RECHTBANK Midden-Nederland
Zaaknummer: C/16/590000 / KL ZA 25-55
Vonnis in kort geding van 26 juni 2025
STICHTING [eiseres],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres],
advocaat: mr. J.M.P. Blom,
[gedaagde]
,
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde].
niet verschenen.
2 De feiten
2.1.
[eiseres] is een samenwerkingsverband en oefent alle taken en bevoegdheden van het bevoegd gezag (als bedoeld in artikel 1 en 17 lid 1 Wet op het primair onderwijs) uit over ongeveer 45 scholen in Almere. Twee van die scholen zijn de openbare basisscholen ‘ [naam 1] ’ en ‘ [naam 2] ’.
2.2.
De zoon van [gedaagde] (hierna: de zoon) stond tot 26 april 2024 als leerling ingeschreven op de basisschool ‘ [naam 1] ’ en staat vanaf 13 mei 2024 ingeschreven op de basisschool ‘ [naam 2] ’.
2.3.
De zoon is sinds 16 juni 2020 onder toezicht gesteld (als bedoeld in artikel 1:255 BW) van Samen Veilig Midden-Nederland (‘SAVE’). Op 16 februari 2024 heeft deze rechtbank het gezamenlijk gezag over de zoon beëindigd en de moeder van de zoon belast met het gezag over hem.
2.4.
[gedaagde] heeft veelvuldig e-mailberichten gestuurd aan (het bestuur van) [eiseres] . Op 13 juni 2024, 1 juli 2024 en 7 november 2024 heeft [gedaagde] e-mailberichten gestuurd aan [eiseres] die in de kern de volgende beschuldigingen bevatten:
- -
[eiseres] is verantwoordelijk voor en medeplichtig aan het faciliteren van de omstandigheden waarin de zoon is aangerand;
- -
[eiseres] is verantwoordelijk voor kindermishandeling en een valse VTF-melding;
- -
[eiseres] heeft de zoon ernstig verwaarloosd en mishandeld;
- -
[eiseres] volgt de wet niet en weigert regelgeving na te leven;
- -
[eiseres] heeft meegeholpen aan de ontvoering van de zoon;
- -
[eiseres] en haar medewerkers hebben strafbaar gehandeld.
2.5.
Verschillende e-mailberichten uit rechtsoverweging 2.4 zijn door [gedaagde] in kopie aan derden gezonden. Onder meer een wethouder en de burgermeester van de gemeente Almere, medewerkers van de politie, de kindersombudsman, de nationale ombudsman, de Inspectie gezondheid en jeugd en het ministerie van Justitie en Veiligheid hebben van verschillende van deze e-mailberichten kopieën ontvangen.
2.6.
In juli 2024, augustus 2024 en op 17 februari 2024 zijn door ‘ [bijnaam] ’ recensies op [website] geplaatst over respectievelijk ‘OBS [naam 1] ’, [eiseres] en ‘ [naam 2] ’ die in de kern op het volgende neerkomen:
- -
er zijn ruimtes ter beschikking gesteld waarin een leerling is aangerand;
- -
er is na de kindermishandeling nalatig gehandeld;
- -
er wordt gelogen om crimineel handelen te verdoezelen;
- -
er zal een publieke aanklacht volgen voor strafbaar handelen;
- -
er zijn ernstige zorgen over de veiligheid en het welzijn van leerlingen.
2.7.
Op 14 mei 2025 heeft [gedaagde] een e-mailbericht gestuurd aan [eiseres] waarin staat dat hij een podcast gaat opnemen waarin hij “rijkelijk met namen gooien” gaat.
4 De beoordeling
4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of [eiseres] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Omdat [gedaagde] niet is verschenen in deze procedure en de vorderingen daarom niet zijn betwist, moet de voorzieningenrechter daarna slechts beoordelen of de vorderingen hem onrechtmatig of ongegrond voorkomen.
4.2.
Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de vorderingen van [eiseres] .
4.3.
Het toewijzen van vordering I zou een beperking vormen op het recht van vrijheid van meningsuiting van [gedaagde] . Dit recht wordt beschermd door artikel 10 EVRM. Het recht op vrijheid van meningsuiting kan op grond van artikel 10 lid 2 EVRM worden beperkt. Een dergelijke beperking is volgens artikel 10 lid 2 EVRM toegestaan als deze in de wet geregeld is en in een democratische samenleving nodig is, bijvoorbeeld om de goede naam en rechten van anderen te beschermen. Van zo’n toegestane beperking is sprake als de uitlatingen van [gedaagde] onrechtmatig zijn op grond van artikel 6:162 BW. Daarnaast moet de verzochte beperking proportioneel zijn.
