Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBMNE:2025:384

Rechtbank Midden-Nederland
12-02-2025
12-02-2025
16/187101-22 (P)
Strafrecht
Eerste aanleg - meervoudig

Verdachte heeft een ongeladen gaspistool in zijn woning voorhanden gehad. Daarnaast heeft hij zich tezamen met een ander schuldig gemaakt aan poging tot dwang en bedreigingen (zowel schriftelijk als mondeling) richting een deurwaarder en een politiemedewerker. Verdachte maakte rondom de ten laste gelegde periode actief deel uit van de soevereinenbeweging. Hoewel verdachte een substantiële bijdrage heeft geleverd aan de totstandkoming van de strafbare feiten, blijkt uit het dossier dat hij niet de initiator hiervan is geweest. Verdachte heeft een volgende rol gehad en de rechtbank neemt dit bij het bepalen van de strafmaat in aanmerking. De rechtbank legt verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van 3 jaren.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht

Zittingsplaats Utrecht

Parketnummers: 16/187101-22 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 12 februari 2025

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [1970] in [geboorteplaats] ,

wonende [adres] in [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 29 maart 2024 en 29 januari 2025. De zaak is op laatstgenoemde datum inhoudelijk behandeld.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. B. Nitrauw en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.P. Hilhorst, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2 TENLASTELEGGING

De omschrijving van de tenlastelegging is op de zitting van 29 maart 2024 aangepast. De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

feit 1:
op 22 juni 2023 in Amsterdam samen met (een) ander(en) [slachtoffer 1] heeft bedreigd met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of gijzeling en/of zware mishandeling;

feit 2, primair:
in de periode van 9 oktober 2023 tot en met 6 november 2023 in Amsterdam samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd met geweld en/of bedreiging met geweld een geldbedrag van één miljoen euro van [slachtoffer 2] af te persen;

feit 2, subsidiair:
in de periode van 9 oktober 2023 tot en met 6 november 2023 in Amsterdam samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd [slachtoffer 2] te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, te weten: een geldbedrag van een miljoen euro te betalen en/of een gesprek aan te gaan en/of excuses aan te bieden en/of een woning terug te geven en/of een onderzoek in te stellen naar een deurwaarder;

feit 3:
op 11 oktober 2023 in Amsterdam samen met (een) ander(en) [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht;

feit 4:
op 21 december 2023 in Utrecht een wapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (gas)pistool, voorhanden heeft gehad.

3 VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht de (primair) ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft bepleit verdachte van alle (primair en subsidiair) ten laste gelegde feiten vrij te spreken en zij heeft hiertoe het volgende aangevoerd.

Ten aanzien van feit 1 - bedreiging [slachtoffer 1]

Aan de vereisten voor een bewezenverklaring van bedreiging is volgens de raadsvrouw niet voldaan. Verdachte heeft, na een aantal uur voor niets op het politiebureau vast te hebben gezeten, de ten laste gelegde bewoordingen geuit. Hij heeft nimmer de intentie gehad geweld te plegen en aangever vrees aan te jagen. Daarbij komt dat aangever zich ten tijde van het ten laste gelegde niet bedreigd heeft gevoeld.

Ten aanzien van feit 2, primair en subsidiair en feit 3 - poging tot afpersing of dwang en bedreiging van [slachtoffer 2]

Ook aangever [slachtoffer 2] heeft zich ten tijde van het ten laste gelegde niet bedreigd gevoeld. Dit blijkt uit het feit dat hij pas in een later stadium aangifte heeft gedaan en de overgelegde brief van de medeverdachte (hierna: [medeverdachte] ) naar eigen zeggen niet serieus nam. De raadsvrouw heeft daarnaast bepleit dat geen sprake is van medeplegen, nu verdachte niet op de hoogte was van de exacte inhoud van voornoemde brief.

Indien de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komt van beide feiten, heeft de raadsvrouw benoemd dat haar inziens sprake is van eendaadse samenloop.

