RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 10832191 \ UC EXPL 23-8359 VL/58599
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. S.P.J. Visser,
[gedaagde]
,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M.J. Jeths.
2 Waar de zaak over gaat
2.1.
[gedaagde] huurt sinds 1 mei 2014 het pand aan de [straat 1] [nummer] te [plaats] van [eiseres] . De huur bedraagt (op dit moment) € 1.208,83 per maand en moet worden vooruitbetaald.
2.2.
[gedaagde] betaalt de huur regelmatig niet of niet op tijd. [eiseres] heeft in de afgelopen periode daarom drie keer een gerechtelijke procedure gestart, waarvan de eerste is ingetrokken omdat [gedaagde] voor de eerste roldatum de huurachterstand had ingelost. De tweede en derde procedure hebben geleid tot de vonnissen van 1 juni 2022 (met zaaknummer 9496992 UC EXPL 21-7333) en 7 december 2022 (met zaaknummer 9983177 UC EXPL 22-4557). In het eerste vonnis is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, rente en incassokosten. In het tweede vonnis heeft [gedaagde] vlak voor de mondelinge behandeling een bedrag van € 6.000,- voldaan, zodat geen huurachterstand meer bestond en [gedaagde] slechts in de proceskosten is veroordeeld.
2.3.
Na het vonnis van 7 december 2022 heeft [gedaagde] de huur een paar maanden op tijd betaald, maar vanaf juni 2023 betaalde [gedaagde] elke maand weer te laat, variërend van enkele dagen tot een maand. Bij [eiseres] is het geduld op. Zij vordert ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van het gehuurde. Daarnaast vordert [eiseres] betaling van de achterstallige maand huur (van € 1.208,83) en betaling van een factuur voor het verwijderen/terugplaatsen van een zonnescherm (van € 182,76). Verder vordert [eiseres] betaling van € 1.208,83 per maand aan gebruiksvergoeding vanaf 31 december 2023 tot aan de daadwerkelijke ontruiming, rente, buitengerechtelijke incassokosten en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.4.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] voert aan dat er geen betalingsachterstand bestaat, dus dat ontbinding van de overeenkomst niet gerechtvaardigd is. Daarbij heeft hij het met zijn onderneming financieel zwaar gehad, maar dat is nu verleden tijd, zodat hij vanaf nu op tijd kan betalen.
3 De beoordeling
3.1.
De kantonrechter wijst het merendeel van de vorderingen van [eiseres] toe. Dit wordt hieronder toegelicht.
Huurachterstand en factuur
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] erkend dat [gedaagde] de huurachterstand en de factuur in december 2023 heeft betaald. De vordering tot betaling van die bedragen wordt dus afgewezen
3.3.
Ingevolge artikel 6:265 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
3.4.
[gedaagde] heeft meerdere malen een huurachterstand laten ontstaan. Een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde wegens herhaalde wanbetaling wordt in beginsel toegewezen, als de huurachterstand ten minste twee maanden bedraagt en de huurder minder dan een jaar voor de zitting al tot betaling van een huurachterstand is veroordeeld. Partijen zijn het er over eens dat op het moment van de mondelinge behandeling geen sprake was van een huurachterstand, zodat herhaalde wanbetaling op zichzelf onvoldoende grond vormt voor ontbinding van de huurovereenkomst.
Structureel te laat betalen
3.5.
Echter, volgens vaste rechtspraak1 is ook structureel te laat betalen een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst die ontbinding van de huurovereenkomst kan rechtvaardigen. Of het herhaaldelijk te laat betalen van de huur in een concrete situatie ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt, moet beoordeeld worden aan de hand van de relevante omstandigheden van het geval.
3.6.
Hiervoor acht de kantonrechter het volgende van belang. Uit het door [eiseres] bij dagvaarding verstrekte betalingsoverzicht en de bij brief van 28 maart 2024 overgelegde specificatie blijkt dat [gedaagde] een zeer onregelmatig betalingspatroon heeft. [gedaagde] betaalt niet alleen enkele dagen te laat, maar regelmatig ook meerdere weken. De kantonrechter merkt op dat partijen het niet eens zijn over de datum van betaling van de huur van januari 2024, maar deze discussie laat de kantonrechter buiten beschouwing, omdat dit niet relevant is voor haar beslissing.
3.7.
De kantonrechter weegt in haar beoordeling zwaar mee dat [gedaagde] bij vonnis van 1 juni 2022 en 7 december 2022 al veroordeeld is tot betaling van een huurachterstand dan wel tot betaling van de proceskosten in verband met de eerder ontstane huurachterstanden. Deze vonnissen hebben niet geleid tot verbetering van het betalingsgedrag van [gedaagde] . Nadien heeft [gedaagde] weer meerdere keren de huur te laat betaald: op 26 juli 2023 de huur van juli 2023, op 11 september 2023 de huur voor augustus, op 27 september 2023 de huur voor september 2023 en op 1 november 2023 de huur voor oktober. Hieruit blijkt dat het niet op tijd betalen van de huur geen incident is, maar dat het betalingsgedrag een structureel karakter heeft. [gedaagde] gaf aan dat hij met zijn onderneming in financieel zwaar weer heeft verkeerd, maar dat dit nu achter de rug is. De kantonrechter acht dit niet overtuigend, aangezien [gedaagde] dit bij de vorige procedure in december 2022 ook aangaf2, maar dit niet heeft geleid tot verbetering van zijn betalingsgedrag.
3.8.
Ter zitting verklaarde [gedaagde] dat zijn vriendin, mevrouw [B] , in het gehuurde staat ingeschreven en hij parttime met haar in het gehuurde woont. De overige tijd verblijft [gedaagde] nog in de woning aan de [straat 2] , bij zijn vrouw en kinderen. Daarnaast gebruikt [gedaagde] het gehuurde om zijn ouders onderdak te kunnen bieden als zij uit het buitenland op bezoek komen. De kantonrechter constateert dat [gedaagde] voor een dak boven zijn hoofd niet afhankelijk is van het gehuurde.
3.9.
Onder al deze omstandigheden weegt het woonbelang van [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter niet op tegen het gewicht van de herhaalde tekortkoming van [gedaagde] . De tekortkoming van [gedaagde] rechtvaardigt daarom ontbinding van de huurovereenkomst. Van [eiseres] kan in alle redelijkheid niet verwacht worden dat zij de huurovereenkomst met [gedaagde] voortzet, mede gelet op de tijd, de energie en de kosten die zij de afgelopen jaren heeft moeten investeren om [gedaagde] aan te zetten tot betaling van de huur. Daarom wordt de huurovereenkomst ontbonden. Als gevolg daarvan wordt de vordering tot ontruiming ook toegewezen. Dit betekent dat [gedaagde] de woning moet verlaten en leeg en netjes moet achterlaten. [gedaagde] krijgt hiervoor veertien dagen de tijd. Deze termijn gaat in vanaf het moment dat dit vonnis aan hem door de deurwaarder is bezorgd.
Gebruikersvergoeding
3.10.
[eiseres] vordert een vergoeding van € 1.208,83 per maand, voor elke maand of gedeelte van een maand, gelegen tussen 31 december 2023 en de daadwerkelijke ontruiming, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldata.
3.11.
De kantonrechter wijst deze vordering toe vanaf de datum van ontbinding van de huurovereenkomst. In de periode gelegen tussen 31 december 2023 en de datum van ontbinding bestaat de huurovereenkomst nog en is [gedaagde] op basis van deze overeenkomst verplicht een bedrag van € 1.208,83 per maand aan huur aan [eiseres] te voldoen. De kantonrechter zal een bedrag van € 1.208,83 per maand aan gebruikersvergoeding vanaf de datum van ontbinding van de huurovereenkomst tot het moment van de daadwerkelijke ontruiming, toewijzen.3 Hierbij geldt dat een ingegane maand als volle maand mag worden gerekend en dit bedrag mag worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vervaldata tot het volledige bedrag is betaald.
3.12.
[eiseres] vordert een bedrag van € 16,91 aan tot aan de dagvaarding verschenen rente. Vaststaat dat op het moment van dagvaarden de huurachterstand een maand bedroeg en de factuur van het verwijderen/terugplaatsen van het zonnescherm nog niet was voldaan. [gedaagde] heeft deze vordering niet betwist. De kantonrechter wijst deze vordering daarom toe.
3.13.
Daarbij vordert [eiseres] de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 1.391,59 vanaf 4 december 2023. Vaststaat dat [gedaagde] op 6 december 2023 een bedrag van € 1.208,83 en op 12 december 2023 een bedrag van € 182,76 heeft overgemaakt aan [eiseres] . Tot die data is [gedaagde] wettelijke rente verschuldigd over wat nog niet is betaald.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.14.
[eiseres] vordert een bedrag van € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. [eiseres] heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. [eiseres] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat het gaat om verrichtingen die meeromvattend zijn dan de verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding toekent. Het gevorderde bedrag gaat het in het Besluit bepaalde tarief niet te boven en zal worden toegewezen.
3.15.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld. Hij wordt daarom in de kosten veroordeeld. Dit betekent dat hij zijn eigen proceskosten moet dragen en de proceskosten (inclusief nakosten) van [eiseres] aan haar moet betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 130,56
- griffierecht € 322,00
- salaris gemachtigde € 408,00 (2 punten x tarief € 204,00)
- nakosten € 135,00
Totaal € 995,56
3.16.
[eiseres] vordert dat de beslissing uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat [eiseres] het vonnis direct kan (laten) uitvoeren, als [gedaagde] niet aan het vonnis (waaronder de veroordeling tot ontruiming) voldoet. Het uitgangspunt is dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als de belangen van [gedaagde] om de uitkomst van een eventueel hoger beroep af te wachten zwaarder wegen dan de belangen van [eiseres] om direct over te kunnen gaan tot uitvoering van het vonnis. De belangen die hierbij worden meegewogen, zijn genoemd onder 3.8 en 3.9. De kantonrechter is van oordeel dat in dit geval de belangen van [eiseres] zwaarder wegen dan de belangen van [gedaagde] . Daarom wordt het vonnis volgens het uitgangspunt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. [gedaagde] kan dus niet wachten met voldoen aan het vonnis in de periode dat tegen het vonnis nog hoger beroep mogelijk is of als hij hoger beroep heeft ingesteld en nog niet op dat hoger beroep is beslist.
4 De beslissing
4.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst voor de woning aan de [straat 1] [nummer] te [plaats] per vandaag;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om de woning binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige personen en zaken, voor zover die aan hem toebehoren en niet aan [eiseres] , en om deze woning met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van [eiseres] te stellen;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van:
- -
€ 1.208,83 aan gebruikersvergoeding, voor elke maand of gedeelte van een maand, gelegen tussen de ontbinding van de huurovereenkomst en de daadwerkelijke ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vervaldata tot het volledige bedrag is betaald;
- -
€ 16,91 aan tot 4 december 2023 verschenen rente;
- -
de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 1.391,59 vanaf 4 december 2023 tot aan de dag dat het volledige bedrag is betaald;
- -
€ 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten; hij moet aan [eiseres] haar proceskosten van € 995,56 betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2024.