RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 17 februari 2023 in de zaak tussen
[eiser] uit [woonplaats] , eiser
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten (het college), verweerder
(gemachtigden: G.E. Topper-Meijering en mr. R. Reinsma).
Verder neemt als partij aan de zaak deel:
SwifterwinT op Land B.V. (SwifterwinT), gevestigd in Dronten
(gemachtigde: mr. M.M. Kaajan).
Inleiding
-
Windplan Blauw is een windpark dat is voorzien in het noordwesten van Flevoland, in de gemeenten Dronten en Lelystad, in en rond Swifterbant. Het plan bestaat uit twee lijnopstellingen in het IJsselmeer en vier lijnopstellingen op land. SwifterwinT is de beoogde exploitant van de lijnopstellingen op land.
-
Het college heeft op 5 oktober 2018 voor ieder van de zes lijnopstellingen een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten het bouwen van de windturbines als bouwwerk en het oprichten en in werking hebben van de windturbines als inrichting. Met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 6 november 2019 zijn de omgevingsvergunningen in rechte komen vast te staan.1
3. Eiser is […] en woont in [woonplaats] . Hij is bestuurslid van de Stichting Windbrekers Swifterbant. In februari 2021 hebben deze stichting, haar bestuursleden en een groep inwoners van Swifterbant het college verzocht om de omgevingsvergunningen voor Windplan Blauw in te trekken. Het college heeft daarna een ontwerpbesluit genomen, waarop de stichting, haar bestuursleden en de groep inwoners gezamenlijk een zienswijze hebben gegeven. Eiser heeft daarnaast ook zelf een zienswijze gegeven. Met het besluit van 29 maart 2022 heeft het college het verzoek om intrekking afgewezen, waarbij voor de motivering is verwezen naar het ontwerpbesluit en naar de antwoordnota waarin op de zienswijzen is gereageerd.
4. Eiser heeft tegen het besluit van 29 maart 2022 beroep ingesteld. Eisers verzoek om, in
afwachting van de behandeling van het beroep, een voorlopige voorziening te treffen, heeft de voorzieningenrechter afgewezen.2
5. Ook Stichting Windbrekers Swifterbant, haar bestuursleden en de groep inwoners
hebben beroep ingesteld tegen het besluit. De rechtbank doet vandaag apart uitspaak op dat beroep (zaaknummer 22/2129).
6. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 15 december 2022. Eiser was daarbij aanwezig. Geluidsdeskundige [A] heeft namens eiser de akoestische aspecten toegelicht. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. SwifterwinT heeft zich laten vertegenwoordigen door [B] en door haar gemachtigde, adviseurs [C] en [D] en projectjurist [E] .
7. Eiser heeft op de zitting bevestigd dat hij het intrekkingsverzoek als bestuurslid van Stichting Windbrekers Swifterbant heeft gedaan, maar dat hij beoogd heeft dit te doen als privépersoon die in de directe omgeving van de windturbines woont.
De overwegingen van de rechtbank over het besluit van 29 maart 2022
Het geschil gaat alleen over windturbines op land
9. Er zijn zes separate omgevingsvergunningen verleend voor de zes lijnopstellingen van de windturbines van Windplan Blauw. Het college heeft in het ontwerpbesluit het standpunt ingenomen dat de aanvragers geen belanghebbenden zijn bij hun aanvraag tot intrekking van de omgevingsvergunningen, voor zover het gaat om het deelgebied van de twee lijnopstellingen in het IJsselmeer. Het college heeft daarvoor verwezen naar de statutaire doelstellingen van de Stichting Windbrekers Swifterbant en naar de afstand tussen deze lijnopstellingen en woningen van de inwoners die de aanvraag ook hebben gedaan.
10. Het college heeft dit standpunt in het besluit van 29 maart 2022 gehandhaafd. Daaruit volgt impliciet dat het college de aanvraag van buiten behandeling heeft gesteld, voor zover die aanvraag betrekking heeft op de omgevingsvergunningen voor de lijnopstellingen in het IJsselmeer. Daartegen heeft eiser geen beroepsgronden ingediend. Dat betekent dat de omvang van het geding bij de rechtbank is beperkt tot de weigering van het college om de vier omgevingsvergunningen voor de lijnopstellingen op land van Windplan Blauw in te trekken. De rechtbank geeft in deze uitspraak dus geen oordeel over de lijnopstellingen in het IJsselmeer.
