park in overeenstemming is met de C.R.O.W. normen. Dit zou inefficiënt parkeren moeten voorkomen. Ook in zoverre volgt de rechtbank eiseres dus niet. De beroepsgrond slaagt niet.
Spelersbus van FC Utrecht
14. Eiseres heeft tot slot aangevoerd dat er ten onrechte geen parkeerplek is gecreëerd voor de spelersbus van FC Utrecht, terwijl die moet kunnen draaien en parkeren op het terrein.
15. Ook hierin volgt de rechtbank eiseres niet. Op de zitting is gebleken dat FC Utrecht om veiligheidsredenen in principe niet vanaf het sportpark vertrekt, zodat de spelersbus slechts zeer incidenteel het sportpark wordt opgereden. De beroepsgrond mist daarmee feitelijke grondslag en slaagt niet.
Conclusie
16. Het college heeft een onjuiste parkeerberekening aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd (zie overweging 7.1 tot en met 7.7). Hiermee heeft het college het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres om die reden gegrond en vernietigt het bestreden besluit.
17. De onjuiste berekening heeft naar het oordeel van de rechtbank echter niet geleid tot een onjuiste uitkomst. De overige beroepsgronden van eiseres slagen niet, en de rechtbank is ook anderszins niet gebleken dat er met het bouwplan onvoldoende parkeergelegenheid op het sportpark is gerealiseerd. De rechtbank laat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit daarom in stand. Dat betekent dat het beroep van eiseres weliswaar gegrond is, maar dat de verleende omgevingsvergunning in stand blijft.
18. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, veroordeelt zij het college in de proceskosten die eiseres in beroep heeft gemaakt. De kosten voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand van de gemachtigde van eiseres stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.518,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,-- en een wegingsfactor 1). Ook veroordeelt de rechtbank het college in de kosten die eiseres heeft gemaakt voor het memo van Loendersloot Mobility Connected van 15 juli 2021, tot een bedrag van € 780,45.
19. De rechtbank bepaalt tot slot dat het college het door eiseres betaalde griffierecht van € 360,-- aan eiseres vergoedt.