4.4.
[eiseres] stelt dat voor de beschuldigingen uit rechtsoverweging 2.4 en 2.6 geen enkele feitelijke onderbouwing bestaat. Dit is volgens de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk geworden. Dat de beschuldigingen hebben plaatsgevonden blijkt nergens uit. In het dossier is geen begin van onderbouwing van de beschuldigingen van [gedaagde] te vinden. Het verspreiden van de beschuldigingen is daarom onrechtmatig tegenover [eiseres] en het is voldoende aannemelijk geworden dat het de reputatie en goede naam van [eiseres] schaadt. Het is daarom gerechtvaardigd en proportioneel om de vrijheid van meningsuiting van [gedaagde] te beperken. Vordering I zal daarom worden toegewezen met inachtneming van het volgende.
4.5.
Het zal [gedaagde] worden verboden om met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis onder eigen naam, een andere naam of anoniem per e-mail of op enige andere wijze, waaronder in een podcast, derden deelgenoot te maken van berichten met de strekking dat [eiseres] of één van haar werknemers zich schuldig hebben gemaakt aan gedragingen of feiten zoals omschreven in rechtsoverweging 2.4 en 2.6.
4.6.
[eiseres] heeft voldoende belang om een dwangsom aan de veroordeling te verbinden. De dwangsom zal worden gemaximeerd tot de bedragen zoals in de beslissing vermeld.
4.7.
Het toewijzen van vordering II zou een beperking vormen op het recht van [gedaagde] om vrijelijk te communiceren. Een dergelijke beperking is toegestaan als sprake is van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo'n inbreuk kunnen rechtvaardigen. Er moet in ieder geval een reële dreiging bestaan van toekomstig onrechtmatig handelen van [gedaagde] tegenover [eiseres] .
4.8.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] onrechtmatig handelt tegenover haar, door op intimiderende wijze contact met haar werknemers op te nemen. Volgens [eiseres] heeft zij als werkgever een zorgplicht tegenover haar werknemers om een veilig werkklimaat te bieden. Dat medewerkers van [eiseres] zich door het contact met [gedaagde] onveilig voelen, is volgens de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk geworden. In rechtsoverweging 4.4 is geoordeeld dat de beschuldigingen waarover [gedaagde] met de medewerkers van [eiseres] spreekt onrechtmatig zijn. Het is bovendien aannemelijk dat er een reële dreiging bestaat van toekomstig onrechtmatig handelen door [gedaagde] , omdat hij heeft aangekondigd een podcast op te nemen en daarin naar de voorzieningenrechter begrijpt namen van werknemers van [eiseres] bekend zal maken. Het is daarom gerechtvaardigd om het recht van [gedaagde] om vrijelijk te communiceren te beperken. Vordering II zal daarom worden toegewezen met inachtneming van het volgende.
4.9.
Het zal [gedaagde] worden verboden om met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis ieder contact, direct of indirect, schriftelijk of fysiek, waaronder maar niet beperkt tot contact per telefoon, sms, e-mail en social media zoals Facebook en WhatsApp met [eiseres] of haar werknemers op te nemen.
4.10.
Omdat de zoon van [gedaagde] nog ingeschreven staat op een basisschool die valt onder het bevoegd gezag van [eiseres] , is het niet proportioneel om [gedaagde] te verbieden op geen enkele manier contact op te nemen met [eiseres] . Voor zover dat strikt noodzakelijk is in het kader van de schoolactiviteiten van de zoon, zal [gedaagde] schriftelijk contact op mogen nemen met de bestuursvoorzitter van [eiseres] via het e-mailadres [emailadres] .nl.
4.11.
Het gevorderde contactverbod kan in verband met de proportionaliteit daarvan niet onbeperkt in tijd voortduren. Het contactverbod wordt daarom beperkt tot de duur van vijf jaar.
4.12.
[eiseres] heeft voldoende belang om een dwangsom aan de veroordeling te verbinden. De dwangsom zal worden gemaximeerd tot de bedragen zoals in de beslissing vermeld.
Beoordeling vordering III
4.13.
