Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBMNE:2025:378

Rechtbank Midden-Nederland
12-02-2025
12-02-2025
16/184258-23 (P)
Strafrecht
Eerste aanleg - meervoudig

De rechtbank verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte. Verdachte maakte rondom de ten laste gelegde periode actief deel uit van de soevereinenbeweging. Hij heeft zich onder meer schuldig gemaakt (al dan niet tezamen met een ander) aan twee pogingen tot dwang en bedreigingen (zowel schriftelijk als mondeling) richting een deurwaarder, twee politiemedewerkers en de Nationale Politie als geheel, waarbij bij deze laatste bedreiging sprake is geweest van bedreiging met een terroristisch misdrijf. Verdachte heeft daarnaast opruiend gehandeld en mensen aangespoord tot het plegen van strafbare feiten en gewelddadig optreden tegen de politie. De rechtbank legt verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van 3 jaren.

Rechtspraak.nl
NJFS 2025/92

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht

Zittingsplaats Utrecht

Parketnummer: 16/184258-23 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 12 februari 2025

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [1971] in [geboorteplaats] ,

wonende [adres] in [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 29 maart 2024 en 29 januari 2025. De zaak is op laatstgenoemde datum inhoudelijk behandeld.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. B. Nitrauw en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. B.H.A. Augustin, advocaat te Urmond, naar voren hebben gebracht.

2 TENLASTELEGGING

De omschrijving van de tenlastelegging is op de zitting van 29 maart 2024 aangepast. De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

feit 1:

op 4 en/of 18 december 2023 in Den Dolder medewerkers van de Nationale Politie heeft bedreigd met een terroristisch misdrijf en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling;

feit 2:

op 22 juni 2023 in Amsterdam samen met (een) ander(en) [slachtoffer 1] heeft bedreigd met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of gijzeling en/of zware mishandeling;

feit 3, primair:

in de periode van 9 oktober 2023 tot en met 6 november 2023 in Amsterdam samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd met geweld en/of bedreiging met geweld een geldbedrag van één miljoen euro van [slachtoffer 2] af te persen;

feit 3, subsidiair:

in de periode van 9 oktober 2023 tot en met 6 november 2023 in Amsterdam samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd [slachtoffer 2] te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, te weten: een geldbedrag van een miljoen euro te betalen en/of een gesprek aan te gaan en/of excuses aan te bieden en/of een woning terug te geven en/of een onderzoek in te stellen naar een deurwaarder;

feit 4:

op 11 oktober 2023 in Amsterdam samen met (een) ander(en) [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht;

feit 5, primair:

op 11 oktober 2023 in Nijmegen heeft geprobeerd met geweld en/of bedreiging met geweld een geldbedrag van vijftigduizend euro van [slachtoffer 3] af te persen;

feit 5, subsidiair:

op 11 oktober 2023 in Nijmegen heeft geprobeerd [slachtoffer 3] te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, te weten: een geldbedrag van vijftigduizend euro te betalen en/of een gesprek aan te gaan en/of excuses aan te bieden en/of een scooter terug te geven;

feit 6:

op 11 oktober 2023 in Nijmegen [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht;

feit 7:

in de periode van 3 mei 2023 tot en met 1 augustus 2023 in Den Dolder in het openbaar mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid.

3 VOORVRAGEN

3.1.

De geldigheid van de dagvaarding, bevoegdheid van de rechtbank en redenen voor schorsing van de vervolging.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.2.

De (niet-)ontvankelijkheid van de officier van justitie

3.2.1.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft bepleit dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Daartoe heeft hij naar voren gebracht dat:

  1. verdachte reeds voorafgaand aan de start van het onderhavige onderzoek zonder rechterlijke toetsing werd gevolgd;

  2. voormelde onderzoeken door het Openbaar Ministerie / de politie bewust buiten het einddossier zijn gehouden;

  3. verdachte bij de aanhouding is blootgesteld aan een veelvoud aan geweld en dreiging met geweld, omdat het Openbaar Ministerie zonder enige onderbouwing daartoe verdachte heeft neergezet als vuurwapengevaarlijk;

  4. cruciale informatie ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde (namelijk de gehele correspondentie met [politiemedewerker] ) niet op eigen initiatief door het Openbaar Ministerie aan het einddossier is toegevoegd;

  5. slachtoffers pas na maanden aangifte hebben gedaan, en [slachtoffer 3] zelfs pas na een oproep van het onderzoeksteam;

  6. vaststaand feit is dat de verklaringen van verbalisant [slachtoffer 2] niet stroken met de feiten als in het dossier voorhanden;

  7. na afloop van het onderzoek zonder toestemming van de rechter-commissaris onderzoek is gedaan aan de telefoon van verdachte, namelijk naar de privé-correspondentie tussen verdachte en zijn broers.

Hieruit blijkt volgens de raadsman dat het Openbaar Ministerie de regels aan haar laars heeft gelapt en zaken groter doet voorkomen dan ze zijn. Dit levert een schending op van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), te weten het recht op een eerlijk proces, en artikel 8 EVRM, te weten het recht op eerbieding van het privéleven.

3.2.2.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht zich wel ontvankelijk in de vervolging.

3.2.3.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank stelt voorop dat artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) uitsluitend betrekking heeft op onherstelbare vormverzuimen. Ingeval het vormverzuim is hersteld of alsnog kan worden hersteld, is deze bepaling niet van toepassing. Indien sprake is van een vormverzuim en de rechtsgevolgen daarvan niet uit de wet blijken, moet de rechter beoordelen of aan dat vormverzuim enig rechtsgevolg dient te worden verbonden en, zo ja, welk rechtsgevolg dan in aanmerking komt. Daarbij dient zij rekening te houden met de in het tweede lid van artikel 359a Sv genoemde factoren. Het rechtsgevolg zal immers door deze factoren moeten worden gerechtvaardigd. De daarbij in acht te nemen factoren zijn:

  1. “het belang dat het geschonden voorschrift dient”,

  2. “de ernst van het verzuim” en

  3. “het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt”.

De rechtbank merkt op dat de verdediging, ook desgevraagd, geen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt heeft ingenomen over deze drie factoren. Omdat op de zitting is gebleken dat het hier voor verdachte gaat om wezenlijke punten, zal de rechtbank - waar nodig - ambtshalve ingaan op deze factoren. De rechtbank bespreekt hieronder de door de raadsman aangevoerde schending van de regels en de vraag of op die punten sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv.

Punt 1 en 2: Onderzoeken voorafgaand aan het voorbereidend onderzoek

Verdachte geeft aan dat een verbalisant tegen hem heeft gezegd dat er al een baken onder zijn auto zat voor de start van het voorbereidend onderzoek in deze zaak.

De rechtbank stelt voorop dat deze aanname van verdachte op geen enkele wijze concreet is onderbouwd. De enkele stelling dat men kennelijk van tevoren op de hoogte was dat hij op 22 juni 2023 bij de ontruiming aanwezig zou zijn, is daarvoor onvoldoende. Dat er al voor de start van het onderzoek een baken was geplaatst onder de auto van verdachte, is dan ook niet aannemelijk geworden.

Maar ook als het waar zou zijn dat er al voor 22 juni 2023 een baken was geplaatst onder de auto van verdachte en er een ander onderzoek naar verdachte liep, kan dit niet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in deze zaak. In beginsel heeft “het voorbereidend onderzoek” in artikel 359a Sv uitsluitend betrekking op het voorbereidend onderzoek tegen de verdachte ter zake van het aan hem tenlastegelegde feit waarover de rechter die in artikel 359a Sv wordt bedoeld, heeft te oordelen. Artikel 359a Sv is dus niet van toepassing indien het verzuim is begaan buiten het verband van dit voorbereidend onderzoek. Dit is slechts anders indien het betreffende vormverzuim of de betreffende onrechtmatige handeling van bepalende invloed is geweest op het verloop van het opsporingsonderzoek naar en/of de (verdere) vervolging van de verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit. Dergelijke omstandigheden zijn in deze zaak echter niet gesteld of gebleken.

De rechtbank concludeert dat er op dit punt geen sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 395a Sv.

Punt 3: De arrestatie van verdachte door het arrestatieteam

De politie heeft, met toestemming van de hoofdofficier van justitie, bij de aanhouding van verdachte een arrestatieteam ingezet. De hoofdofficier van justitie maakt een afweging van belangen tussen de inbreuk op de privacy van een verdachte en zijn directe omgeving en de risico’s voor de politie. In deze zaak was sprake van een verdenking van opruiing, dwang en bedreiging waarbij het ook ging over het gebruik van wapens. Gelet op de ernst van de feiten en de informatie dat verdachte een voor onmiddellijk gebruik geschikt vuurwapen zou hebben, acht de rechtbank het te rechtvaardigen dat in een dergelijk geval de veiligheid van de politie bij een arrestatie voorop staat en dat besloten is tot inzet van een arrestatieteam. Dat uiteindelijk bij verdachte alleen antieke, legale wapens zijn aangetroffen en dat achteraf bezien de inzet van een arrestatieteam wellicht niet noodzakelijk was geweest, maakt dat niet anders. Er is op dit punt dan ook geen sprake van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv.

Punt 4 en 5 en 6: Vormgeving van het dossier door het Openbaar Ministerie

De rechtbank begrijpt de kern van deze drie aangedragen punten zo dat het Openbaar Ministerie, in de mening van de verdediging, willens en wetens de zaak zo heeft vormgegeven dat het groter lijkt dan het eigenlijk is, door mensen aan te zetten tot het doen van aangifte en dingen uit het dossier te houden. Daardoor zou er geen sprake meer zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM.

Als er sprake is van een vormverzuim, kan het Openbaar Ministerie alleen niet-ontvankelijk worden verklaard indien er een zodanig ernstige inbreuk op het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak is gemaakt dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces. Het moet dan gaan om een onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijk proces die niet op een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze is of kan worden gecompenseerd. In gevallen waarin zich een of meerdere vormverzuimen hebben voorgedaan die aanvankelijk het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van de zaak in het gedrang hebben gebracht, maar die in voldoende mate zijn hersteld om het proces als geheel eerlijk te laten verlopen, is er geen ruimte voor een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging.

Ten aanzien van de drie concrete punten die door de verdediging zijn aangevoerd overweegt de rechtbank het volgende:

4. De correspondentie met [politiemedewerker] is pas later toegevoegd, op initiatief van de verdediging

Als dit al een vormverzuim zou opleveren, is er in ieder geval geen sprake van een onherstelbaar vormverzuim. De betreffende correspondentie is immers inmiddels toegevoegd aan het dossier en meegenomen bij de beoordeling. Dit kan dan ook niet leiden tot een geslaagd beroep op artikel 359a Sv.

5. Slachtoffers hebben pas na maanden aangifte gedaan, en [slachtoffer 3] zelfs pas na een oproep van het onderzoeksteam;

Dat mogelijk pas aangifte is gedaan na een oproep van het onderzoeksteam (als dat al juist zou zijn), levert geen vormverzuim op als bedoeld in artikel 359a Sv. De rechtbank ziet namelijk niet in waarom het recht op een eerlijk proces hiermee is geschonden. De verdediging heeft zich over deze aangifte kunnen uitlaten.

6. De verklaring van verbalisant [slachtoffer 2] zou niet stroken met de feiten in het dossier

Op zich heeft de rechtbank geen reden om eraan te twijfelen dat de inhoud van de verklaring van [slachtoffer 2] klopt. Daarbij is de inhoud van die verklaring niet relevant bij de beoordeling van deze strafzaak. Ook hier slaagt het beroep op artikel 359a Sv dus niet.

Voor zover de verdediging heeft betoogd dat uit deze feiten - in onderlinge samenhang
bezien - blijkt dat het Openbaar Ministerie de zaak groter voordoet dan die eigenlijk is, overweegt de rechtbank dat dat in zijn algemeenheid geen vormverzuim oplevert. Feiten en omstandigheden die dat in deze zaak anders zouden kunnen maken, zijn niet gesteld of gebleken. Ook als dit al een vormverzuim zou opleveren, is dit in ieder geval geen onherstelbaar vormverzuim maar bij uitstek iets wat tijdens de zitting kan worden besproken, wat ook is gebeurd.

Punt 7: Waargenomen activiteit in de telefoon van verdachte

Op de door de verdediging aangeleverde stukken staat dat (het telefoonnummer van) verdachte twee whatsapp-groepen heeft verlaten in maart 2024, dus op een moment dat de telefoon in beslag genomen was. Dit duidt er volgens de verdediging op dat er nog nader onderzoek in verdachte zijn telefoon heeft plaatsgevonden. De rechtbank kan niet vaststellen of dit juist is. Als dit al juist zou zijn, is onduidelijk welk concreet nadeel verdachte hierdoor heeft geleden. Alleen al om die reden kan het niet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.

Conclusie

De rechtbank komt tot de conclusie dat de door de raadsman aangevoerde omstandigheden op zichzelf en ook in samenhang bezien, niet leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de strafvervolging. Het Openbaar Ministerie is ontvankelijk in de vervolging.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht de (primair) ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft bepleit verdachte van alle (primair en subsidiair) ten laste gelegde feiten vrij te spreken en hij heeft hiertoe het volgende aangevoerd.

Ten aanzien van feit 1 - bedreiging Nationale Politie

De verdediging is van mening dat geen sprake is geweest van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven en/of zware mishandeling, dan wel een terroristisch misdrijf. De uitlatingen van verdachte hebben niet het gehele politieapparaat bereikt en niet bewezen kan worden dat bij politiemedewerkers, onder de gegeven omstandigheden, in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij slachtoffer zouden worden van een levensdelict of zware mishandeling. De beweerdelijke slachtoffers zijn politiemedewerkers die, gezien hun beroep, meer dan een gewone burger moeten kunnen verdragen. Daarbij komt dat de politiemedewerker, de heer

[politiemedewerker] , naar wie verdachte de (e-mail)berichten heeft gestuurd, zich niet bedreigd heeft gevoeld. Verdachte heeft ook nimmer het opzet gehad politiemedewerkers vrees aan te jagen, nu hij met zijn uitlatingen enkel het doel heeft gehad de politie te waarschuwen en met hen in gesprek te gaan.

Ten aanzien van feit 2 - bedreiging [slachtoffer 1]

Volgens de raadsman is geen sprake geweest van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte (hierna: [medeverdachte] ). De uitlatingen van [medeverdachte] kunnen zodoende niet aan verdachte worden toegerekend. Verder heeft de raadsman bepleit dat de door verdachte gedane uitlatingen niet de redelijke vrees bij aangever hebben kunnen doen opwekken dat hij het leven zou verliezen, gegijzeld zou worden dan wel zwaar mishandeld zou worden. Met het woord ‘burgerarrest’ heeft verdachte, blijkens het procesdossier, een aanhouding bij ontdekking op heterdaad zoals opgenomen in artikel 53 Sv bedoeld. Dit is een arrest waarbij de gearresteerde aan de politie wordt overgedragen. Verder is van een voorafgaande dreigende situatie niet gebleken en de uitlatingen van verdachte moeten, na uren onterecht vast te hebben gezeten op het politiebureau, worden gezien als een emotionele ontlading.

Ten aanzien van feit 3, primair en subsidiair, feit 4, feit 5, primair en subsidiair en feit 6 - poging tot afpersing dan wel dwang gericht tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]

Nu de verklaringen van aangever [slachtoffer 2] niet stroken met de inhoud van het procesdossier, heeft de raadsman verzocht deze uit te sluiten van het bewijs, zodat vrijspraak van het onder feit 3 primair en subsidiair en feit 4 ten laste gelegde moet volgen.

.

De raadsman heeft (subsidiair) aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op de bedreiging dan wel afpersing van aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . De ten laste gelegde bewoordingen in de brieven zijn uitlatingen van derden die verdachte bij de politie onder de aandacht heeft willen brengen, om te waarschuwen voor het gevaar dat men loopt. Nimmer heeft hij hiermee de intentie gehad geldbedragen van voornoemde aangevers te innen.

Voor wat betreft het onder feit 3 subsidiair en feit 5 subsidiair ten laste gelegde is, zoals eerder betoogd, geen sprake geweest van bedreiging met geweld. Van (bedreiging met) enige andere feitelijkheid of bedreiging met smaad en/of smaadschrift is volgens de raadsman ook niet gebleken.

Ten aanzien van feit 7 - opruiing

Voor feit 7 geldt dat verdachte de ten laste gelegde uitlatingen heeft gedaan in een Telegram-groep die enkel voor leden toegankelijk was en deze waren hierdoor slechts voor een beperkte groep gelijkgestemden te lezen. Bepleit is dan ook dat niet aan het vereiste van openbaarheid is voldaan zodat van opruiing geen sprake is. Daarbij zijn de teksten ook niet als opruiend aan te merken.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

4.3.1.

Inleiding

Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn beiden al langere tijd kritisch op de Nederlandse overheid. De coronamaatregelen waren voor hen ‘de druppel die de emmer deed overlopen’. Ze hebben geen vertrouwen meer in de huidige democratische rechtsorde. Ze maakten rondom de tenlastegelegde periode deel uit van een grotere groep soevereinen/autonomen. Niemand heeft volgens verdachte en [medeverdachte] iets te zeggen over hen als levende wezens. Tot aan deze strafzaak zetten ze zich actief in om ervoor te zorgen dat de overheid een andere koers zou varen, en dat de samenleving zou veranderen. Alleen konden ze geen verandering teweegbrengen en kregen ze, ondanks hun roep hiertoe, geen antwoorden op voor hen belangrijke vragen. Ze voelden zich toen, en nu nog steeds, niet gehoord.

Het is begrijpelijk dat iemand zijn onvrede wil uiten en in gesprek wil gaan met betrokken personen of instanties. Iedereen heeft ook het recht om het wel of niet met de overheid eens te zijn en om die mening uit te dragen, maar dit alles wel binnen de grenzen van de wet. De wet geldt voor iedereen die in Nederland woont, leeft of verblijft, dus ook voor soevereinen/autonomen, ongeacht of zij het eens zijn met die wetten en of zij die wetten rechtsgeldig vinden. Ook verdachte en [medeverdachte] hebben zich dus te houden aan de wet.

Verdachte stelt dat hij met zijn handelen, zoals volgt uit het dossier, niet strafbaar heeft gehandeld. Hij heeft enkel wantoestanden die hij in de samenleving ziet, aan de kaak willen stellen en anderen willen bewegen om met hem en anderen hierover in gesprek te gaan.

In zijn pogingen om de samenleving te veranderen heeft verdachte de grenzen van de wet echter overschreden door te dreigen met geweld en op te roepen tot geweld.

Verdachte stelt dat hij aanhanger is van het natuurrecht en daarmee juist tegen geweld is. Hij zegt dat hij met de politie en andere instanties in gesprek wilde gaan over misstanden in de samenleving en dat hij slechts heeft gewaarschuwd dat andere mensen wel van plan zijn om tot geweld over te gaan. Uit de bewijsmiddelen blijk echter dat dat niet zo is. Verdachte heeft niet slechts gewaarschuwd voor geweld door anderen, hij heeft als lid van een beweging eisen gesteld, en daarbij opgemerkt dat hijzelf weliswaar tegen geweld is, maar dat andere mensen van deze beweging wel tot geweld zouden overgaan als niet naar hem werd geluisterd. Dit is dreigen met geweld. Daar komt bij dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte zich ook zelf achter het gebruik van geweld heeft gesteld.

Ook met de oproep tot het uitvoeren van burgerarresten heeft verdachte de grenzen van de wet overschreden. Verdachte draagt in zijn Telegram-groep uit dat alle deurwaarders, politie, ambtenaren en rechters zich schuldig maken aan strafbare feiten bij het uitvoeren van hun werk, omdat in zijn beleving niemand iets te zeggen heeft over levende wezens. Ook hier overschrijdt verdachte de wet. Hij beroept zich op artikel 53 Sv, maar die bepaling geeft alleen een bevoegdheid om iemand aan te houden op het moment dat je diegene op heterdaad betrapt bij het uitvoeren van een feit dat volgens de Nederlandse wet strafbaar is. De oproep van verdachte tot het uitvoeren van burgerarresten van mensen die gewoon hun werk uitvoeren, komt dus feitelijk neer op een oproep tot gijzeling. Hiermee is dan ook geen sprake van rechtmatig handelen in de zin van artikel 53 Sv.

Dat na een burgerarrest onverwijld een overdacht van de gearresteerde aan de politie plaats zou vinden, zoals door de verdachten wordt gesteld en de wet ook vereist, blijkt ook niet uit het dossier. Integendeel: er zijn aanwijzingen dat de Common Law Sherrifs juist mensen moeten aanhouden en dan voor een volkstribunaal moeten brengen. Dan komt er een volksjury van 13 of 15 of 25 man en verdachte denkt, zo blijkt uit het tapgesprek van
20 december 2023, dat de mensen rijen dik staan om hem te helpen met het berechten van “rechters en de corrupte agenten en noem maar op”. Daarbij ligt het ook niet voor de hand dat verdachte en [medeverdachte] de deurwaarder zouden ophalen om hem over te dragen aan de politie, omdat verdachte juist uitdraagt dat de politie in zijn beleving geen bevoegdheden meer heeft, omdat naar hun zeggen de wet op de eed is ingetrokken. De verklaring van verdachte ter zitting dat hij niets weet van Common Law Sherrrifs is, gelet op de inhoud van het dossier, ronduit ongeloofwaardig.

Verdachte heeft tot slot nog gezegd dat hij nooit geweld heeft willen uitoefenen en nooit daadwerkelijk mensen heeft willen arresteren, maar dat dit allemaal voortkwam uit een wanhoopskreet om aandacht voor de mistanden in de samenleving. De context waarin en de wijze waarop de uitlatingen zijn gedaan, konden bij betrokkenen echter wel degelijk de vrees opwekken dat verdachte zijn woorden ten uitvoer zou leggen.

Hieronder gaat de rechtbank in op de specifiek tenlastegelegde strafbare gedragingen en de vraag of deze bewezen verklaard kunnen worden.

4.3.2.

Bewijsoverwegingen

4.3.2.1. Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 - bedreiging Nationale Politie

Verdachte wordt verschillende varianten van bedreiging gericht tegen de Nationale Politie verweten, te weten bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling (artikel 285 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr)) én bedreiging met een terroristisch misdrijf (artikel 285 lid 3 Sr).

Op grond van de in 4.3.3. opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte op 4 en 18 december 2023 de Nationale Politie heeft bedreigd met een terroristisch misdrijf en met enig misdrijf tegen het leven gericht. Dit licht de rechtbank als volgt toe.

Juridisch kader

Op grond van het juridisch kader is voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, met zware mishandeling dan wel met een terroristisch misdrijf, onder meer vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied, dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd (een terroristisch misdrijf betreft en deze) ook zou worden uitgevoerd. Niet is vereist dat in een concreet geval bij de bedreigde werkelijke vrees is opgewekt of de bedreigde daarvan blijk geeft. De redelijke vrees die een bedreiging kan doen ontstaan, is aldus geobjectiveerd.

Op basis van artikel 285 lid 3 Sr is voor een bedreiging met een terroristisch misdrijf toereikend dat wordt gedreigd met een terroristisch misdrijf zoals genoemd in artikel 83 Sr. Niet is vereist dat de bedreiging zelf met een terroristisch oogmerk plaatsvindt. Wel is gelet op artikel 83a Sr vereist dat uit de bewijsvoering blijkt dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat het misdrijf dat zou worden uitgevoerd erop was gericht (a) de bevolking of een deel van de bevolking van een land ernstige vrees aan te jagen, dan wel (b) een overheid of internationale organisatie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel (c) de fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of vernietigen.1

Tot slot moet voor een bewezenverklaring van bedreiging worden vastgesteld dat verdachte opzet heeft gehad op het ontstaan van bovengenoemde redelijke vrees.

Redelijke vrees

Verdachte heeft in zijn berichtgeving onder meer het volgende kenbaar gemaakt. Verdachte vermeldt dat alle medewerkers zich bij de politie zorgen moeten gaan maken, nu zij geen idee hebben wat hen te wachten staat. Hij geeft aan dat derden maatregelen gaan treffen en dat één van die maatregelen het doodschieten van de inzittenden van een politiewagen door gemaskerde mannen, betreft. Volgens verdachte staat er ergens in januari een eerste aanslag tegen agenten gepland, “eentje die als waarschuwing zal dienen voor een opvolgende actie, dus nog niet dodelijk”. Voorts schrijft hij dat hij niet blijft waarschuwen en als de politie, zo begrijpt de rechtbank, niet met hem in gesprek gaat het niet aan hem ligt als er onder agenten doden en gewonden vallen. Verdachte vindt dat hij zijn best heeft gedaan en wie niet horen wil dan maar moet voelen.

De bewoordingen van verdachte in de bovengenoemde (ten laste gelegde) uitlatingen zijn expliciet en niet anders te verstaan dan als dreiging met een terroristisch misdrijf. Gelet op deze bewoordingen en de omstandigheid dat verdachte als soeverein deel uitmaakte van de soevereinenbeweging, een beweging die nadrukkelijk in verband wordt gebracht met anti-institutioneel extremisme, kon bij medewerkers van de politie in redelijkheid de vrees ontstaan dat werd gedreigd met een aanslag op hen (daaronder begrepen gewelddadigheden tegen personen, zoals een misdrijf tegen het leven gericht), die erop was gericht een overheidsinstantie, te weten de politie, wederrechtelijk te dwingen iets te doen, namelijk het aangaan van een gesprek met verdachte zodat veranderingen binnen het overheidssysteem kunnen plaatsvinden, én dat een aanslag ook zou worden uitgevoerd. Dat politiemedewerkers professionals zijn, maakt dat niet anders. Het is immers niet zo dat politiemedewerkers uit hoofde van hun functie maar meer moeten incasseren en dat jegens hen meer is geoorloofd.

Dat de politie op de hoogte is geraakt van de bedreiging baseert de rechtbank op het feit dat de berichten van verdachte in de politiesystemen zijn geplaatst, en zo voor medewerkers te lezen waren.

Opzet

Uit de berichten blijkt dat verdachte de bedoeling had dat hetgeen hij schreef binnen de politie werd gedeeld en dus politiemedewerkers zou bereiken. Zo schrijft hij naar verbalisant [politiemedewerker] op 4 december 2023: “mijn bericht is geen geheim; iedereen mag het lezen, dus je deelt het maar met die lui van hogerhand”. Hierop reageert verbalisant [politiemedewerker] dat hij het op verdachte zijn wens in hun systeem heeft gezet zodat men mee kan lezen. Verdachte bedankt hem dan voor het delen van zijn bericht, en geeft aan dat het door hem zeer wordt gewaardeerd.

Ook lijkt verdachte, gelet op het tapgesprek van 20 december 2023, verbaasd te zijn dat de politie niet op zijn verstuurde e-mail van 18 december 2023 heeft gereageerd, nu bij de politie “alle bellen hadden moeten rinkelen”. Hieruit concludeert de rechtbank dat verdachte zich er bewust van is geweest dat zijn berichtgeving vrees bij de Nationale Politie kon aanjagen en verdachte heeft dan ook opzettelijk gehandeld.

Verdachte heeft gesteld dat hij tegen het gebruik van geweld is en de geweldsuitlatingen uitspraken van derden zijn die verdachte als waarschuwing met de politie heeft willen delen. Naast het feit dat - zoals de rechtbank in de inleiding heeft overwogen - ook waarschuwen voor het gebruik van geweld door anderen in deze omstandigheden gekwalificeerd moet worden als bedreiging met geweld, weerlegt ook de berichtgeving van verdachte zelf de bewering dat hij zelf niet tot geweldshandelingen zou overgaan. Zo zegt hij in de berichtgeving onder andere dat zijn beweging tegen geweld is maar dat zij wel die kant op gaan “als hetgeen achter de schermen van Den Haag gebeurd niet stopt”. Ook is verdachte van mening dat de politie het maar een keer moet ‘voelen’, waarmee in het licht van de inhoud van de overige berichtgeving, onmiskenbaar het plegen van geweld wordt bedoeld.

4.3.2.2. Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2 - bedreiging [slachtoffer 1]

Ten laste is gelegd dat verdachte tezamen en in vereniging [slachtoffer 1] , een deurwaarder, heeft bedreigd. Voor een bewezenverklaring van bedreiging is vereist dat, zoals eerder uiteen is gezet, de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd. Betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard als is komen vast te staan dat bij het begaan van dit feit sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Daarbij moet de intellectuele en/of materiële bijdrage van een verdachte aan het delict van voldoende gewicht zijn.

De rechtbank oordeelt op grond van de bewijsmiddelen dat op 22 juni 2023 sprake is geweest van bedreiging van de deurwaarder waarbij verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met [medeverdachte] . De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.

Redelijke vrees

Voor beantwoording van de vraag of door de bewoordingen in het algemeen de redelijke vrees bij de deurwaarder kon ontstaan dat de bedreigingen ten uitvoer zouden worden gelegd, zijn de volgende vooraf plaatsgevonden omstandigheden van belang.

Verdachte en [medeverdachte] waren op 22 juni 2023 samen aanwezig bij de ontruiming van een woning gelegen aan de [straat] in [woonplaats] . Bij deze ontruiming was een opgeschaalde politie-eenheid aanwezig, omdat verdachte online zou hebben opgeroepen naar voornoemde locatie te komen. De verdachten versperden de toegang tot de woning en zijn aangehouden en overgebracht naar het politiebureau, vanwege een weigering zich met een officieel legitimatiebewijs te legitimeren. Na vrijlating zijn de verdachten teruggegaan naar de [straat] , waar de ontruiming nog bezig was. Al filmend hebben zij toen de ten laste gelegde bewoordingen tegen de deurwaarder geuit, waarbij verdachte onder andere het woord ‘burgerarrest’ noemt en [medeverdachte] zegt ‘je gaat er aan... bel de politie maar’, waarop verdachte dit met het woord ‘ja’ bevestigt.

Gelet op de aard en ernst van de uitlatingen van de verdachten, in combinatie met de genoemde omstandigheden (vooraf), te weten de benodigd bevonden politieopschaling, de belemmering van de ontruiming en de terugkomst van de verdachten na aanhouding, kon in het algemeen de redelijke vrees bij de deurwaarder ontstaan dat deze ten uitvoer zouden worden gelegd. Deze vrees is, blijkens de aangifte, ook bij de deurwaarder ontstaan.

De verdachten stellen dat met het woord ‘burgerarrest’ een (niet gewelddadige) aanhouding op heterdaad, zoals opgenomen in artikel 53 Sv, wordt bedoeld. Daar gaat de rechtbank niet in mee. In artikel 53 Sv is bepaald dat een ieder bevoegd is een verdachte aan te houden in geval van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit en de aanhouding tot doel heeft een verdachte onverwijld over te dragen aan een opsporingsambtenaar. Van enig naar Nederlands recht strafbaar feit gepleegd door de deurwaarder op 22 juni 2023 is de rechtbank niet gebleken. Dit betekent dat er voor verdachten dan ook geen bevoegdheid was tot het aanhouden van aangever.

Daarbij komt dat medeverdachte [medeverdachte] , nadat het woord ‘burgerarrest’ is gevallen, zegt ‘je gaat er aan’, wat door verdachte wordt bevestigd. Dit ondermijnt het gestelde niet gewelddadige karakter van het burgerarrest. Onmiskenbaar is, gelet op de bewoordingen, bedreigd met gijzeling dan wel met een misdrijf tegen het leven gericht.

De rechtbank verwerpt verder het verweer van de raadsman dat de uitlatingen van verdachte gezien moeten worden als emotionele ontlading. Dit doet immers aan het bedreigende karakter niets af. Het valt juist niet uit te sluiten dat iemand zijn bedreigingen waarmaakt in een emotionele toestand. Daar komt bij dat er door verdachten in hun berichten al vaker op deze wijze wordt gesproken over onder andere deurwaarders, wat er op duidt dat deze woorden gemeend zijn en niet zijn ingegeven door een moment van emotionele ontlading.

Medepleger

De rechtbank oordeelt verder dat verdachte als medepleger kan worden beschouwd. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn samen teruggegaan en hebben elkaar ten tijde van de bedreiging mondeling aangevuld, waarmee de dreiging is versterkt. Hoewel verdachte niet alle ten laste gelegde woorden zelf heeft geuit, heeft hij door voornoemd handelen, voorafgaand aan en tijdens de uitvoering, een wezenlijke bijdrage geleverd aan de totstandkoming van de bedreiging. Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte als medepleger daarvan kan worden beschouwd.

4.3.2.3. Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3, feit 4, feit 5 en feit 6 - poging tot afpersing of tot dwang en bedreiging gericht tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]

Vrijspraak ten aanzien van feit 3 primair en feit 5 primair - de poging tot afpersing

Voor een bewezenverklaring van (een poging tot) afpersing moet vast komen te staan dat de verdachte iemand wilde dwingen tot de in artikel 317 lid 1 Sr bedoelde prestaties door het gebruik van geweld en/of bedreiging met geweld. In deze zaak gaat het om de volgende prestatie: de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag. Verdachte heeft bekend dat hij in de door hem geschreven en overgelegde brieven van de aangevers [slachtoffer 2] en
[slachtoffer 3] een geldbedrag heeft gevorderd. Verdachte ontkent echter het opzet te hebben gehad de geldbedragen te innen. Zo stelt hij dat het doel van de brieven was om een gesprek met (de) politie(medewerkers) te bewerkstelligen.

Nu het opzet van verdachte, ook gelet op de inhoud van de brieven, in overwegende mate erop was gericht een gesprek met de politie af te dwingen in plaats van een geldbedrag te verkrijgen, zal de rechtbank verdachte van de onder feit 3 primair en feit 5 primair ten laste gelegde afpersing vrijspreken. Het handelen van verdachte (en medeverdachte [medeverdachte] ten aanzien van feit 3 subsidiair) levert wel een poging tot ‘dwang’ op in de zin van artikel 284 Sr, zoals hieronder in dit vonnis uiteen is gezet.

Ten aanzien van feit 3 subsidiair en feit 4: verklaringen van [slachtoffer 2]

De rechtbank zal bij dit onderdeel van het vonnis niet ingaan op het verweer over de betrouwbaarheid van de verklaringen van verbalisant [slachtoffer 2] , omdat deze niet als bewijsmiddel zijn gebruikt.

Ten aanzien van feit 3 subsidiair, feit 4, feit 5 subsidiair en feit 6 - poging tot dwang en bedreiging

Bedreiging gericht aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]

Vaststaat dat verdachte de brieven gericht aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , met daarin dreigende uitlatingen én een vordering van een geldbedrag, heeft geschreven en (de brief aan [slachtoffer 2] tezamen met [medeverdachte] ) heeft afgegeven op het politiebureau in Amsterdam dan wel in Nijmegen.

Het juridisch kader voor een bedreiging is hierboven al uiteengezet. De rechtbank verwijst hiernaar.

Gelet op de aard en ernst van de onder feit 4 en feit 6 ten laste gelegde bewoordingen (opgenomen in voornoemde brieven), in combinatie met de omstandigheid dat verdachte (en eenmaal tezamen met [medeverdachte] ) naar het politiebureau is gegaan om de brieven persoonlijk aan de aangevers te kunnen overhandigen, kon in het algemeen de redelijke vrees ontstaan dat de bedreigingen ten uitvoer zouden worden gelegd. Deze vrees is, blijkens de aangifte, ook bij aangever [slachtoffer 3] ontstaan. Voor aangever [slachtoffer 2] geldt als bijkomende (dreigende) omstandigheid dat verdachte en [medeverdachte] zich nogmaals hebben gemeld bij het politiebureau voor rappel, omdat een reactie op de brief uitbleef.

De rechtbank gaat ook hier aan het verweer van de verdediging voorbij dat de ten laste gelegde geweldsuitlatingen enkel uitspraken van derden zijn die verdachte als waarschuwing bij de politie onder de aandacht heeft willen brengen. De strekking van de brief en de ten laste gelegde bewoordingen ondermijnen de bewering van verdachte dat hij geweld niet rechtvaardigt. Ook gebruikt hij die woorden om zijn eigen doel te bereiken. Er is dan ook sprake van een strafbare bedreiging.

Poging tot strafbare dwang

De rechtbank is, gelet op de bewijsmiddelen onder feit 3 subsidiair en feit 4, als ook de bewijsmiddelen onder feit 5 subsidiair en feit 6, in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich (voor wat betreft het onder feit 3 subsidiair ten laste gelegde tezamen met [medeverdachte] ) schuldig heeft gemaakt aan een poging tot strafbare dwang.

Artikel 284 Sr strekt ertoe te voorkomen dat iemand op een wederrechtelijke manier in zijn vrijheid van handelen wordt beperkt doordat dwang ten aanzien van hem wordt uitgeoefend. Hiervan is in dit geval sprake.

Door bedreiging met geweld, zoals hierboven uiteengezet, en (bedreiging met) enige andere feitelijkheid, te weten het vorderen van een geldbedrag waarbij notie wordt gegeven dat bij het niet voldoen hiervan ‘het dossier’ ofwel gegevens van de aangever bekend worden gemaakt, heeft verdachte (tezamen met [medeverdachte] ) geprobeerd de aangevers te dwingen iets te doen, zoals een gesprek aangaan, excuses aanbieden, een woning dan wel scooter teruggeven of een onderzoek instellen naar deurwaarders. Dat verdachte het geldbedrag niet daadwerkelijk wilde innen, doet hier niet aan af. Verdachte heeft deze vorderingen namelijk wel (tezamen met [medeverdachte] ) gedaan om een dreigende sfeer te creëren zodat de verwezenlijking van zijn (of hun) wensen, zoals het aangaan van een gesprek, konden worden afgedwongen.

4.3.2.4. Bewijsoverweging ten aanzien van feit 7 - opruiing

Juridisch kader

In artikel 131 Sr is opruiing tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag strafbaar gesteld. Opruien moet worden gezien als het aanzetten tot iets ongeoorloofds. Dit ongeoorloofde moet een naar Nederlands recht strafbaar feit zijn. Opruiing kan bij geschrift, zolang dit in het openbaar is gedaan, plaatsvinden. Het strafbare feit waartoe wordt opgeruid moet in het geschrift zijn aangeduid, maar daarbij hoeven niet de woorden van de strafwet te zijn gebruikt. Uit de omschrijving van de handelingen in de tenlastelegging moet voldoende blijken dat de handelingen waartoe is opgeroepen, indien zij waren uitgevoerd, een strafbaar feit zouden opleveren. Bij de beoordeling of een uitlating opruiend is komt betekenis toe aan de inhoud en de strekking van de gedane uitlatingen, in hun onderlinge samenhang bezien, en de context waarin deze uitlatingen aan het publiek zijn geopenbaard.2 Voor een bewezenverklaring van opruiing is tot slot vereist dat verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op de opruiing.

De rechtbank oordeelt dat voldaan is aan voornoemde vereisten en overweegt hiertoe als volgt.

Openbaar

Er is voldaan aan het vereiste van openbaarheid. Verdachte heeft de ten laste gelegde uitlatingen geplaatst in de periode dat de Telegram-groep [telegram-groep] volgens een proces-verbaal van bevindingen hierover3 een openbaar kanaal betrof. Ook in het geval de Telegram-groep ten tijde van het ten laste gelegde niet voor een ieder toegankelijk was, zoals door de verdediging is bepleit, is aan het vereiste van openbaarheid voldaan. De Telegram-groep bestond volgens voornoemd proces-verbaal in de genoemde periode uit zo’n 2600 deelnemers, hetgeen geen kleine beperkte groep is, zodat de uitlatingen (alsnog) in het openbaar zijn gedaan. Of de deelnemers al dan niet gelijkgestemden waren maakt dit, gelet op de groepsgrootte, niet anders. Daarbij ging verdachte er ook niet vanuit dat er sprake was van een besloten groep en er alleen maar gelijkgestemden waren, want hij richtte in de Telegram-groep ook het woord tot “mollen, trollen”, “NCTV, AIVD, POLITIE en andere landverraders”.

Opruiende aard, strafbare feiten en opzet

De ten laste gelegde uitlatingen zijn, zoals eerder benoemd, gedaan in de Telegram-groep [telegram-groep] . Volgens de ondertitel van de groep betrof dit Telegramkanaal ‘een mega-kennisbank van Nederland op het gebied van autonomie’, waarin verdachte als beheerder en aanspreekpunt een actieve rol had. In de Telegram-groep heeft verdachte onder andere (de ten laste gelegde) uitlatingen geplaatst als: “wie het ook is, er gaan koppen rollen binnenkort” en “wij gaan namelijk zelf beginnen met het oppakken van deurwaarders”. Uit de berichtgeving volgt dat verdachte niet schuwt functies en namen van overheidsfunctionarissen te delen en hij maakt kenbaar dat er burgerarresten zullen volgen, waarvoor hij mankracht nodig heeft. Verdachte deelt in de groep dat zij als soevereine mensen zelf bepalen wie of wanneer zij iemand oppakken.

Hij kondigt in de groep verder aan het moment van het eerste burgerarrest te zullen delen en een selectie te zullen maken uit de gegadigden. De aanhouding gaan ze in detail plannen en er zal geen politie aanwezig zijn omdat ze de locatie niet bekend zullen maken.

Uit de bewoordingen komt onmiskenbaar naar voren dat verdachte mensen wil rekruteren voor het uitvoeren van een burgerarrest. Voor het eerste burgerarrest is ca. 100 man gewenst.

Zoals eerder al is overwogen: is een burgerarrest in de zin van artikel 53 Sv een aanhouding op heterdaad waarbij de aanhouding tot doel heeft een verdachte onverwijld over te dragen aan een opsporingsambtenaar.

Eerst de vraag of er überhaupt wel sprake zou zijn van strafbare feiten, hetgeen een van de voorwaarden is voor het verrichten van een burgerarrest op grond van artikel 53 Sv. Verdachte draagt in zijn Telegram-groep uit dat alle deurwaarders, politie, ambtenaren en rechters zich schuldig maken aan strafbare feiten als zij hun werk doen jegens hem of anderen, omdat in zijn beleving niemand iets te zeggen heeft over levende wezens. Deze overtuiging is gebaseerd op een onjuiste voorstelling van wet- en regelgeving en is dus ook volstrekt onvoldoende om een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit op te leveren. Alleen al om die reden kan er geen sprake zijn van een rechtmatig burgerarrest.

Daarnaast heeft geen enkele burger (dus ook een soeverein niet) het recht om een aanhouding te verrichten op de manier waarop verdachte dit wilde, ook niet als er wel een verdenking van een strafbaar feit zou zijn.

Dit betekent dat als verdachte (of iemand anders) op deze wijze burgerarresten uitvoert, hij zich schuldig maakt aan gijzeling/ontvoering.

Gelet op de inhoud en strekking van de uitlatingen, de context (de [telegram-groep] ) waarin deze zijn gedaan en de doelgroep (de soevereinen) waarvoor deze waren bestemd, kunnen alle ten laste gelegde uitlatingen, mede in hun onderlinge samenhang bezien, redelijkerwijs niet anders worden begrepen dan een opzettelijke aansporing tot enig strafbaar feit en gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag, te weten overheidsfunctionarissen zoals deurwaarders en politieagenten, zodat sprake is van opruiing in de zin van artikel 131 Sr.

4.3.3.

Bewijsmiddelen: 4

4.3.3.1. Feit 1 - bedreiging Nationale Politie

Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:

Het klopt dat ik de berichten, die politiemedewerker [politiemedewerker] op 4 december 2023 en 18 december 2023 heeft ontvangen en in de politiesystemen heeft geregistreerd, heb geschreven en naar hem heb verstuurd.5

In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] staat onder meer - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende:

Naam: [verdachte]

Adres: [adres] te [woonplaats] .6

In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] staat onder meer - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende:


Registratie 4 december 2023
Ik zag in de politiesystemen een registratie die was opgemaakt op 4 december 2023. Ik zag dat verdachte [verdachte] de volgende berichten had verstuurd aan de verbalisant:

Alle medewerkers bij de Politie mogen (moeten) zich echt zorgen gaan maken want zij hebben geen idee wat hen te wachten staat.

Wij hebben ons best gedaan. Maar wie niet horen wil moet dan maar voelen.


Registratie 18 december 2023
Ik zag in de politiesystemen een registratie die was opgemaakt op 18 december 2023. Ik zag dat de verbalisant een mail had ontvangen van verdachte [verdachte] met daarin het volgende:7

Wij weten wij dat er mensen zijn die de Politie zo zat zijn dat zij andere maatregelen willen gaan treffen en één van die maatregelen is het klemrijden van een Politiewagen en iedereen die erin zit dood schieten - door gemaskerde mannen uiteraard.
Ergens in januari staat een eerste aanslag gepland tegen agenten, eentje die als waarschuwing zal dienen voor een opvolgende actie, dus nog niet dodelijk, maar jullie komen aan de beurt kennelijk.


Wij blijven niet waarschuwen. Als jullie nu niet met ons aan tafel gaan, kom dan straks ook niet aankloppen als er onder agenten doden of gewonden zijn gevallen.

In de chats tussen verdachte en verbalisant [politiemedewerker] staat onder meer - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende:

Een bericht van [politiemedewerker] van 4-12-2023 (in reactie, zo begrijpt de rechtbank, op het bericht van verdachte van 4 december 2023): Ook deze app geef je een helder signaal af van 'negeer ons niet'. Ik zal dit dan naar jouw wens in ons systeem zetten zodat men mee kan lezen.

Participant: [politiemedewerker]

Delivered: 4-12-2023

4.3.3.2. Feit 2 - bedreiging [slachtoffer 1]

Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:

Het klopt dat ik op 22 juni 2023 in [woonplaats] tegen een deurwaarder heb gezegd: ‘we komen je ophalen voor een burgerarrest’. Ik was samen met medeverdachte [medeverdachte]
[medeverdachte] .8

[slachtoffer 1] heeft in de aangifte onder meer - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
Op 22 juni 2023 was ik in [woonplaats] . Ik was daar aan het werk als deurwaarder. Ik stond voor de woning [adres] . [verdachte] zei iets over een sheriffs team dat voor mij zou langskomen voor een burgerarrest. Ze keken mij aan toen ze dit zeiden, hierop wist ik dat ze mij bedoelden wat betreft het burgerarrest. Daarna zei die andere man, die [medeverdachte] heet, ‘je gaat er aan'.9 Ik vond dit zeer bedreigend.10


In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] staat onder meer - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende:

In de woning van [verdachte] is een iPhone 11 in beslag genomen.11 Op de telefoon is het filmpje van de bedreiging van de deurwaarder in [woonplaats] op 22 juni 2023

aangetroffen. Te horen is dat [verdachte] zegt: “Wij komen jou nog ophalen met een Common Law sheriffsteam, dan weet je dat vast. Burgerarrest.” Vervolgens zegt [medeverdachte] : “Je gaat eraan...bel de politie maar”. [verdachte] zegt daarna: “ja”. Bij de video staat dat deze is gemaakt door de iPhone 11 op 22-6-2023. Locatie die aan de video hangt is de [straat] in [woonplaats] .12

4.3.3.3. Feit 3 subsidiair en feit 4 - poging tot dwang en bedreiging van [slachtoffer 2]

Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:

Het klopt dat ik de brief gericht aan de politieagent [slachtoffer 2] heb geschreven en deze samen met medeverdachte [medeverdachte] heb afgegeven op het politiebureau in Amsterdam.

Het klopt dat ik op 6 november 2023 met medeverdachte [medeverdachte] terug ben gegaan naar het politiebureau in Amsterdam.13

In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] staat onder meer – samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende:

Op 11 oktober 2023 hebben [verdachte] en [medeverdachte] op het hoofdbureau van de politie in Amsterdam een aantal brieven gericht aan politiemedewerkers van deze eenheid, afgegeven. Eén van deze brieven was gericht aan wijkagent [slachtoffer 2] .14

In de overgelegde brief gericht aan [slachtoffer 2] staat onder meer - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende:

IN PERSONA AFGEGEVEN:

Politie Amsterdam

t.a.v. dhr. [slachtoffer 2]

AMSTERDAM

VORDERING

Den Dolder: 9 oktober 2023: [verdachte] , jurist

Maar als ik werkzaam zou zijn geweest bij de Politie, zou ik mij in elk geval zeer ernstig zorgen maken over mijzelf en mijn geliefden, want zover gaat het namelijk; De woorden 'kogel' en 'hoogste boom' zijn hierbij al gevallen;15

Jullie lopen enorm risico, want het recht gaat in eigen hand genomen worden - en terecht.16

Heer [slachtoffer 2] ;

Wegens het schenden van Mensenrechten onder Internationale Verdragen EVRM en UVRM, krijgt u namens onderschrevene: [verdachte] . [ [verdachte] ], mijn compagnon : [medeverdachte] ; een direct opeisbare vordering opgelegd van € 1.000.000.00: schrijvens: één miljoen euro; U dient dit bedrag binnen 14 dagen over te boeken op rekening van Stichting Cultuur onder Vuur - www. [website] ; Mocht u weigeren te betalen, dan zult u eenmalig een herinnering en een aanmaning ontvangen; Mocht er dan nog steeds niet betaald zijn, dan zien wij ons genoodzaakt dit hele dossier met uw naam en de foto's van alle betrokken agenten naar buiten te brengen via Socials;17

De enige redenen waardoor wij bereid zouden zijn om deze vordering in te trekken is uw akkoord op een gesprek dat mijn vier compagnons - samen met al uw collega's willen voeren die de betreffende 22 juni 2023 aanwezig waren;

Tevens eisen wij dat jullie namens Politiekorps Amsterdam jullie excuus gaan aanbieden aan : […] . die op basis van bedrog en oplichting uit haar woning is gezet;

Daarnaast eisen wij dat jullie er als Politie voor gaan zorgen dat zij haar woning of een gelijkwaardige woning in die buurt terugkrijgt;

En tot slot eisen wij dat er onderzoek gedaan wordt naar de deurwaarder die 22 juni talloze strafbare feiten heeft gepleegd.18

In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] staat onder meer - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende:

Op 6 november 2023 was ik werkzaam op het basisteam [basisteam] en aldaar sprak ik [verdachte] en [medeverdachte] . Ik hoorde [verdachte] het volgende verklaren: 'Wij hebben eerder een brief verstuurd aan de heer [slachtoffer 2] . Hier stond een vordering in. Wij zouden graag op dit moment met hem in contact komen. De heer [slachtoffer 2] heeft nog niet op de brief gereageerd. Of woorden van gelijke strekking. Vervolgens hoorde ik [medeverdachte] het volgende verklaren: “Zou u voor mij willen doorgeven aan de heer [slachtoffer 2] dat hij één week de tijd heeft om te reageren op de brief en vordering? Als dit niet gebeurt dan wordt alles openbaar gemaakt.”19

De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

4.3.3.4. Feit 5 subsidiair en feit 6 - poging tot dwang en bedreiging van [slachtoffer 3]

Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:

Het klopt dat ik de brief gericht aan de politieagent [slachtoffer 3] heb geschreven en deze brief op het politiebureau in Nijmegen heb afgegeven.20

Aangever [slachtoffer 3] heeft onder meer - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:

Op 11 oktober 2023 ontving ik een brief ondertekend met [verdachte] , gericht aan mij, op de envelop stond mijn naam [slachtoffer 3] , en in de aanhef van de brief stond mijn naam. De brief was afgegeven aan de medewerkster van politiebureau [adres] in Nijmegen.21

Ik beschouw de brief van [verdachte] als zeer bedreigend. Ik maak mij ernstig zorgen dat verdachte zijn dreigementen ten uitvoer zal brengen.22

In de overgelegde brief (gevoegd als bijlage bij de aangifte) gericht aan [slachtoffer 3] staat onder meer - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende:

IN PERSONA AFGEGEVEN
Politie Nijmegen
t.a.v. dhr. [slachtoffer 3]
NIJMEGEN

Vordering:

Den Dolder: 11 oktober 2023: [verdachte] , jurist23

Maar als ik werkzaam zou zijn geweest bij de Politie, zou ik mij in elk geval zeer ernstig zorgen maken over mijzelf en mijn geliefden, want zover gaat het namelijk; De woorden 'kogel' en 'hoogste boom' zijn hierbij al gevallen;24

Jullie lopen enorm risico, want het recht gaat in eigen hand genomen worden - en terecht;25

Heer [slachtoffer 3] ;
Wegens het schenden van Mensenrechten onder Internationale Verdragen EVRM en UVRM, krijgt u namens onderschrevene : [verdachte] . een direct opeisbare vordering opgelegd van € 50.000,00: schrijvens: vijftigduizend euro; U dient dit bedrag binnen 14 dagen over te boeken op rekening van Stichting Cultuur onder Vuur www. [website] ; Mocht u weigeren te betalen zult u eenmalig een herinnering en een aanmaning ontvangen; Daarna wordt dit dossier overgedragen aan derden;

De enige redenen waardoor wij bereid zouden zijn om deze vordering in te trekken is uw akkoord op een gesprek dat mijn compagnons - samen met al uw collega's willen voeren die de betreffende 16-09-2023 aanwezig waren;

Tevens eisen wij dat jullie namens Politiekorps Nijmegen jullie excuus gaan aanbieden aan [naam] . die op basis van bedrog en oplichting is vastgezet;

Daarnaast eisen wij dat jullie er als Politie voor gaan zorgen dat de scooter per direct wordt teruggegeven aan de enige rechtmatige eigenaar [naam] .;26

De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

4.3.3.5. Feit 7 - opruiing

Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:

Het klopt dat ik in de periode van 3 mei 2023 tot en met 1 augustus 2023 de ten laste gelegde uitlatingen in de Telegram-groep [telegram-groep] heb geplaatst.27

In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] staat onder meer - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende:

Naam: [verdachte]

Adres: [adres] te [woonplaats] .28

In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] staat onder meer - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende:

De Telegram groep [telegram-groep] is een openbaar kanaal waarin deelnemers - op de momenten van onderzoek waren dit er ongeveer 2600 - vrijelijk berichten, foto’s, video’s en links naar andere websites kunnen plaatsen. [verdachte] gebruikt het account . [verdachte] . De berichten in de Telegramgroep [telegram-groep] die onderzocht zijn, beslaan de periode 1 januari 2023 tot en met 14 augustus 2023. [verdachte] werpt zich op als beheerder van dit kanaal.29

De berichten van [verdachte] .:30

12 mei 2023:

Deurwaarders, curatoren, maar ook politieagenten of andere ambtenaren die zich misdragen jegens mij of een ander, jullie komen allemaal aan de beurt; 1000% zeker.

23 juni 2023:
Dat duurt niet lang meer; wij gaan binnenkort namelijk zelf beginnen met het oppakken van deurwaarders; daar starten we mee; maar ook leerplichtambtenaren zijn in beeld - én agenten; die denken dat ze onschendbaar zijn maar niets is minder waar.31

31 juli 2023:
Daarom is het burgerarrest ook een uitstekend middel om mensen te laten zien wat er allemaal schort in dit land;
Hiermee laat je volgens hun wetten namelijk zien dat die niet kloppen; anders zou je dit arrest immers niet uitvoeren; Ik ben ook tegen geweld maar ik zal mijzelf en mijn rechten verdedigen tot de dood aan toe, indien nodig.

31 juli 2023:

Voor het eerste burgerarrest zijn ca. 100 man gewenst;
Eens kijken hoe heldhaftig deurwaarders daarna nog zullen zijn; en de Politie kan straks trouwens ook niet meer wegkijken zoals ze nu steeds doen; hun medeplichtigheid komt hier namelijk mee naar buiten dus het wordt dan kiezen of delen; of het volk, of als niet nadenkende slaafse lakeien de afgrond in denderen...

1 augustus 2023:
Wanneer we de eerste art. 53 Sv. gepland hebben kondigen we dit hier aan en zullen we een selectie maken uit gegadigden;
Denk dat er voor het eerste burgerarrest al wel 200 man - als het er al geen 300 zijn - aanwezig zullen zijn.32

In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] staat onder meer - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende:

Telegram, [telegram-groep] , 3 mei 2023:33
: [verdachte]

“Wie het ook is, er gaan koppen rollen binnenkort.”34

5 BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

feit 1:
op 4 en 18 december 2023 te Den Dolder, althans in Nederland, medewerkers van de Nationale Politie heeft bedreigd met een terroristisch misdrijf en met enig misdrijf tegen het leven gericht door aan een medewerker van de politie een (e-mail)bericht te sturen met daarin de woorden:
- "alle medewerkers bij de Politie mogen (moeten) zich echt zorgen gaan maken want zij hebben geen idee wat hen te wachten staat" en
- "Maar wie niet horen wil moet dan maar voelen" en
- "één van die maatregelen is het klemrijden van een Politiewagen en iedereen die erin zit dood schieten - door gemaskerde mannen uiteraard" en
- "ergens in januari staat een eerste aanslag gepland tegen agenten, eentje die als waarschuwing zal dienen voor een opvolgende actie, dus nog niet dodelijk (...) maar jullie komen aan de beurt kennelijk" en
- "wij blijven niet waarschuwen; als jullie nu niet met ons aan tafel gaan, kom dan straks ook niet aankloppen als er onder agenten doden of gewonden zijn gevallen",
althans de woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

feit 2:
op 22 juni 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en gijzeling door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen:
- "Wij komen jou nog ophalen met een common law sherrifsteam, dan weetje dat vast. Burgerarrest" en
- "je gaat er aan (...) bel de politie maar" en
- het voorgaande te bevestigen door "Ja" te zeggen,
althans de woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

feit 3 subsidiair:
in de periode van 9 oktober 2023 tot en met 6 november 2023 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen [slachtoffer 2] die [slachtoffer 2] wederrechtelijk te dwingen iets te doen, te weten: betaling van een geldbedrag van een miljoen euro en een gesprek aangaan en excuses aan te bieden en een woning teruggeven en een onderzoek in te stellen naar een deurwaarder, door die [slachtoffer 2] onder meer schriftelijk mede te delen dat hij een direct opeisbare vordering opgelegd krijgt van

€ 1.000.000,00 die binnen 14 dagen moet worden betaald en daarbij te vermelden: "Mocht er dan nog steeds niet betaald zijn, dan zien wij ons genoodzaakt dit hele dossier met uw naam en de foto's van alle betrokken agenten naar buiten te brengen via Socials" en "De enige reden waardoor wij bereid zouden zijn om deze vordering in te trekken is uw akkoord op een gesprek dat mijn vier compagnons - samen met al uw collega's wil voeren die de betreffende 22 juni 2023 aanwezig waren", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

feit 4:
op 11 oktober 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door aan die [slachtoffer 2] een brief te sturen met daarin de woorden:
- "maar als ik werkzaam zou zijn geweest bij de Politie, zou ik mij in elk geval zeer ernstig zorgen gaan maken over mijzelf en mijn geliefden, want zover gaat het namelijk; De woorden 'kogel' en 'hoogste boom' zijn hierbij al gevallen" en
- "jullie lopen enorm risico, want het recht gaat in eigen hand genomen worden - en terecht", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl dit feit werd gepleegd tegen die [slachtoffer 2] in diens hoedanigheid van een ambtenaar van politie;

feit 5 subsidiair:
op 11 oktober 2023 te Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen [slachtoffer 3] die [slachtoffer 3] wederrechtelijk te dwingen iets te doen, te weten: betaling van een geldbedrag van vijftigduizend euro en een gesprek aangaan en excuses aan te bieden en een scooter teruggeven, door die [slachtoffer 3] schriftelijk mede te delen dat hij een direct opeisbare vordering opgelegd krijgt van vijftigduizend euro die binnen 14 dagen moet worden betaald en daarbij te vermelden: "Mocht u weigeren te betalen zult u eenmalig een herinnering en een aanmaning ontvangen; Daarna wordt dit dossier overgedragen aan derden;" en
"De enige reden waardoor wij bereid zouden zijn om deze vordering in te trekken is uw akkoord op een gesprek dat mijn compagnons - samen met al uw collega's willen voeren die de betreffende 16-09-2023 aanwezig waren", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

feit 6:
op 11 oktober 2023 te Nijmegen [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door aan die [slachtoffer 3] een brief te sturen met daarin de woorden:
- "maar als ik werkzaam zou zijn geweest bij de Politie, zou ik mij in elk geval zeer ernstig zorgen gaan maken over mijzelf en mijn geliefden, want zover gaat het namelijk; De woorden 'kogel' en ’hoogste boom' zijn hierbij al gevallen" en
- "jullie lopen enorm risico, want het recht gaat in eigen hand genomen worden - en terecht", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl dit feit werd gepleegd tegen die [slachtoffer 3] in diens hoedanigheid van een ambtenaar van politie;

feit 7:
in de periode van 3 mei 2023 tot en met 1 augustus 2023 te Den Dolder in het openbaar bij geschrift tot enig strafbaar feit en gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid door het plaatsen van berichten in de Telegramgroep [telegram-groep] , te weten
- op 3 mei 2023 een bericht met de volgende tekst "Wie het ook is, er gaan koppen rollen binnenkort" en
- op 12 mei 2023 een bericht met de volgende tekst "Deurwaarders, curatoren, maar ook politieagenten of andere ambtenaren die zich misdragen jegens mij of een ander, jullie komen allemaal aan de beurt; 1000% zeker" en
- op 23 juni 2023 een bericht met de volgende tekst "Dat duurt niet lang meer; wij gaan binnenkort namelijk zelf beginnen met het oppakken van deurwaarders; daar starten we mee; maar ook leerplichtambtenaren zijn in beeld - èn agenten; die denken dat ze onschendbaar zijn maar niets is minder waar" en
- op 31 juli 2023 een bericht met de volgende tekst "Daarom is het burgerarrest ook een uitstekend middel om mensen te laten zien wat er allemaal schort in dit land; Hiermee laatje volgens hun wetten namelijk zien dat die niet kloppen; anders zou je dit arrest immers niet uitvoeren; Ik ben ook tegen geweld maar ik zal mijzelf en mijn rechten verdedigen tot de dood aan toe, indien nodig" en
- op 31 juli 2023 een bericht met de volgende tekst "Voor het eerste burgerarrest zijn ca 100 man gewenst en/of "Eens kijken hoe heldhaftig deurwaarders daarna nog zullen zijn; en de Politie kan straks trouwens ook niet meer wegkijken zoals ze nu steeds doen; hun medeplichtigheid komt hier namelijk mee naar buiten dus het wordt dan kiezen of delen; of het volk, of als niet nadenkende slaafse lakeien de afgrond in denderen..." en
- op 1 augustus 2023 een bericht met de volgende tekst "Wanneer we de eerste art. 53 Sv. gepland hebben kondigen we dit hier aan en zullen we een selectie maken uit gegadigden; Denk dat er voor het eerste burgerarrest al wel 200 man - als het er al geen 300 zijn - aanwezig zullen zijn...".

