1 de besloten vennootschap [eiseres sub 1] BV en
2. de besloten vennootschap [eiseres sub 2] B.V.,
beiden gevestigd en kantoorhoudende te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna tezamen te noemen: [naam] c.s.,
gemachtigde: mr. B. Altena, werkzaam bij DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.,
de besloten vennootschap [gedaagde] B.V., van wie [A] in haar hoedanigheid van bewindvoerder is gesteld over het vermogen van [onderbewindgestelde],
gevestigd te [vestigingsplaats] , kantoorhoudende te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
procederend in persoon.
2 De feiten
2.1.
[naam] c.s. is een zorginstelling c.q. zorgboerderij die naast begeleiding en behandeling van jeugdigen en dagbesteding ook beschermd wonen voor volwassen aanbiedt.
2.2.
Op 3 september 2019 is tussen [eiseres sub 2] en [onderbewindgestelde] een zorgovereenkomst tot stand gekomen en is tussen partijen een zorgplan opgesteld.
2.3.
Op 20 september 2019 is tussen [eiseres sub 1] en [onderbewindgestelde] een huurovereenkomst voor het gebruik van het zorgappartement aan de [adres] te [plaats 1] overeengekomen. In de huurovereenkomst is bepaald dat de duur van de huurovereenkomst nadrukkelijk afhankelijk, dus gekoppeld is dan de duur van de zorgovereenkomst.
2.4.
Op 9 mei 2023 heeft [naam] c.s. de zorgovereenkomst tussen partijen beëindigd.
Zij heeft daarbij medegedeeld dat de huurovereenkomst rekening houdend met twee maanden opzegtermijn eindigt per 9 juli 2023.
2.5.
[onderbewindgestelde] heeft het zorgappartement per 9 juli 2023 niet verlaten.
3 Het geschil
3.1.
[eiseres sub 1] c.s. vordert samengevat - ontruiming van het zorgappartement aan de [adres] te [plaats 1] op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag, voor zover niet vrijwillig aan de ontruiming wordt voldaan de bewindvoerder te veroordelen in de kosten van de ontruiming en de bewindvoerder te veroordelen tot betaling van € 925,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van de bewindvoerder in de kosten van het geding.
3.2.
[naam] c.s. vordert dit, omdat [onderbewindgestelde] zonder recht en/of titel in het zorgappartement verblijft. Partijen hebben een zorgovereenkomst en een huurovereenkomst met elkaar gesloten. Deze overeenkomsten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, waarbij het zorgaspect prevaleert. Met het beëindigen van de zorgovereenkomst is ook de huurovereenkomst geëindigd. [onderbewindgestelde] weigert het zorgappartement te verlaten. [naam] c.s. vordert om die reden dan ook ontruiming van het zorgappartement.
3.3.
De bewindvoerder voert – kort samengevat – het volgende aan. [naam] c.s. staat in haar recht met haar verzoek om het zorgappartement te ontruimen. De mentor van [onderbewindgestelde] heeft zich beziggehouden met een nieuwe woonplek. De mentor heeft zich echter teruggetrokken. Een nieuwe mentor moet doorpakken en [onderbewindgestelde] op een andere woonplek plaatsen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 De beoordeling
4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat voor toewijzing van een vordering in kort geding een spoedeisend belang is vereist. Hiervan is sprake als een onverwijlde voorlopige voorziening is geboden en de afloop van een bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Het ligt op de weg van [naam] c.s. om te stellen en te onderbouwen dat zij een spoedeisend belang heeft bij de vorderingen die zij instelt.
4.2.
Verder is voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure.
4.3.
In dit kader is verder van belang dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet – volgens vaste jurisprudentie – grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kort gedingprocedure geen plaats is voor een – diepgaand – onderzoek naar bestreden feiten en ten tweede de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is.
4.4.
Toegepast op onderhavige zaak, betekent dit dat de vraag moet worden beantwoord of voldoende waarschijnlijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat de huurovereenkomst is geëindigd doordat de daaraan verbonden zorgovereenkomst rechtsgeldig is opgezegd én dat, vooruitlopend op dat oordeel, ontruiming gerechtvaardigd is.
4.5.
Voldoende aannemelijk is geworden dat er is sprake van een verstoorde vertrouwensrelatie tussen [naam] c.s. en [onderbewindgestelde] en dat er sprake is van onhygiënische omstandigheden in het zorgappartement van [onderbewindgestelde] die ernstige gezondheidsrisico’s opleveren voor de zorgverlener en/of medecliënten. Verder stelt [naam] c.s. dat zij geen passende zorg meer kan bieden aan [onderbewindgestelde] . Dat is door de bewindvoerder niet betwist. [.] en het Zilveren Kruis Zorgkantoor hebben de procedure voor zorgbeëindiging getoetst. Het Zilveren Kruis zorgkantoor heeft [naam] c.s. laten weten dat zij op goede gronden de zorg aan [onderbewindgestelde] heeft beëindigd. [naam] c.s. had dan ook goede redenen om de zorgovereenkomst met [onderbewindgestelde] op te zeggen.
