RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
zaaknummer: 10504789 UE VERZ 23-151 ZC/48355
Beschikking ex artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (deelgeschil) van 11 oktober 2023
[verzoeker]
,
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [verzoeker] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: [A] ,
A.S.R. N.V.,
wonende te Utrecht ,
verder ook te noemen ASR ,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. P. Oskam.
2 Waar gaat de zaak over?
2.1.
Op 20 juli 2021 is [verzoeker] een verkeersongeval overkomen waarbij hij letsel heeft opgelopen. ASR heeft de aansprakelijkheid voor het verkeersongeval erkend. Voor de afhandeling van zijn (letsel)schade heeft [verzoeker] [A] van [onderneming 1] ingeschakeld.
2.2.
[A] is met [verzoeker] een uurtarief van € 185,- overeengekomen voor inhoudelijke werkzaamheden en € 80,- voor administratieve werkzaamheden. [verzoeker] heeft op het moment van het indienen van onderhavig verzoekschrift voor de vergoeding van zijn persoonlijke schade € 7.143,58 ontvangen. [A] heeft tot op dat moment € 5.511,55 aan buitengerechtelijke kosten bij ASR in rekening gebracht.
2.3.
Volgens ASR is het uurtarief van € 185,- van [A] te hoog. ASR vindt € 80,- per uur een redelijk tarief voor de inhoudelijke werkzaamheden en € 50,- per uur voor de administratieve werkzaamheden. Daarnaast is ASR van mening dat [A] teveel uren heeft geschreven voor zijn werkzaamheden. In plaats van de gevorderde 23,8 uur is ASR bereid 18,8 uur aan buitengerechtelijke werkzaamheden te vergoeden.
2.4.
[verzoeker] is het hier niet mee eens en heeft de kwestie ter beoordeling in een deelgeschilprocedure voorgelegd.
4 De beoordeling
4.1.
[verzoeker] heeft zijn verzoeken gebaseerd op de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade, zoals opgenomen in de artikelen 1019w tot en met 1019cc Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De deelgeschilprocedure kan worden gevoerd over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen tussen partijen rechtens geldt ter zake van aansprakelijkheid voor schade door letsel in gevallen dat de beëindiging van dat geschil kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. De verzoeken van [verzoeker] lenen zich naar hun aard voor behandeling in deelgeschil. Het dispuut over de buitengerechtelijke kosten staat een vaststellingsovereenkomst in de weg en de rechtbank zal daarom hieronder overgaan tot een inhoudelijke beoordeling.
4.2.
Ter onderbouwing van zijn verzoeken heeft [verzoeker] gesteld dat het uurtarief van [A] gelet op zijn opleidingsverleden (MBO Bank en Verzekeringswezen en HBO Small Business en Retail (niet afgerond)) en werkervaring (hij werkte een aantal jaar als administratief medewerker bij [onderneming 2] en is in 2018 gestart met [onderneming 1] ) redelijk is. Bovendien heeft ASR in andere, vergelijkbare dossiers van [onderneming 1] zonder protest de buitengerechtelijke kosten vergoed tegen een uurtarief van € 185,-.
4.3.
ASR betwist dat € 185,- een redelijke uurtarief is voor de werkzaamheden van [A] . [A] is geen advocaat of NIVRE-specialist en heeft geen opleiding genoten op het gebied van personenschade. Daarnaast heeft [onderneming 1] geen expertise op het gebied van letselschade, is het kantoor niet aangesloten bij een (beroeps)vereniging en/of keurmerk en is er hierdoor geen enkele vorm van toezicht, educatie en kwaliteitswaarborg. Daarnaast beschikt [onderneming 1] niet over een beroepsaansprakelijkheidsverzekering en staat het kantoor geregistreerd in het Extern Verwijzingsregister (EVR) vanwege een fraudeveroordeling van [A] van februari dit jaar. Verder voert ASR aan dat de uitgevoerde buitengerechtelijke werkzaamheden niet specialistisch waren en dat bij een gebrek aan aantoonbare deskundigheid van [A] een uurtarief van € 80,- redelijk is, waarbij ASR een vergelijking maakt met zzp’ers die werkzaamheden verrichten als (personen)schadebehandelaar voor een tarief van € 50,- tot € 75,- per uur.
4.4.
Over het uurtarief oordeelt de kantonrechter als volgt. Onweersproken kan vastgesteld worden dat [onderneming 1] als kantoor niet is aangesloten bij een (beroeps)vereniging of keurmerk op het gebied van personenschade waardoor er geen sprake is van toezicht of kwaliteitswaarborgen. [A] heeft bovendien geen opleiding op het gebied van personenschade. De HBO opleiding Small Business en Retail heeft hij niet afgemaakt en van de MBO opleiding Bank en Verzekeringswezen heeft [A] geen diploma overgelegd. [A] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij lange tijd als administratief medewerker bij [onderneming 2] heeft gewerkt en daar ook is opgeleid in het zelfstandig behandelen van letselschadedossiers. [A] volgt geen cursussen op het gebied van personenschade (en heeft dat in het verleden ook nooit gedaan), omdat hij naar eigen zeggen over voldoende kennis en ervaring beschikt. Zijn kennis zegt [A] van het internet te halen en uit zijn netwerk. Anders dan [A] heeft betoogd, is dat alles echter niet voldoende om te kunnen worden aangemerkt als personenschadespecialist.
