Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBMNE:2023:6802

Rechtbank Midden-Nederland
12-12-2023
20-12-2023
AWB - 23 _ 2853
Bestuursrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig,Mondelinge uitspraak,Proces-verbaal

Mondelinge uitspraak. Eiser heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor het kappen van twee bomen in zijn achtertuin: een beukenboom en een notenboom. Het college heeft die omgevingsvergunning verleend. Het was echter niet de bedoeling van het college om een omgevingsvergunning voor de kap van beide bomen te verlenen, het college wilde alleen een omgevingsvergunning verlenen voor het kappen van de notenboom. Daarom heeft het college met een later besluit de verleende omgevingsvergunning ingetrokken, de omgevingsvergunning voor het kappen van de notenboom verleend en de omgevingsvergunning voor het kappen van de beukenboom geweigerd. De rechtbank oordeelt dat het college niet bevoegd was om dat te doen. Dit latere besluit was dus onrechtmatig en de rechtbank voorziet zelf in de zaak door dit besluit te herroepen. Daarmee is dit besluit van tafel. Het besluit om de omgevingsvergunning te verlenen voor het kappen van beide bomen blijft wél in stand. Eiser heeft dus een omgevingsvergunning om de notenboom en de beukenboom te kappen.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 23/2853

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 december 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest, verweerder

(gemachtigde: E. Smit).

Inleiding

1.1

Eiser heeft op 12 september 2022 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het kappen van een notenboom en een beukenboom op het perceel [adres] in [woonplaats] .

1.2

Op 4 november 2022 heeft het college aan eiser een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van de notenboom en de beukenboom.

1.3

Op 15 november 2022 heeft het college opnieuw op de aanvraag van eiser beslist. Met dat besluit heeft het college de op 4 november 2022 verleende omgevingsvergunning voor het kappen van beide bomen ingetrokken, een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van de notenboom en de omgevingsvergunning geweigerd voor het kappen van de beukenboom.

1.4

Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 15 november 2022, omdat geen deugdelijk onderzoek is gedaan naar de conditie, stabiliteit en levensverwachting van de boom. De boom staat heel dicht bij zijn woning, wat eiser gevaarlijk vindt.

1.5

Bij besluit van 9 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

1.6

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college heeft een

verweerschrift ingediend.

1.7

Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 12 december 2023. Eiser is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [A] , boomdeskundige.

1.8

Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit;

- herroept het besluit van 15 november 2022;

- draagt het college op om het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- aan hem te vergoeden.

Beoordeling door de rechtbank

2. Het besluit van 15 november 2022 waarmee de omgevingsvergunning van 4 november 2022 voor het kappen van beide bomen is ingetrokken, de omgevingsvergunning voor het kappen van de notenboom is verleend en de omgevingsvergunning voor het kappen van de beukenboom is geweigerd, is onrechtmatig. Om die reden is ook het bestreden besluit, dat in deze procedure moet worden beoordeeld, onrechtmatig. De rechtbank legt dat hierna uit.

3. Als het college een eerder genomen besluit intrekt, is dit ook een besluit als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Zo’n intrekkingsbesluit moet een publiekrechtelijke grondslag hebben. Dat betekent dat er een specifiek wettelijk voorschrift moet zijn dat het college de bevoegdheid geeft om een besluit in te trekken. De Awb zelf biedt geen grondslag voor het intrekken van besluiten, maar voor sommige besluiten is er wel een grondslag in bijzondere wetten.

4. Voor het intrekken van omgevingsvergunningen – een kapvergunning is een omgevingsvergunning – is er een grondslag in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In artikel 2.33 van de Wabo staat wanneer het bevoegd gezag, het college in dit geval, een verleende omgevingsvergunning moet of mag intrekken. Het college moet bijvoorbeeld een omgevingsvergunning intrekken als dat moet om uitvoering te geven aan een voor Nederland verbindend verdrag van een volkenrechtelijke organisatie1. Zoals op de zitting is besproken is geen van de situaties die in artikel 2.33 van de Wabo worden genoemd hier aan de orde.

5. Het college heeft toegelicht dat het een fout was om de kapvergunning voor de beukenboom te verlenen en dat dat de reden is om het besluit van 4 november 2022, waarmee dus voor beide bomen een kapvergunning is verleend, in te trekken. Uit de motivering bij dat besluit kan je inderdaad opmaken dat het college de kapvergunning voor de beukenboom heeft willen weigeren, maar in artikel 2.33 van de Wabo wordt zo’n fout van het college niet genoemd als reden voor het intrekken van een omgevingsvergunning. In dat artikel staat wel dat een omgevingsvergunning kan worden ingetrokken op de gronden die staan in de algemene plaatselijke verordening (APV) waar de omgevingsvergunning op gebaseerd is. Omdat de kapvergunning van 4 november 2022 is verleend op grond van de APV Soest, moet worden gekeken welke gronden voor intrekking van een vergunning daarin worden genoemd. Die gronden staan in artikel 1:6 van de APV Soest. Ook daar staat niet bij dat een fout van het college bij het verlenen van de kapvergunning een reden is om in te trekken. Dat betekent dat het college niet bevoegd was om de omgevingsvergunning voor de kap van de beide bomen in te trekken. Het college was ook niet bevoegd om opnieuw op de aanvraag van eiser te besluiten en de omgevingsvergunning voor de notenboom te verlenen, en die voor de beukenboom te weigeren. Het bevoegd gezag kan namelijk niet twee keer op dezelfde aanvraag beslissen.

6. Dit betekent dat ook het bestreden besluit onrechtmatig is. Het college heeft in dat besluit immers niet onderkend dat hij het besluit van 15 november 2022 niet heeft mogen nemen. Wat het college had moeten doen in de bezwaarfase, is het bezwaar van eiser tegen het besluit van 15 november 2022 gegrond moeten verklaren en dat besluit herroepen, waardoor dat besluit niet meer zou gelden. Dat heeft het college niet gedaan en daarom moet het bestreden besluit worden vernietigd.

7. Vervolgens zijn er twee mogelijkheden: de rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om een nieuw besluit op het bezwaar te nemen, dat inhoudt dat het besluit van 15 november 2022 wordt herroepen. Of: de rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept zélf het besluit van 15 november 2022. Dat heet zelf in de zaak voorzien. En omdat de rechtbank de wettelijke taak heeft om geschillen zo finaal mogelijk te beslechten, zal zij dit ook doen.

8. De rechtbank vernietigt dus het bestreden besluit en voorziet zelf in de zaak door het besluit van 15 november 2022 te herroepen. Dat besluit is dus van tafel. Het besluit van 4 november 2022, waarmee de omgevingsvergunning voor het kappen van beide bomen is verleend, blijft wel in stand. Dat is weliswaar een besluit dat het college niet heeft willen nemen, maar eiser mag niet de dupe worden van een fout van het college. Eiser heeft dus een omgevingsvergunning om allebei de bomen te kappen.

9. Dit betekent dat de rechtbank de beroepsgronden van eiser tegen het bestreden besluit niet meer hoeft te beoordelen, eiser heeft namelijk gekregen wat hij met zijn beroep heeft willen bereiken.

10. Omdat het beroep gegrond is, moet het college het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- vergoeden. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding, omdat eiser geen gemachtigde heeft en niet is gebleken dat eiser (andere) proceskosten heeft gemaakt.

11. Partijen zijn er op gewezen dat zij tegen deze uitspraak in hoger beroep kunnen op de manier zoals onder aan dit proces-verbaal beschreven.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 december 2023.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

1 Artikel 2.33, eerste lid, a, van de Wabo.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.