4.6.
De huurovereenkomst is onlosmakelijk verbonden met de zorgovereenkomst. Nu de zorgovereenkomst is opgezegd, kan [onderbewindgestelde] in alle redelijkheid geen aanspraak maken op het huren van het zorgappartement. Daarbij weegt mee dat [naam] c.s. onweersproken heeft gesteld dat zij [onderbewindgestelde] vele alternatieven heeft geboden, die keer op keer door [onderbewindgestelde] zijn geweigerd. Zo heeft [stichting] te [plaats 3] tot medio juli 2023 een zorgappartement voor [onderbewindgestelde] gereserveerd. [onderbewindgestelde] heeft hier niet aan meegewerkt. Terwijl aan [onderbewindgestelde] geen zorg meer wordt verleend, houdt zij, ten onrechte, een zorgappartement bezet waardoor aan een ander benodigde zorg wordt onthouden. [naam] c.s. heeft onbetwist gesteld dat zij een wachtlijst heeft van zorgbehoevenden die in het kader van beschermd wonen één van de elf zorgappartementen wensen te betrekken. Dat maakt dat [naam] c.s. er belang bij heeft weer de beschikking te krijgen over het zorgappartement.
4.7.
Bij deze stand van zaken is voldoende aannemelijk dat de bodemrechter een vordering tot ontruiming zal toewijzen. De gevraagde voorziening zal dan ook worden toegewezen. Dat betekent dat [onderbewindgestelde] het zorgappartement zal moeten verlaten en ter beschikking van [naam] c.s. moet stellen. De kantonrechter zal, gelet op de omstandigheden, een ontruimingstermijn van twee weken hanteren.
4.8.
Aan de veroordeling zal een dwangsom worden verbonden. [naam] c.s. heeft er belang bij dat de bewindvoerder, althans [onderbewindgestelde] , een prikkel heeft tot nakoming van dit vonnis. De bewindvoerder, althans [onderbewindgestelde] , zal geen nadeel ondervinden van de dwangsom als zij de woning ‘vrijwillig’ verlaat. Wel zal de dwangsom worden gemaximeerd.
4.9.
[naam] c.s. wordt verder veroordeeld om, indien zij niet vrijwillig aan de veroordeling tot ontruiming voldoet en [naam] c.s. de ontruiming met inschakeling van een gerechtsdeurwaarder zelf bewerkstelligt, de kosten van de ontruiming aan [naam] c.s. te betalen, op vertoning van en conform het proces-verbaal van ontruiming van de deurwaarder, waaraan de eventuele nota’s van bij de ontruiming ingeschakelde derden zullen zijn gehecht (een en ander conform artikel 9 lid 3 van het Besluit Tarieven Ambtshandelingen Gerechtsdeurwaarders).
4.10.
[eiseres sub 1] c.s. vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen.
[naam] c.s. heeft namelijk geen (afzonderlijk) spoedeisend belang bij een veroordeling tot betaling van een vergoeding van buitengerechtelijke kosten van € 925,00.
4.11.
De bewindvoerder is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiseres sub 1] c.s. als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
|
€
|
107,84
|
|
- griffierecht
|
€
|
322,00
|
|
- salaris gemachtigde
|
€
|
529,00
|
|
Totaal
|
€
|
958,84
|
|
4.12.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
5 De beslissing
5.1.
veroordeelt de bewindvoerder, in haar hoedanigheid van bewindvoerder van de onder bewind gestelde [onderbewindgestelde] , om binnen twee weken na betekening van dit vonnis het zorgappartement aan [adres] te [plaats 1] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van [eiseres sub 1] c.s. zijn, en de sleutels af te geven aan [eiseres sub 1] c.s., op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of gedeelte daarvan waarop niet aan deze veroordeling wordt voldaan, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
5.2.
veroordeelt de bewindvoerder, in haar hoedanigheid van bewindvoerder van de onder bewind gestelde [onderbewindgestelde] , indien zij niet vrijwillig aan de hiervoor gegeven veroordeling tot ontruiming voldoet en [naam] c.s. de ontruiming met inschakeling van een gerechtsdeurwaarder zelf bewerkstelligt, aan [naam] c.s. de kosten van de ontruiming te voldoen op vertoning van en conform de specificatie van die kosten in het proces-verbaal van ontruiming,
5.3.
veroordeelt de bewindvoerder, in haar hoedanigheid van bewindvoerder van de onder bewind gestelde [onderbewindgestelde] , in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres sub 1] c.s. tot dit vonnis vastgesteld op € 958,84, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt de bewindvoerder, in haar hoedanigheid van bewindvoerder van de onder bewind gestelde [onderbewindgestelde] , in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2023.