Activiteitenbesluit, last onder dwangsom voor geurhinder hondensnackfabriek. Verzoek niet-ontvankelijk omdat de rechtbank uitspraak heeft gedaan in de met het verzoek samenhangende beroepen. Zie ECLI:NL:RBMNE:2023:1655.
uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 april 2023 in de zaak tussen
[verzoekster] , gevestigd in [vestigingsplaats] , verzoekster,
(gemachtigde: mr. J. Zevenboom)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad, verweerder
(gemachtigde: mr. J. Ligthart).
Als derde-partij hebben aan de zaak deelgenomen:
[derde-partij 1] en [derde-partij 2], uit [woonplaats]
(gemachtigde: mr. A.R. van Tilborg).
Partijen worden hierna de omwonenden, [verzoekster] en het college genoemd.
Inleiding
1. Met het besluit van 3 maart 2023 heeft het college [verzoekster] gelast om de
overtreding van artikel 3.140 van het Activiteitenbesluit milieubeheer te beëindigen en beëindigd te houden, door geen geurhinder meer te veroorzaken ter plaatse van één of meer geurgevoelige objecten. Daarbij is bepaald dat [verzoekster] een dwangsom van
€ 7.500,- verbeurt wanneer niet binnen de begunstigingstermijn van zes weken aan de last wordt voldaan, waarbij voor elke vier weken dat daarna niet aan de last wordt voldaan een nieuwe dwangsom wordt verbeurd met een maximaal te verbeuren dwangsombedrag van
€ 15.000,-.
2. [verzoekster] heeft bezwaar gemaakt tegen de last onder dwangsom en heeft de
voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
3. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op de zitting van 16 maart 2023.
[verzoekster] heeft zich laten vertegenwoordigen door haar eigenaren [A] , [B] en [C] en door haar gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door mr. [D] en [E] , die allebei bij de omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek werken. De omwonenden waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigde en door hun deskundige mr. ir. [F] .
De beoordeling door de voorzieningenrechter
4. De rechtbank heeft vandaag uitspraak gedaan in de beroepen van [verzoekster]
en van de omwonenden die van rechtswege waren ontstaan tegen de last onder dwangsom van 3 maart 2023.1 De rechtbank heeft het beroep van [verzoekster] ongegrond verklaard, heeft het beroep van de omwonenden gegrond verklaard, heeft de last onder dwangsom vernietigd en heeft zelf in de zaak voorzien door opnieuw een – gewijzigde – last onder dwangsom op te leggen.
5. De voorzieningenrechter stelt vast dat er als gevolg van deze uitspraak geen bezwaar- of
beroepsprocedure meer loopt tegen de last onder dwangsom van 3 maart 2023. In
dat geval kan iemand geen verzoek om voorlopige voorziening doen.2 Het verzoek om voorlopige voorziening is daarom niet-ontvankelijk. Als [verzoekster] het niet eens is met de door de rechtbank opgelegde last onder dwangsom, dan kan zij zich tot (de voorzieningenrechter van) de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State richten.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H.L. Debets, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 april 2023.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.
1 Zaaknummers UTR 22/1285, UTR 22/1343 en UTR 22/1798.