Ten aanzien van feit 4 - verboden wapenbezit

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het aangetroffen gaspistool van de zoon van verdachte is en verdachte zich er niet van bewust was dat deze in zijn woning lag.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

4.3.1.

Inleiding

Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn beiden al langere tijd kritisch op de Nederlandse overheid. De coronamaatregelen waren voor hen ‘de druppel die de emmer deed overlopen’. Ze hebben geen vertrouwen meer in de huidige democratische rechtsorde. Ze maakten ten tijde van de tenlastegelegde periode deel uit van een grotere groep soevereinen/autonomen. Niemand heeft volgens verdachte en [medeverdachte] iets te zeggen over hen als levende wezens. Tot aan deze strafzaak zetten ze zich actief in om ervoor te zorgen dat de overheid een andere koers zou varen, en dat de samenleving zou veranderen. Alleen konden ze geen verandering teweegbrengen en kregen ze, ondanks hun roep hiertoe, geen antwoorden op voor hen belangrijke vragen. Ze voelden zich toen, en nu nog steeds, niet gehoord.

Het is begrijpelijk dat iemand zijn onvrede wil uiten en in gesprek wil gaan met betrokken personen of instanties. Iedereen heeft ook het recht om het wel of niet met de overheid eens te zijn en om die mening uit te dragen, maar dit alles wel binnen de grenzen van de wet. De wet geldt voor iedereen die in Nederland woont, leeft of verblijft, dus ook voor soevereinen/autonomen, ongeacht of zij het eens zijn met die wetten en of zij die wetten rechtsgeldig vinden. Ook verdachte en [medeverdachte] hebben zich dus te houden aan de wet, en dat hebben zij niet gedaan. In hun pogingen om de samenleving te veranderen hebben zij de grenzen van de wet overschreden door te dreigen met geweld.

De rechtbank acht de specifiek tenlastegelegde strafbare gedragingen onder feit 1, feit 2 subsidiair, feit 3 en feit 4 bewezen op grond van de hierna opgenomen bewijsmiddelen.

4.3.3.

Bewijsmiddelen 1

4.3.3.1. Feit 1 - bedreiging [slachtoffer 1]

Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:

Het klopt dat ik op 22 juni 2023 in Amsterdam tegen de deurwaarder heb gezegd: ‘je gaat er aan’. Ik was samen met medeverdachte [medeverdachte] .2

[slachtoffer 1] heeft in de aangifte onder meer - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
Op 22 juni 2023 was ik in [woonplaats] . Ik was daar aan het werk als deurwaarder. Ik stond voor de woning [adres] . [medeverdachte] zei iets over een sheriffs team dat voor mij zou langskomen voor een burgerarrest. Ze keken mij aan toen ze dit zeiden, hierop wist ik dat ze mij bedoelden wat betreft het burgerarrest. Daarna zei die andere man, die [verdachte] heet, ‘je gaat er aan'.3 Ik vond dit zeer bedreigend.4

In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] staat onder meer - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende:

In de woning van [medeverdachte] is een iPhone 11 in beslag genomen.5 Op de telefoon is het filmpje van de bedreiging van de deurwaarder in [woonplaats] op 22 juni 2023

aangetroffen. Te horen is dat [medeverdachte] zegt: “Wij komen jou nog ophalen met een Common Law sheriffsteam, dan weet je dat vast. Burgerarrest.” Vervolgens zegt [verdachte] : “Je gaat eraan...bel de politie maar”. [medeverdachte] zegt daarna: “ja”. Bij de video staat dat deze is gemaakt door de iPhone 11 op 22-6-2023. Locatie die aan de video hangt is de [straat] in [woonplaats] .6

4.3.3.2. Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 - bedreiging [slachtoffer 1]

Ten laste is gelegd dat verdachte tezamen en in vereniging [slachtoffer 1] , een deurwaarder, heeft bedreigd. Voor een bewezenverklaring is volgens vaste rechtspraak vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd. Ook moet worden vastgesteld dat verdachte opzet heeft gehad op het ontstaan van voornoemde redelijke vrees.

Betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard als is komen vast te staan dat bij het begaan van dit feit sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Daarbij moet de intellectuele en/of materiële bijdrage van een verdachte aan het delict van voldoende gewicht zijn.

De rechtbank oordeelt op grond van de bewijsmiddelen dat op 22 juni 2023 sprake is geweest van bedreiging waarbij verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met [medeverdachte] . De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.

Redelijke vrees

Voor beantwoording van de vraag of door de bewoordingen in het algemeen de redelijke vrees bij de deurwaarder kon ontstaan dat de bedreigingen ten uitvoer zouden worden gelegd, zijn de volgende vooraf plaatsgevonden omstandigheden van belang.

Verdachte en [medeverdachte] waren op 22 juni 2023 samen aanwezig bij de ontruiming van een woning gelegen aan de [straat] in [woonplaats] . Bij deze ontruiming was een opgeschaalde politie-eenheid aanwezig, omdat [medeverdachte] online zou hebben opgeroepen naar voornoemde locatie te komen. De verdachten versperden de toegang tot de woning en zijn aangehouden en overgebracht naar het politiebureau, vanwege een weigering zich met een officieel legitimatiebewijs te legitimeren. Na vrijlating zijn de verdachten teruggegaan naar de [straat] , waar de ontruiming nog bezig was. Al filmend hebben zij toen de ten laste gelegde bewoordingen tegen de deurwaarder geuit, waarbij [medeverdachte] onder andere het woord ‘burgerarrest’ noemt en verdachte zegt ‘je gaat er aan… bel de politie maar’, waarop [medeverdachte] dit met het woord ‘ja’ bevestigt.

Gelet op de aard en ernst van de uitlatingen van de verdachten, in combinatie met de genoemde omstandigheden (vooraf), te weten de benodigd bevonden politieopschaling, de belemmering van de ontruiming en de terugkomst van de verdachten na aanhouding, kon in het algemeen de redelijke vrees bij de deurwaarder ontstaan dat deze ten uitvoer zouden worden gelegd. Deze vrees is, blijkens de aangifte, ook bij de deurwaarder ontstaan.

De verdachten stellen dat met het woord ‘burgerarrest’ een (niet gewelddadige) aanhouding op heterdaad, zoals opgenomen in artikel 53 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), wordt bedoeld. Daar gaat de rechtbank niet in mee. In artikel 53 Sv is bepaald dat een ieder bevoegd is een verdachte aan te houden in geval van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit en de aanhouding tot doel heeft een verdachte onverwijld over te dragen aan een opsporingsambtenaar. Van enig naar Nederlands recht strafbaar feit gepleegd door de deurwaarder op 22 juni 2023 is de rechtbank niet gebleken. Dit betekent dat er voor verdachten dan ook geen bevoegdheid was tot het aanhouden van aangever.

Dat na een burgerarrest onverwijld een overdacht van de gearresteerde aan de politie plaatsvindt, zoals door de verdachten wordt gesteld en de wet ook vereist, blijkt ook niet uit het dossier. Integendeel: er zijn aanwijzingen dat de Common Law Sherrifs juist mensen moeten aanhouden en dan voor een volkstribunaal moeten brengen. Dan komt er een volksjury van 13 of 15 of 25 man en [medeverdachte] denkt, zo blijkt uit het tapgesprek van 20 december 2023, dat de mensen rijen dik staan om hem te helpen met het berechten van ”rechters en de corrupte agenten en noem maar op”. Daarbij ligt het ook niet voor de hand dat verdachte en [medeverdachte] de deurwaarder zouden ophalen om hem over te dragen aan de politie, omdat verdachte juist uitdraagt dat de politie in zijn beleving geen bevoegdheden meer heeft.

Daarbij komt dat verdachte, nadat het woord ‘burgerarrest’ is gevallen, zegt ‘je gaat er aan’, wat door [medeverdachte] wordt bevestigd. Dit ondermijnt het gestelde niet gewelddadige karakter van het burgerarrest. Onmiskenbaar is, gelet op de bewoordingen, bedreigd met gijzeling dan wel met een misdrijf tegen het leven gericht.