[eiseres] stelt dat de recensies uit rechtsoverweging 2.6 onder de naam ‘ [bijnaam] ’ geplaatst zijn door [gedaagde] . Volgens [eiseres] komen de standpunten die in de recensies zijn verwoord overeen met de standpunten van [gedaagde] , zijn de recensies geplaatst op de internetpagina’s van de scholen waar de zoon op dat moment ingeschreven stond en bevinden de scholen zich ongeveer 20 kilometer bij elkaar vandaan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is daarmee voldoende aannemelijk geworden dat deze recensies door [gedaagde] zijn geplaatst.
4.14.
De vraag of [gedaagde] moet worden veroordeeld tot het verwijderen van de recensies, moet worden beoordeeld volgens hetzelfde beoordelingskader uit rechtsoverweging 4.3. De recensies uit rechtsoverweging 2.6 hebben inhoudelijk dezelfde strekking als de e-mailberichten uit rechtsoverweging 2.4 waarvan al geoordeeld is dat de inhoud daarvan onrechtmatig is tegenover [eiseres] . De recensies zijn dat ook en daarom is het gerechtvaardigd om de vrijheid van meningsuiting van [gedaagde] te beperken. Vordering III zal worden toegewezen met inachtneming van het volgende.
4.15.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben medewerkers van [eiseres] verklaard dat één of meerdere recensies mogelijk al verwijderd zijn. [gedaagde] zal daarom worden geboden om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis zijn op de [eiseres] ( [eiseres] ), OBS [naam 1] en OBS [naam 2] betrekking hebbende of naar hen verwijzende reviews op de website [website] te verwijderen en verwijderd te houden voor zover de recensies niet al verwijderd zijn.
4.16.
[eiseres] heeft voldoende belang om een dwangsom aan de veroordeling te verbinden. De dwangsom zal worden gemaximeerd tot de bedragen zoals in de beslissing vermeld.
4.17.
De vordering van [eiseres] om [gedaagde] te verbieden recensies met onrechtmatige uitlatingen zoals omschreven in rechtsoverweging 2.4 en 2.6 op het internet te plaatsen zal worden afgewezen. Omdat vordering I wordt toegewezen, wordt het [gedaagde] al verboden om recensies met onrechtmatige inhoud op internet te plaatsen. [eiseres] heeft daarom geen belang bij deze vordering.
4.18.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
|
€
|
145,45
|
|
- griffierecht
|
€
|
714,00
|
|
- salaris advocaat
|
€
|
715,00
|
|
- nakosten
|
€
|
178,00
|
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
|
Totaal
|
€
|
1.752,45
|
|
4.19.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.20.
De veroordelingen worden, zoals gevorderd, uitvoerbaard bij voorraad verklaard.
5 De beslissing
5.1.
verbiedt [gedaagde] om met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis onder eigen naam, een andere naam of anoniem per e-mail of op enige andere wijze, waaronder in een podcast, derden deelgenoot te maken van berichten met de strekking dat [eiseres] of één van haar werknemers zich schuldig hebben gemaakt aan feiten zoals omschreven in rechtsoverweging 2.4 of 2.6.,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 1.000 voor ieder keer dat hij niet aan de in rechtsoverweging 5.1 uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 15.000 is bereikt,
5.3.
verbiedt [gedaagde] om met onmiddellijke ingang voor een periode van vijf jaar na betekening van dit vonnis ieder contact, direct of indirect, schriftelijk of fysiek, waaronder maar niet beperkt tot contact per telefoon, sms, e-mail en social media zoals Facebook en WhatsApp met [eiseres] of haar werknemers op te nemen, met uitzondering van schriftelijk contact via het e-mailadres [emailadres] .nl onder de voorwaarden als genoemd in rechtsoverweging 4.10,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 1.000 voor ieder keer dat hij niet aan de in rechtsoverweging 5.3 uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 15.000 is bereikt,
5.5.
gebiedt [gedaagde] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis zijn op de [eiseres] ( [eiseres] ), OBS [naam 1] en OBS [naam 2] betrekking hebbende of naar hen verwijzende reviews op de website [website] te verwijderen en verwijderd te houden voor zover de recensies niet al verwijderd zijn,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 1.000 voor iedere dag dat hij in strijd met het gebod uit rechtsoverweging 5.5 handelt, tot een maximum van € 15.000 is bereikt,
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.752,45, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.8.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Schuman en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2025.