Naar het oordeel van de kantonrechter beschikt [A] niet over voldoende aantoonbare en erkende expertise op het gebied van personenschade en de kantonrechter acht de door [A] in deze zaak verrichtte werkzaamheden bovendien niet specialistisch van aard. Tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat de tarieven van vergelijkbare administratieve dienstverleners, zoals bijvoorbeeld een boekhouder, tussen € 60,- en € 80,- per uur liggen en voor zzp’ers die werkzaamheden verrichten als (personen)schadebehandelaar wordt een tarief van € 50,- tot € 75,- per uur gehanteerd. De kantonrechter ziet niet in waarom de door [A] en namens [onderneming 1] uitgevoerde inhoudelijke werkzaamheden een hoger uurtarief dan € 80,- rechtvaardigen. Hetzelfde geldt voor de administratieve werkzaamheden. Hiervoor wordt een uurtarief van € 50,- redelijk geacht.
4.5.
ASR heeft weliswaar niet direct en niet in alle dossiers van [onderneming 1] bezwaar gemaakt tegen het uurtarief van € 185,-, maar dat wil niet zeggen dat ASR daarmee haar recht zou hebben verspeeld hier bezwaar tegen te maken. Uit de overgelegde jurisprudentie en literatuur blijkt dat er steeds meer aandacht is voor ongereguleerde belangenbehartigers en dat dit doorwerkt in het beleid dat verzekeraars hanteren. Zoals ter zitting is toegelicht, is ASR zich pas in de loop der tijd bewust geworden van het gebrek aan achtergrond en opleiding van de medewerkers van [onderneming 1] op het gebied van personenschade. Daarnaast heeft een recente EVR-registratie van [onderneming 1] wegens geconstateerde fraude van [A] bijgedragen aan deze bewustwording.
De genoteerde tijd voor de werkzaamheden
4.6.
[A] verwijst naar zijn urenspecificatie voor de verdere onderbouwing van de vordering van [verzoeker] . Daarnaast heeft [A] verklaard dat bepaalde werkzaamheden in verschillende dossiers terugkomen omdat deze inherent zijn aan schadeafhandeling.
4.7.
ASR heeft in randnummer 40 van haar verweerschrift gemotiveerd betwist dat 5 uur van de 23,8 in rekening gebrachte uren de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 van het Burgerlijke Wetboek kan doorstaan. Er is volgens ASR sprake van dubbeltellingen, een te ruime tijdsbesteding in verhouding met de verrichte werkzaamheden en er worden werkzaamheden begroot die nog niet hebben plaatsgevonden. ASR stelt het aantal redelijke uren vast op 18,8 hetgeen gelijk staat aan een totale vergoeding van € 1.904,54 incl. BTW. aan buitengerechtelijke kosten voor de verrichtte werkzaamheden. ASR heeft reeds € 2.750,- incl. BTW aan [onderneming 1] betaald.
4.8.
Ten aanzien van de genoteerde tijd voor de werkzaamheden oordeelt de kantonrechter als volgt. Bij het begroten van de buitengerechtelijke kosten dient de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden: zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. De door ASR betwiste uren kunnen niet volledig beoordeeld worden omdat niet alle onderliggende documentatie is overgelegd. De kantonrechter houdt het ervoor dat - gelet op de complexiteit en looptijd van het dossier en de aard en de omvang van de werkzaamheden - een totale tijdsbesteding in dit dossier van 18,8 uur redelijk is. Hiervan ziet 1,4 uur op administratieve werkzaamheden en 17,4 uur op inhoudelijke werkzaamheden. Dit komt neer op een totaalbedrag van (1,4 uur x € 50,- + 17,4 uur x € 80,-) € 1.462,- excl. BTW en € 1.769,02 incl. BTW. ASR heeft reeds een bedrag van € 2.750,- incl. BTW aan buitengerechtelijke kosten aan [onderneming 1] vergoed, zodat deze ruimschoots zijn voldaan.
4.9.
Ook bij het begroten van de kosten van deze deelgeschilprocedure dient de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden: zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. In zijn verzoekschrift heeft [verzoeker] een begroting overgelegd welke sluit op 4,9 uur. Met de door [A] gehanteerde uurtarieven komt dit neer op een bedrag van € 906,50 excl. BTW (te vermeerderen met griffierecht) voor de kosten van deze deelgeschilprocedure.
4.10.
ASR voert aan dat de kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen nu de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig en onterecht is gestart. Subsidiair verzoekt ASR om matiging van de kosten, omdat het verzoekschrift qua inhoud grotendeels gelijkluidend is aan de twee tegelijkertijd ingediende verzoekschriften van [onderneming 1] bij onderhavige rechtbank waarin nagenoeg hetzelfde aantal uren begroot is.
4.11.
De kantonrechter acht deze deelgeschilprocedure niet volstrekt onnodig en acht een oordeel gewenst over deze kwestie met het oog op de andere lopende dossiers met [onderneming 1] en ASR . Bij de complexiteit en omvang van dit dossier en met de ervaring van [A] komt een tijdsbesteding van 4,9 uur niet bovenmatig voor. De kantonrechter zal wel het door [A] gehanteerde uurtarief matigen om de onder 4.4. genoemde redenen. De kantonrechter begroot de kosten van dit deelgeschil op (4,9 uur x € 80,-) € 392,- excl. BTW, vermeerderd met € 244,- aan griffierecht en veroordeelt ASR tot betaling.
4.12.
De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de datum van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening.
5 De beslissing
5.1.
begroot de kosten van dit deelgeschil op € 392,- excl. BTW, vermeerderd met € 244,- aan griffierecht en veroordeelt ASR tot betaling, vermeerderd met de wettelijke rente,
5.2.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Wilken en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2023.