De rechtbank verwerpt verder het verweer van de raadsvrouw dat de uitlatingen van verdachte gezien moeten worden als emotionele ontlading. Dit doet immers aan het bedreigende karakter daarvan niets af. Het valt juist niet uit te sluiten dat iemand zijn bedreigingen waarmaakt in een emotionele toestand. Daar komt bij dat er door verdachten in hun berichten al vaker op deze wijze wordt gesproken over onder andere deurwaarders, hetgeen er op duidt dat deze woorden gemeend zijn en niet zijn ingegeven door een moment van emotionele ontlading.

Medepleger

De rechtbank oordeelt verder dat verdachte als medepleger kan worden beschouwd.

Verdachte en [medeverdachte] zijn samen teruggegaan en hebben elkaar ten tijde van de bedreiging mondeling aangevuld, waarmee de dreiging is versterkt. Hoewel verdachte niet alle ten laste gelegde woorden zelf heeft geuit, heeft hij door voornoemd handelen, voorafgaand aan en tijdens de uitvoering, een wezenlijke bijdrage geleverd aan de totstandkoming van de bedreiging.

4.3.3.3. Feit 2 subsidiair en feit 3 - poging tot afpersing of dwang en bedreiging van [slachtoffer 2]

Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:

[medeverdachte] wilde op 11 oktober 2023 naar het politiebureau in Amsterdam gaan om brieven af te geven. Ik ben met hem hiernaartoe gegaan. Hij heeft mij onderweg mondeling toegelicht wat er in de brief stond. Ik wist dus globaal wat hierin stond. Ook hoorde ik dat in de brief stond dat deze namens mij was. Ik heb dit geaccepteerd.7

In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] staat onder meer - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende:

Op 11 oktober 2023 hebben [medeverdachte] en [verdachte] op het hoofdbureau van de politie in Amsterdam een aantal brieven gericht aan politiemedewerkers van deze eenheid, afgegeven. Eén van deze brieven was gericht aan wijkagent [slachtoffer 2] .8

In de overgelegde brief gericht aan [slachtoffer 2] staat onder meer - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende:

IN PERSONA AFGEGEVEN:

Politie Amsterdam

t.a.v. dhr. [slachtoffer 2] .

AMSTERDAM

VORDERING

Den Dolder: 9 oktober 2023: [medeverdachte] , jurist

Maar als ik werkzaam zou zijn geweest bij de Politie, zou ik mij in elk geval zeer ernstig zorgen maken over mijzelf en mijn geliefden, want zover gaat het namelijk; De woorden 'kogel' en 'hoogste boom' zijn hierbij al gevallen;9

Jullie lopen enorm risico, want het recht gaat in eigen hand genomen worden - en terecht.10

Heer [slachtoffer 2] .;

Wegens het schenden van Mensenrechten onder Internationale Verdragen EVRM en UVRM, krijgt u namens onderschrevene: [medeverdachte] . [ [medeverdachte] ], mijn compagnon : [verdachte] ; een direct opeisbare vordering opgelegd van € 1.000.000.00: schrijvens: één miljoen euro; U dient dit bedrag binnen 14 dagen over te boeken op rekening van Stichting Cultuur onder Vuur - www. [website] ; Mocht u weigeren te betalen, dan zult u eenmalig een herinnering en een aanmaning ontvangen; Mocht er dan nog steeds niet betaald zijn, dan zien wij ons genoodzaakt dit hele dossier met uw naam en de foto's van alle betrokken agenten naar buiten te brengen via Socials;11

De enige redenen waardoor wij bereid zouden zijn om deze vordering in te trekken is uw akkoord op een gesprek dat mijn vier compagnons - samen met al uw collega's willen voeren die de betreffende 22 juni 2023 aanwezig waren;

Tevens eisen wij dat jullie namens Politiekorps Amsterdam jullie excuus gaan aanbieden aan :meija. die op basis van bedrog en oplichting uit haar woning is gezet;

