Wabo. Vergunningen over tijdelijk (corona)terras. Procesbelang vervallen omdat op moment van instellen beroep geldigheidsduur van vergunningen bijna was verstreken.. Beroepen niet-ontvankelijk. Mondelinge uitspraak.
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van
24 november 2022 in de zaken tussen
[eiser 1] en [eiser 2] ,
[eiser 3] en [eiser 4],
[eiser 5] en [eiser 6] en
[eiser 7] en [eiser 8],
allen uit [woonplaats] , eisers
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht (het college) en
de burgemeester van de gemeente Utrecht (de burgemeester)
(gemachtigde: mr. J. Aznag).
Inleiding
Deze uitspraak gaat over de vergunningen die burgemeester en het college hebben
verleend aan het horecabedrijf [horecabedrijf] voor (het exploiteren van) een tijdelijk terras aan de [adres] in [woonplaats] .
Eisers zijn het niet eens met beide vergunningen en hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
De voorzieningenrechter heeft de door eisers ingediende verzoeken om een voorlopige voorziening afgewezen.1
Met de bestreden besluiten van 9 september 2021 op de bezwaren van eisers zijn de
burgemeester en het college bij hun eerdere besluiten tot vergunningverlening gebleven.
Eisers hebben tegen beide besluiten beroep ingesteld. Zaaknummer UTR 21/4353 gaat
over de omgevingsvergunning voor een tijdelijke terrasuitbreiding tot uiterlijk 1 november 2021 en zaaknummer UTR 21/4210 over de exploitatievergunning en de Drank- en Horecawetvergunning voor dit tijdelijke terras.
De rechtbank heeft de beroepen op 24 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan
hebben deelgenomen: [A] , [eiser 5] en [eiser 7] , bijgestaan door [B] , en de gemachtigde van de burgemeester en het college.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan, waarbij
partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om daartegen in hoger beroep te gaan.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Overwegingen
1. De vergunningen golden tot 1 november 2021 en zijn dus inmiddels vervallen. De
rechtbank is van oordeel dat er daarom geen procesbelang meer is bij een beoordeling van de beroepen. Daardoor komt de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke behandeling van de beroepsgronden van eisers. De rechtbank komt tot die conclusie omdat op het moment dat eisers beroep instelden bij de rechtbank de periode waarbinnen het terras was toegestaan al bijna was verstreken. Nu is die periode sowieso verstreken. Het vernietigen van de vergunningen draagt in zoverre niet bij aan het oplossen van de problemen die eisers rondom het terras ervaren.
2. Eisers hebben gesteld dat het een principekwestie is, maar als er geen actueel en reëel
belang meer is bij een beoordeling van een besluit, dan doet de bestuursrechter geen uitspraak alleen maar vanwege de principiële betekenis daarvan. Dat eisers inzage willen in alle stukken die de gemeente heeft over deze vergunningen om op die manier de gang van zaken te kunnen controleren is evenmin een reden om nu naar de inhoud van de zaken te kijken. Datzelfde geldt voor het vertrouwen dat eisers in het college hebben verloren. Wat wel een reden zou kunnen zijn om de beroepen inhoudelijk te beoordelen is dat er in de toekomst vergelijkbare vergunningen verleend zouden kunnen worden, maar dat is nu onvoldoende concreet. De rechtbank begrijpt dat dat teleurstellend is en dat eisers hoopten op meer maar de vergunningen zijn nu eenmaal vervallen en dat leidt in dit geval tot het ontbreken van procesbelang. De beroepen zijn daarom niet-ontvankelijk.
3. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Op de zitting zijn partijen
gewezen op de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen tegen deze uitspraak.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 november 2022 door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.L. Debets, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
1 Zie de uitspraak van 24 juni 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:3038.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: