2.7.
Op 22 juni 2022 rond 21.06 uur stuurt [E (voornaam)] , de vriendin van [D (voornaam)] , een whatsappbericht aan de [gedaagde sub 1] :
“ [D (voornaam)] is van plan om naar het station te gaan. Hij belt nu met mij, maar hij blijft afscheid nemen en dat doet hij gewoonlijk niet.”
Vervolgens neemt [E (voornaam)] rond 21.08 uur telefonisch contact op met [gedaagde sub 1] en spreekt met [F (voornaam)] , de begeleider van [D (voornaam)] , om te vragen of het wel goed gaat met [D (voornaam)] .
2.10.
Na de suïcide van [D (voornaam)] heeft de GGD, in het kader van Wmo toezicht, een calamiteitenonderzoek, zoals beschreven in het Toetsingskader calamiteiten en geweldsincidenten, gedaan. De GGD heeft in haar rapport van december 2022 geconcludeerd dat [gedaagde sub 1] het interne beleid ten aanzien van suïcide op orde heeft en dat zij dit beleid heeft gevolgd. In het rapport zijn door [gedaagde sub 1] drie basisoorzaken geformuleerd:
1. De eerste basisoorzaak is gelegen in de cliënt, die in de periode voor de calamiteit te maken heeft gehad met een aantal afwijzingen. Dit zijn emotionele stressoren geweest voor de cliënt. De [gedaagde sub 1] verwijst hierbij naar een psychologisch onderzoek van [organisatie 2] . Deze basisoorzaak wordt geclassificeerd als een clinët gerelateerde factor.
2. De tweede basisoorzaak is organisatorisch van aard en wordt gevonden in de ketensamenwerking tussen de [gedaagde sub 1] en de GGZ. Deze basisoorzaak is onder te verdelen in de volgende knelpunten:
a. a) Een opname in een klinische behandelsetting bij de GGZ heeft niet plaatsgevonden. De [gedaagde sub 1] heeft, gedurende het verblijf van de cliënt bij de [gedaagde sub 1] , aangegeven aan de GGZ en de veldtafel dat de problematiek van deze cliënt te complex was voor Beschermd Wonen. De [gedaagde sub 1] geeft in zijn rapportage aan dat een psychiater van de GGZ dit beeld bevestigde.
b) Er was sprake van een groot aantal betrokken zorgverleners binnen de keten.
c) Er is onvoldoende regie gevoerd op deze complexe casus.
d) Door de [gedaagde sub 1] is ervaren dat er sprake is geweest van wisselend beleid binnen de GGZ met betrekking tot deze cliënt.
e) Bij de start van het traject bij de [gedaagde sub 1] zijn met de diverse partijen te weinig concrete afspraken gemaakt over hoe te handelen bij een crisis.
f) De [gedaagde sub 1] heeft een kloof ervaren tussen de domeinen Beschermd Wonen en een klinische behandeling bij de GGZ.
3. De derde basisoorzaak betreft de inschatting van het risico op suïcide op de avond van de calamiteit. De [gedaagde sub 1] beschrijft dat zij volgens het Intern protocol "Stappenplan suïcide" heeft gehandeld. Het crisisplan van de cliënt maakt hier onderdeel vanuit. De inschatting van de beroepskrachten is geweest dat er op die bewuste avond geen sprake was van signalen die duiden op een verhoogd risico op suïcide. In deze afweging hebben zij een telefoontje van de vriendin van cliënt, die zich zorgen maakte om de cliënt, meegewogen in hun taxatie en beslissingen.
Ondanks dat zij volgens de gemaakte afspraken hebben gehandeld, benoemt de [gedaagde sub 1] dit als derde basisoorzaak. Zij willen naar aanleiding van deze calamiteit evalueren of de beroepskrachten hiermee voldoende handvatten hebben om suïcidegevaar in te schatten. Deze basisoorzaak is organisatorisch van aard (categorie protocollen).
2.11.
Naar aanleiding van het kwaliteitsrapport van de GGD heeft op 2 februari 2023 een gesprek plaatsgevonden met [eiseres] . Verder waren daarbij aanwezig: mevrouw [G] ( [functie 3] ), mevrouw [H] ( [gedaagde sub 1] ), mevrouw [I] ( GGD- [.] ), mevrouw [J] (afdeling [afdeling] gemeente [gemeente] ) en de heer [K] ( [functie 4] gemeente [gemeente] , gespreksvoorzitter). Ten aanzien van de klacht over het overlijden van [D (voornaam)] is in het gespreksverslag het volgende opgenomen:
“(..) Het ging al een tijdje minder goed met [D (voornaam)] . Zijn spanning loopt vaak zodanig op dat het de begeleiding van [gedaagde sub 1] te boven gaat. [D (voornaam)] wordt meerdere keren van het spoor gehaald. De betrokken partijen; [gedaagde sub 1] , GGZ Centraal, Gemeente [gemeente] en de Politie hebben meerdere keren overleg gehad over de verslechterende situatie van [D (voornaam)] en acties hierop uitgezet.
[gedaagde sub 1] heeft aangegeven dat [D (voornaam)] zodanig instabiel is dat een open woonvoorziening onvoldoende soelaas biedt. Vanuit de multidisciplinaire overleggen is besloten om de focus te leggen op de dagstructuur ter overbrugging naar een klinische opname. Een opname was tot op heden niet van de grond gekomen (voor onderbouwing hiervan verwijzen wij naar GGZ-Centraal)
Zolang er geen klinische behandeling ingezet wordt is maatschappelijke opvang de enige optie als alternatief voor beschermd wonen. [gedaagde sub 1] vond [D (voornaam)] te kwetsbaar om hem naar de maatschappelijke opvang door te verwijzen en heeft daarom besloten de zorg voort te zetten.
De foto's van [D (voornaam)] zijn nek zijn gemaakt van sneden die hij 20 juni heeft gemaakt. Naar aanleiding van deze vorm van zelfbeschadiging is door de begeleiding van [gedaagde sub 1] contact opgenomen met GGZ-Centraal voor een crisisopname. Deze opname heeft plaatsgevonden in een kliniek in [plaats 2] . In de middag van 22 juni stond [D (voornaam)] weer voor de deur van zijn woning bij de [gedaagde sub 1] . [gedaagde sub 1] heeft contact gezocht met de behandelaren van [D (voornaam)] om te overleggen over deze kwetsbare situatie. Behandelaar was deze dag niet aan het werk waardoor er geen overleg kon plaatsvinden.
Bij ons weten wordt een cliënt op een crisisafdeling beoordeeld door een daartoe bevoegde professional alvorens hij naar huis kan. Naar verwachting is beoordeeld dat er geen sprake meer was van acute crisis waardoor [D (voornaam)] weer naar huis mocht. Vertrouwend op de beoordeling van onze collega professionals van GGZ-Centraal en bij gebrek aan mogelijkheden voor overleg heeft [gedaagde sub 1] besloten terug te vallen op de reeds bestaande afspraken; het signaleringsplan en bijbehorende protocollen.
De gehele dag hebben de begeleiders het gedrag van [D (voornaam)] (en daarbij dus ook het telefoontje van [E (voornaam)] ) geplaatst binnen zijn signaleringsplan en het suïcideprotocol. Ondanks de zorgen van [E (voornaam)] , waren er verder geen signalen die wezen op verhoogd suïciderisico. De richtlijnen en regels die opgesteld waren voor de begeleiding van [D (voornaam)] waren leidend voor het handelen van de begeleiders.”