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6 STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:

feit 1: bedreiging met een terroristisch misdrijf en met enig misdrijf tegen het leven gericht;

feit 2: medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met gijzeling;

feit 3 subsidiair en feit 4: de eendaadse samenloop van

medeplegen van poging tot een ander door bedreiging met geweld en met een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen,

en

medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

feit 5 subsidiair en feit 6: de eendaadse samenloop van

poging tot een ander door bedreiging met geweld en met een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen,

en

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

feit 7: in het openbaar bij geschrift tot enig strafbaar feit en gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag opruien.

7 STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8 OPLEGGING VAN STRAF

8.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 40 maanden, waarvan een gedeelte van 20 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft, gelet op het advies van de reclassering van 23 januari 2025, geen oplegging van bijzondere voorwaarden geëist. Wel heeft hij de rechtbank gevorderd een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Sr aan verdachte op te leggen, inhoudende een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] voor de duur van twee jaren. De officier van justitie heeft verzocht deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

8.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de strafmaat.

8.3

Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.

De aard en ernst van de feiten

Verdachte maakte rondom de tenlastegelegde periode actief deel uit van de soevereinenbeweging. Het gedachtegoed van de soevereinen behelst onder meer dat de Nederlandse overheid geen legitieme macht over hen uitoefent en dat de Nederlandse wet- en regelgeving niet op hen van toepassing is, wat een ontwrichtende werking heeft.

Verdachte heeft zich als kopstuk van de soevereinenbeweging opgesteld. Verdachte heeft in zijn rol gezorgd dat bovenstaand onjuist wereldbeeld verder werd verspreid, wat tot schadelijke gevolgen kan leiden. Hij heeft in die rol als kopstuk de grenzen van het recht fors overschreden. Zo heeft verdachte zich in een tijdsbestek van een aantal maanden onder meer schuldig gemaakt (al dan niet tezamen met een ander) aan twee pogingen tot dwang en bedreigingen (zowel schriftelijk als mondeling) richting een deurwaarder, twee politiemedewerkers en de Nationale Politie als geheel, waarbij bij deze laatste bedreiging sprake is geweest van bedreiging met een terroristisch misdrijf. Verdachte heeft met zijn handelen hiermee niet alleen overheidsfunctionarissen belemmerd in de uitvoering van hun werk, maar ook voor gevoelens van angst gezorgd. Het dreigen met een terroristisch misdrijf is een ernstig, indringend en angstaanjagend delict.

Verdachte heeft daarnaast, als beheerder van een grote Telegram-groep voor soevereinen, opruiend gehandeld en mensen aangespoord tot het plegen van strafbare feiten en gewelddadig optreden tegen de politie. Zo is opgeroepen tot het uitvoeren van ‘burgerarresten’, waarbij, blijkens het dossier, overheidsfunctionarissen worden opgepakt en volgens eigen opgezette volkstribunalen worden berecht. Het op deze wijze oproepen tot geweld is onacceptabel, werkt ontwrichtend en is zorgwekkend. Anderen kunnen hierdoor bewogen worden tot het daadwerkelijk overgaan tot fysiek geweld.

De persoon van verdachte

De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) van 17 december 2024 op naam van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.

De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het advies van de reclassering van 23 januari 2025, opgesteld door de heer J. Geytenbeek en de heer F. Lommers, reclasseringswerkers. Op grond van de definitie van de AIVD schaart de reclassering verdachte onder de noemer ‘niet-gewelddadige anti-institutioneel extremisme’. De risico’s op algemene- en geweldsrecidive en extremistisch geweld zijn ook laag.

De reclassering benadrukt dat bij verdachte nog steeds sprake is van een hoge mate van ervaren onrecht en verdachte vindt dat het corrupte Nederlandse systeem vervangen moet worden. Hoewel verdachte open staat om in gesprek te gaan over andere zienswijzen, is er volgens de reclassering geen sprake van een herinterpretatie van zijn ideologie en is hij niet te overtuigen van zijn ongelijk.

De reclassering benoemt verder dat er geen aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van een verstandelijke beperking of psychische problematiek bij verdachte. Verdachte heeft ook geen hulpvraag van praktische dan wel psychische aard.

Gedurende de schorsing van zijn preventieve hechtenis is verdachte zich voornamelijk gaan richten op het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding. Verdachte werkt op dit moment fulltime bij onder andere gemeenten.

Bij een veroordeling heeft de reclassering, gelet op het voorgaande, geadviseerd verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, nu zij geen mogelijkheden zien om met interventies of een reclasseringstoezicht het gedrag te veranderen.

De op te leggen straf

Gelet op de aard en ernst van de feiten en de rol van verdachte hierin kan er met geen andere straf worden volstaan dan met het opleggen van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meerdere maanden. De rechtbank vindt van groot belang dat in de strafoplegging tot uiting komt dat op dit soort strafbare gedragingen een stevige reactie volgt.

De rechtbank ziet aanleiding een groot deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm aan verdachte op te leggen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de bewezenverklaarde feiten dateren uit 2023 en niet gebleken is dat verdachte het afgelopen jaar voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen. Het voorwaardelijke strafdeel moet verdachte ervan weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. Gelet op het advies van de reclassering zal de rechtbank geen bijzondere voorwaarden opleggen.

Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden.

De rechtbank legt vanwege de aard en ernst van de ten laste gelegde feiten een lagere straf op dan is geëist door de officier van justitie. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het

-hoe ernstig ook - bij mondelinge en schriftelijke bedreigingen is gebleven, en het dossier geen blijk geeft van gepleegd fysiek geweld vanuit verdachte. Daarnaast is de officier van justitie in zijn strafeis uitgegaan van het onder feit 3 primair en feit 5 primair ten laste gelegde (poging tot afpersing), terwijl de rechtbank het subsidiair ten laste gelegde (poging tot dwang) heeft bewezenverklaard.

Contactverbod

De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding om ter voorkoming van (soortgelijke) strafbare feiten op grond van artikel 38v Sr een vrijheidsbeperkende maatregel in de vorm van een contactverbod met [medeverdachte] op te leggen. Een dergelijk contactverbod acht de rechtbank uit oogpunt van recidivebeperking niet nodig.

Voorlopige hechtenis

Verdachte is per 29 maart 2024 geschorst uit voorlopige hechtenis. De rechtbank zal aan verdachte een straf opleggen die de duur van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht overstijgt, dit betekent dat verdachte terug moet naar de gevangenis. De rechtbank neemt als uitgangspunt dat verdachte zijn proces in vrijheid mag afwachten, ook een eventuele procedure in hoger beroep. De rechtbank ziet op dit moment, gelet op de persoon van verdachte, geen aanleiding hiervan af te wijken en zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis niet opheffen.

Wel zal de rechtbank, gelet op voorgaande overweging over het niet nodig achten van bijzondere voorwaarden, de schorsingsvoorwaarden wijzigen, in die zin dat de bijzondere voorwaarden komen te vervallen.

9 BESLAG

  • -

    een wapen (G3284253);

  • -

    een wapen (G3284262);

  • -

    een wapen (G3284267);

  • -

    een wapen (G3284270);

  • -

    een telefoontoestel: iPhone 11 (799068);

  • -

    administratie (799075);

  • -

    een computer HP (799069);

  • -

    een USB-stick (799080);

  • -

    administratie (799090);

  • -

    administratie (799091);

  • -

    administratie (799092);

  • -

    administratie (799076);

  • -

    een telefoontoestel: iPhone 13 (799070).

9.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen administratie (799075) terug te geven aan verdachte. Daarnaast heeft hij gevorderd de iPhone 13, iPhone 11, de HP laptop en de USB-stick verbeurd te verklaren. De rest van de in beslag genomen goederen moeten worden onttrokken aan het verkeer.

9.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht, gelet op de bepleite integrale vrijspraak, alle in beslag genomen goederen terug te geven aan verdachte. Subsidiair heeft hij gevraagd teruggave te gelasten van in ieder geval de klassieke wapens, waarvoor geen vergunning vereist is, de laptop en telefoons.

9.3

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank zal teruggave van alle in beslag genomen goederen gelasten, omdat de rechtbank geen aanleiding ziet de in beslag genomen goederen als bijkomende straf verbeurd te verklaren.

10 TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 47, 55, 57, 63, 131, 284 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11 BESLISSING

De rechtbank:

Ontvankelijkheid officier van justitie

- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;

Vrijspraak

- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd onder feit 3 primair en feit 5 primair en spreekt verdachte daarvan vrij;

Bewezenverklaring

- verklaart het onder feit 1, feit 2, feit 3 subsidiair, feit 4, feit 5 subsidiair, feit 6 en feit 7 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;

- verklaart het onder feit 1, feit 2, feit 3 subsidiair, feit 4, feit 5 subsidiair, feit 6 en feit 7 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;

- verklaart verdachte strafbaar;

Straf

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden;

- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 6 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;

- stelt daarbij een proeftijd van drie jaren vast;

- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

Beslag

- gelast de teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, te weten verdachte, van:

  • -

    een wapen (G3284253);

  • -

    een wapen (G3284262);

  • -

    een wapen (G3284267);

  • -

    een wapen (G3284270);

  • -

    een telefoontoestel: iPhone 11 (799068);

  • -

    administratie (799075);

  • -

    een computer HP (799069);

  • -

    een USB-stick (799080);

  • -

    administratie (799090);

  • -

    administratie (799091);

  • -

    administratie (799092);

  • -

    administratie (799076);

  • -

    een telefoontoestel: iPhone 13 (799070);

Voorlopige hechtenis

wijzigt de bij bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis van 29 maart 2024 opgelegde voorwaarden in die zin dat de voorwaarden komen te luiden:

  1. De verdachte zal zich niet aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis onttrekken, indien de opheffing van de schorsing mocht worden bevolen;

  2. Indien de verdachte wegens het feit waarvoor de voorlopige hechtenis is bevolen tot andere dan vervangende vrijheidsstraf mocht worden veroordeeld, zal de verdachte zich niet onttrekken aan de tenuitvoerlegging daarvan;

  3. De verdachte zal ten behoeve van het vaststellen van zijn of haar identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of zal een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel I van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;

  4. De verdachte zal zich niet aan een strafbaar feit schuldig maken.

  5. De verdachte zal verschijnen op iedere oproep van politie en justitie.

  6. De verdachte zal bij wijziging van zijn of haar adres het nieuwe adres schriftelijk doorgeven aan de officier van justitie.

Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G de Weerd, voorzitter, mr. N.M.H. van Ek en mr. S.E. van den Brink, in tegenwoordigheid van mr. N.W. Hekker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 februari 2025.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:

feit 1:
hij op of omstreeks 4 en/of 18 december 2023 te Den Dolder, althans in Nederland, medewerkers van de Nationale Politie heeft bedreigd met een terroristisch misdrijf en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling door aan (een medewerker van) de politie een (e-mail)bericht te sturen met daarin de woorden:
- "alle medewerkers bij de Politie mogen (moeten) zich echt zorgen gaan maken want zij hebben geen idee wat hen te wachten staat" en/of
- "Maar wie niet horen wil moet dan maar voelen" en/of
- "één van die maatregelen is het klemrijden van een Politiewagen en iedereen die erin zit dood schieten - door gemaskerde mannen uiteraard" en/of
- "ergens in januari staat een eerste aanslag gepland tegen agenten, eentje die als waarschuwing zal dienen voor een opvolgende actie, dus nog niet dodelijk (...) maar jullie komen aan de beurt kennelijk" en/of
- "wij blijven niet waarschuwen; als jullie nu niet met ons aan tafel gaan, kom dan straks ook niet aankloppen als er onder agenten doden of gewonden zijn gevallen",
althans de woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

feit 2:
hij op 22 juni 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of gijzeling, en/of zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen:
- "Wij komen jou nog ophalen met een common law sherrifsteam, dan weetje dat vast. Burgerarrest" en/of
- "je gaat er aan (...) bel de politie maar" en/of
- het voorgaande te bevestigen door "Ja" te zeggen,
althans de woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

feit 3:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 oktober 2023 tot en met 6 november 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een of meer anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, (telkens) [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag (te weten één miljoen euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte,
- door meerdere keren met (een) ander(en) naar het politiebureau van politie Amsterdam (gelegen aan [adres] en/of [adres] ) is gegaan en heeft gevraagd naar die [slachtoffer 2] en/of
- (vervolgens) (aldaar) een aan die [slachtoffer 2] persoonlijk gerichte brief heeft/hebben afgegeven waarin hij en/of zijn mededaders(s) die [slachtoffer 2] een direct opeisbare vordering van één miljoen euro oplegt/opleggen die binnen twee weken dient te worden betaald en dat als niet wordt betaald alles openbaar wordt gemaakt en/of het hele dossier met de naam van die [slachtoffer 2] en de foto's van betrokken agenten via social media naar buiten wordt gebracht en/of
- (terwijl) in die brief onder meer staat vermeld "maar als ik werkzaam zou zijn geweest bij de Politie, zou ik mij in elk geval zeer ernstig zorgen gaan maken over mijzelf en mijn geliefden, want zover gaat het namelijk; De woorden 'kogel' en 'hoogste boom' zijn hierbij al gevallen" en/of "jullie lopen enorm risico, want het recht gaat in eigen hand genomen worden - en terecht", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet is voltooid;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 oktober 2023 tot en met 6 november 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) door geweld of enige andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen [slachtoffer 2] en/of door bedreiging met smaad en/of smaadschrift die [slachtoffer 2] wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, (te weten: betaling van een geldbedrag van een miljoen euro en/of een gesprek aangaan en/of excuses aan te bieden en/of een woning teruggeven en/of een onderzoek in te stellen naar een deurwaarder), door die [slachtoffer 2] (onder meer) schriftelijk mede te delen dat hij een (direct opeisbare) vordering opgelegd krijgt van € 1.000.000,00 die binnen 14 dagen moet worden betaald en daarbij te vermelden: "Mocht er dan nog steeds niet betaald zijn, dan zien wij ons genoodzaakt dit hele dossier met uw naam en de foto's van alle betrokken agenten naar buiten te brengen via Socials" en/of "De enige reden waardoor wij bereid zouden zijn om deze vordering in te trekken is uw akkoord op een gesprek dat mijn vier compagnons - samen met al uw collega's wil voeren die de betreffende 22 juni 2023 aanwezig waren", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet is voltooid;

feit 4:
hij op of omstreeks 11 oktober 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door aan die [slachtoffer 2] een brief te sturen met daarin de woorden:
- "maar als ik werkzaam zou zijn geweest bij de Politie, zou ik mij in elk geval zeer ernstig zorgen gaan maken over mijzelf en mijn geliefden, want zover gaat het namelijk; De woorden 'kogel' en 'hoogste boom' zijn hierbij al gevallen" en/of
- "jullie lopen enorm risico, want het recht gaat in eigen hand genomen worden - en terecht", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl dit feit werd gepleegd tegen die [slachtoffer 2] in diens hoedanigheid van een ambtenaar van politie;

feit 5:
hij op 11 oktober 2023 te Nijmegen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een of meer anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag (te weten vijftigduizend euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte,
- naar het politiebureau van politie Nijmegen (gelegen aan de [adres] ) is gegaan en (vervolgens) (aldaar) een aan die [slachtoffer 3] persoonlijk gerichte brief heeft afgegeven waarin hij die [slachtoffer 2] een direct opeisbare vordering van vijftigduizend euro oplegt die binnen twee weken dient te worden betaald en dat als niet wordt betaald het dossier wordt overgedragen aan derden en/of
- (terwijl) in die brief onder meer staat vermeld "maar als ik werkzaam zou zijn geweest bij de Politie, zou ik mij in elk geval zeer ernstig zorgen gaan maken over mijzelf en mijn geliefden, want zover gaat het namelijk; De woorden 'kogel' en 'hoogste boom' zijn hierbij al gevallen" en/of "jullie lopen enorm risico, want het recht gaat in eigen hand genomen worden - en terecht",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet is voltooid;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op 11 oktober 2023 te Nijmegen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of enige andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen [slachtoffer 3] die [slachtoffer 3] wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, te weten:
betaling van een geldbedrag van vijftigduizend euro en/of
een gesprek aangaan en/of
excuses aan te bieden en/of
een scooter teruggeven, door die [slachtoffer 3] schriftelijk mede te delen dat hij een (direct opeisbare) vordering opgelegd krijgt van vijftigduizend euro die binnen 14 dagen moet worden betaald en daarbij te vermelden: "Mocht u weigeren te betalen zult u eenmalig een herinnering en een aanmaning ontvangen; Daarna wordt dit dossier overgedragen aan derden;" en/of
"De enige reden waardoor wij bereid zouden zijn om deze vordering in te trekken is uw akkoord op een gesprek dat mijn compagnons - samen met al uw collega's willen voeren die de betreffende 16-09-2023 aanwezig waren",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

feit 6:
hij op 11 oktober 2023 te Nijmegen, althans in Nederland, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door aan die [slachtoffer 3] een brief te sturen met daarin de woorden:
- "maar als ik werkzaam zou zijn geweest bij de Politie, zou ik mij in elk geval zeer ernstig zorgen gaan maken over mijzelf en mijn geliefden, want zover gaat het namelijk; De woorden 'kogel' en ’hoogste boom' zijn hierbij al gevallen" en/of
- "jullie lopen enorm risico, want het recht gaat in eigen hand genomen worden - en terecht", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl dit feit werd gepleegd tegen die [slachtoffer 3] in diens hoedanigheid van een ambtenaar van politie;

feit 7:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 mei 2023 tot en met 1 augustus 2023 te Den Dolder, althans in Nederland, in het openbaar mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid door het plaatsen en/of delen van een of meer bericht(en) en/of geschrift(en) in de Telegramgroep [telegram-groep] , te weten
- (op 3 mei 2023) een bericht met de volgende tekst "Wie het ook is, er gaan koppen rollen binnenkort" en/of
- (op 12 mei 2023) een bericht met de volgende tekst "Deurwaarders, curatoren, maar ook politieagenten of andere ambtenaren die zich misdragen jegens mij of een ander, jullie komen allemaal aan de beurt; 1000% zeker" en/of
- (op 23 juni 2023) een bericht met de volgende tekst "Dat duurt niet lang meer; wij gaan binnenkort namelijk zelf beginnen met het oppakken van deurwaarders; daar starten we mee; maar ook leerplichtambtenaren zijn in beeld - èn agenten; die denken dat ze onschendbaar zijn maar niets is minder waar" en/of
- (op 31 juli 2023) een bericht met de volgende tekst "Daarom is het burgerarrest ook een uitstekend middel om mensen te laten zien wat er allemaal schort in dit land; Hiermee laatje volgens hun wetten namelijk zien dat die niet kloppen; anders zou je dit arrest immers niet uitvoeren; Ik ben ook tegen geweld maar ik zal mijzelf en mijn rechten verdedigen tot de dood aan toe, indien nodig" en/of
- (op 31 juli 2023) een bericht met de volgende tekst "Voor het eerste burgerarrest zijn ca 100 man gewenst en/of "Eens kijken hoe heldhaftig deurwaarders daarna nog zullen zijn; en de Politie kan straks trouwens ook niet meer wegkijken zoals ze nu steeds doen; hun medeplichtigheid komt hier namelijk mee naar buiten dus het wordt dan kiezen of delen; of het volk, of als niet nadenkende slaafse lakeien de afgrond in denderen..." en/of
-(op 1 augustus 2023) een bericht met de volgende tekst "Wanneer we de eerste art. 53 Sv. gepland hebben kondigen we dit hier aan en zullen we een selectie maken uit gegadigden; Denk dat er voor het eerste burgerarrest al wel 200 man - als het er al geen 300 zijn - aanwezig zullen zijn...";

1 Vgl. Hoge Raad 10 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1890 en Hoge Raad 22 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1508.

2 Hoge Raad 24 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:447.

3 Pagina 162 van het einddossier.

4 Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 maart 2024, genummerd 2023224353, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 523. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.

5 De verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 29 januari 2025.

6 Een proces-verbaal van aanhouding, pagina 21.

7 Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 240.

8 De verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 29 januari 2025.

9 Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 151.

10 Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 151-152.

11 Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 330.

12 Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 336.

13 De verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 29 januari 2025.

14 Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 453.

15 Een geschrift, te weten de overgelegde brief gericht aan [slachtoffer 2] , pagina 206.

16 Een geschrift, te weten de overgelegde brief gericht aan [slachtoffer 2] , pagina 208.

17 Een geschrift, te weten de overgelegde brief gericht aan [slachtoffer 2] , pagina 210.

18 Een geschrift, te weten de overgelegde brief gericht aan [slachtoffer 2] , pagina 211.

19 Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 444.

20 De verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 29 januari 2025.

21 Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , pagina 502.

22 Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , pagina 503.

23 Een geschrift, te weten de overgelegde brief gericht aan [slachtoffer 3] , pagina 505.

24 Een geschrift, te weten de overgelegde brief gericht aan [slachtoffer 3] , pagina 506.

25 Een geschrift, te weten de overgelegde brief gericht aan [slachtoffer 3] , pagina 508.

26 Een geschrift, te weten de overgelegde brief gericht aan [slachtoffer 3] , pagina 510.

27 De verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 29 januari 2025.

28 Een proces-verbaal van aanhouding, pagina 21.

29 Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 162.

30 Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 163.

31 Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 164.

32 Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 168.

33 Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 231.

34 Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 234.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.