Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBMNE:2023:492

Rechtbank Midden-Nederland
09-02-2023
30-03-2023
AWB - 21 _ 2917
Omgevingsrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Beroep. Opheffing van een last onder dwangsom wegens concreet zicht op legalisatie. Beroep ongegrond.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 21/2917

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 februari 2023 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , te [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr.drs. A.W. van Ojen),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten, (het college) verweerder

(gemachtigde: mr. A.R.E. Maris).

Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen: [derde-partij 1] en [derde-partij 2], te [woonplaats] , gemachtigde: mr. Y. Demirci.

Procesverloop

1. Eisers wonen aan de [adres 1] in [woonplaats] . Zij hebben op 4 november 2019 een

handhavingsverzoek ingediend in verband met een aantal overtredingen op het naastgelegen perceel [adres 2] , waar derde-partijen wonen.

2. Met het besluit van 5 augustus 2020 heeft het college aan de derden-partijen gelast om

de vergroting van de omvang en inhoud van de kelder onder het woonhuis op hun perceel terug te brengen naar de toestand zoals die met de omgevingsvergunning van 18 september 2013 is vergund. Tevens heeft het college gelast het gebruik van de kelder voor bewoning en/of de dubbele bewoning van het woonhuis te beëindigen. De derde-partijen moeten de overtredingen, op straffe van verbeurte van een dwangsom, beëindigen binnen zes maanden na de verzenddatum van het besluit.

3. Met het besluit van 11 december 2020 (het primaire besluit) heeft het college de last

onder dwangsom van 5 augustus 2020 opgeheven.

4. Eisers zijn het daar niet mee eens en hebben bezwaar gemaakt. Bij besluit van

31 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.

5. Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college heeft een

verweerschrift ingediend.

6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 januari 2022. [eiser 1]

is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en mr. M.S. Hoppener. De derde-partijen zijn verschenen, bijgestaan door de gemachtigde.

Het geschil

7. In deze zaak gaat het om de vraag of het college de aan de derde-partijen opgelegde last

onder dwangsom terecht heeft opgeheven. Het college heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat er concreet zich op legalisatie bestaat. Eisers zijn het daarmee niet eens.

De rechtbank zal het beroep beoordelen aan de hand van de door eisers aangevoerde gronden.

De beoordeling van de rechtbank

8. Eisers voeren aan dat een aantal overtredingen op het perceel van derde-partijen, te weten

het gestorte puin, een opgeworpen grondwal en een overkapping niet in de ontwerp-omgevingsvergunning zijn meegenomen. Dat betekent dat er geen sprake is van concreet zicht op legalisatie van deze overtredingen.

9. De rechtbank is het met het college eens dat voor de vraag of zicht bestaat op legalisatie

alleen de overtredingen van belang zijn die ten grondslag lagen aan het dwangsombesluit. De last onder dwangsom zag op de vergroting van de kelder, het gebruik van de kelder ten behoeve van wonen en de dubbele bewoning van het woonhuis. Het besluit van 11 december 2020 waarbij het dwangsombesluit is opgeheven heeft daarom ook uitsluitend op deze overtredingen betrekking. De andere door eiser gestelde overtredingen – daargelaten wat daar van zij- zijn daarom niet relevant voor de beoordeling of het dwangsombesluit terecht is opgeheven.

10. Op grond van vaste rechtspraak1 is, om concreet zicht op legalisatie aan te nemen, ten

minste vereist dat een ontwerp omgevingsvergunning ter inzage is gelegd waarbinnen het gebruik waarop het handhavingsverzoek ziet, past. In dat geval bestaat echter evenmin concreet zicht op legalisering, indien op voorhand duidelijk is dat die omgevingsvergunning geen rechtskracht zal verkrijgen. Een mogelijke vernietiging van het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning is onvoldoende om dat aan te nemen. Er bestaat derhalve enige ruimte voor een beoordeling van die omgevingsvergunning, maar uitsluitend in die zin dat op voorhand duidelijk is dat die geen rechtskracht zal verkrijgen.

11. Eisers hebben op de zitting aangevoerd dat de ontwerp-omgevingsvergunning geen

rechtskracht zal verkrijgen. Eisers wijzen in dit verband op twee uitspraken van de Afdeling2 waaruit volgens hen volgt dat het spuitzoneringsonderzoek dat blijkens de ruimtelijke onderbouwing (mede) ten grondslag ligt aan de ontwerp-omgevingsvergunning niet bruikbaar is voor de beoordeling van de spuitzoneproblematiek in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

12. Een onderbouwing waarom evident is dat het verrichte spuitzone-onderzoek in dit

geval niet aan de ontwerp-omgevingsvergunning ten grondslag gelegd had mogen worden en de omgevingsvergunning om die reden geen rechtskracht zal krijgen hebben eisers met de aangehaalde rechtspraak niet gegeven.

13. De omstandigheid dat de derde-partijen aan het college hebben verzocht de besluitvorming

over de vergunningverlening aan te houden om de gevolgen van de hiervoor aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 19 oktober 2022 te kunnen bestuderen leidt niet tot een ander oordeel.

Conclusie

14. Gelet op het voorgaande heeft het college de opheffing van de last onder dwangsom terecht in stand gelaten. Het beroep is ongegrond. Er bestraat geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2023.

De rechter is verhinderd deze uitspraak te tekenen

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

1 Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 9 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2908.

2 Uitspraken van 7 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:4 en 19 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3023.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.