De intrekkingsbevoegdheid in de Wabo
11. Het verzoek om de omgevingsvergunningen in te trekken, de zienswijze van de Stichting Windbrekers Swifterbant en anderen en hun beroep is nadrukkelijk gebaseerd op Unierechtelijke aanspraken die zij uit het Nevele-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie afleiden.3 De uitspraak die de rechtbank vandaag op hun beroep doet gaat daarop in. Eiser heeft in zijn separate zienswijze en in zijn beroep echter niet geconcretiseerd op welke grondslag het college de omgevingsvergunningen moet intrekken. De rechtbank vult zijn beroepsgronden daarom aan, in die zin dat zij die beoordeelt op basis van de mogelijkheden die de nationale wet biedt voor intrekking van omgevingsvergunningen.
12. Artikel 2.33 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geeft de grondslag voor het intrekken door het bevoegd gezag van een eerder verleende omgevingsvergunning. In de onderdelen a tot en met g van het eerste lid van dit artikel zijn gevallen opgesomd die, als die zich voordoen, tot intrekking van de vergunning móeten leiden. In de onderdelen a tot en met h van het tweede lid staan gevallen die, als die zich voordoen, kúnnen leiden tot intrekking en waarbij het bevoegd gezag daarover een belangenafweging moet maken.
13. In aanvulling hierop geeft artikel 5.19, eerste lid, van de Wabo een grondslag voor het intrekken van een omgevingsvergunning in gevallen waarin deze door een onjuiste of onvolledige opgave is verleend, of waarin niet overeenkomstig de vergunning, de voorschriften of algemene regels wordt gehandeld.
Akoestisch onderzoek en rekenmodellen geen reden voor intrekking
14. De bevoegdheid van het college tot intrekking van de omgevingsvergunning is in de Wabo beperkt tot de hiervoor genoemde mogelijkheden. De rechtbank oordeelt dat geen van de daar genoemde gevallen zich voordoet. Wat eiser aanvoert over het (niet tijdig) aanleveren van een akoestisch rapport ziet op het al dan niet naleven van een vergunningvoorschrift. Hetzelfde geldt voor de vraag of bij dit akoestisch rapport gebruik had mogen worden gemaakt van een andere softwareversie. Deze aspecten kunnen in een handhavingsprocedure aan de orde worden gesteld, op het moment dat Windplan Blauw in gebruik is. Dat het voorschrift niet aan de vergunning had mogen worden verbonden en dat geen gebruik had mogen worden gemaakt van modelberekeningen, zoals eiser betoogt, zijn evenmin aspecten die aan de orde kunnen komen bij een besluit dat gaat over de intrekking van de vergunningen. Deze gronden hadden kunnen worden aangevoerd in de beroepsprocedure die ging over de vergunningverlening. Voor zover eiser heeft willen betogen dat de vergunningen moeten worden ingetrokken vanwege het risico op gezondheidsschade, heeft het college terecht gesteld dat ook dit onderwerp al aan de orde is geweest in de eerdere procedure bij de Afdeling. Eiser heeft onvoldoende concrete omstandigheden aangevoerd voor het oordeel dat sprake is van zodanig zware gevolgen voor de fysieke leefomgeving dat het belang van SwifterwinT bij het behoud van de vergunning hiervoor moet wijken. Zou daar wel sprake van zijn dan is bovendien is niet gebleken dat deze gevolgen niet kunnen worden weggenomen door aanpassing van de vergunningvoorschriften. De beroepsgrond slaagt niet.
Inspraak en belangen
15. De rechtbank deelt het standpunt van het college dat de belangen van eiser en andere omwonenden, die al zijn meegewogen in de beroepsprocedure over de verleende omgevingsvergunningen, in deze procedure niet nogmaals aan de orde kunnen komen. Hetzelfde geldt voor de mogelijkheden tot inspraak. De Afdeling is hierop ingegaan in de overwegingen 11 en 13 van de uitspraak van 6 november 2019. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
16. Het beroep is ongegrond. Het college hoeft geen griffierecht of proceskosten te vergoeden.