Daarnaast eisen wij dat jullie er als Politie voor gaan zorgen dat zij haar woning of een gelijkwaardige woning in die buurt terugkrijgt;

En tot slot eisen wij dat er onderzoek gedaan wordt naar de deurwaarder die 22 juni talloze strafbare feiten heeft gepleegd.12

In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] staat onder meer - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende:

Op 6 november 2023 was ik werkzaam op het basisteam [basisteam] en aldaar sprak ik [medeverdachte] en [verdachte] . Ik hoorde [medeverdachte] het volgende verklaren: 'Wij hebben eerder een brief verstuurd aan de heer [slachtoffer 2] . Hier stond een vordering in. Wij zouden graag op dit moment met hem in contact komen. De heer [slachtoffer 2] heeft nog niet op de brief gereageerd. Of woorden van gelijke strekking. Vervolgens hoorde ik [verdachte] het volgende verklaren: “Zou u voor mij willen doorgeven aan de heer [slachtoffer 2] dat hij één week de tijd heeft om te reageren op de brief en vordering? Als dit niet gebeurt dan wordt alles openbaar gemaakt.” 13

De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

4.3.3.4. Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2 en feit 3

Vrijspraak ten aanzien van feit 2 primair - poging tot afpersing

Voor een bewezenverklaring van (een poging tot) afpersing moet vast komen te staan dat de verdachte iemand wilde dwingen tot de in artikel 317 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bedoelde prestaties door het gebruik van geweld en/of bedreiging met geweld. In deze zaak gaat het om de volgende prestatie: de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag. Verdachte wist dat in de door hem en [medeverdachte] overgelegde brief van aangever [slachtoffer 2] een geldbedrag werd gevorderd. Zowel verdachte als [medeverdachte] ontkennen echter opzet te hebben gehad dit geldbedrag te innen. Zo stellen zij dat het doel van de brieven was om een gesprek met (de) politie(medewerkers) te bewerkstelligen.

Nu het opzet van verdachte, ook gelet op de inhoud van de brieven, in overwegende mate erop was gericht een gesprek met de politie af te dwingen in plaats van een geldbedrag te verkrijgen, zal de rechtbank verdachte van de onder feit 2 primair ten laste gelegde afpersing vrijspreken. Het gezamenlijk handelen van verdachte en [medeverdachte] levert wel een poging tot ‘dwang’ op in de zin van artikel 284 Sr, zoals hieronder in dit vonnis uiteen is gezet.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2 subsidiair en feit 3 - poging tot dwang en bedreiging van [slachtoffer 2]

Bedreiging van [slachtoffer 2]

Vaststaat dat verdachte de brief gericht aan [slachtoffer 2] , met daarin dreigende uitlatingen én een vordering van een geldbedrag, tezamen met [medeverdachte] heeft afgegeven op het politiebureau in Amsterdam.

Het juridisch kader voor een bedreiging is hierboven al uiteengezet. De rechtbank verwijst hiernaar.

Gelet op de aard en ernst van de onder feit 3 ten laste gelegde bewoordingen (opgenomen in voornoemde brief), in combinatie met de omstandigheden dat verdachte tezamen met [medeverdachte] naar het politiebureau is gegaan om de brief persoonlijk aan aangever af te geven en zij later nog een keer terug zijn gegaan voor rappel omdat een reactie op de brief uitbleef, kon in het algemeen de redelijke vrees ontstaan dat de bedreigingen ten uitvoer zouden worden gelegd. Er is dan ook sprake van een strafbare bedreiging.

Poging tot strafbare dwang

De rechtbank is, gelet op de bewijsmiddelen onder feit 2 subsidiair en feit 3, in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich tezamen met [medeverdachte] (zoals hieronder overwogen) schuldig heeft gemaakt aan een poging tot strafbare dwang.

Artikel 284 Sr strekt ertoe te voorkomen dat iemand op een wederrechtelijke manier in zijn vrijheid van handelen wordt beperkt doordat dwang ten aanzien van hem wordt uitgeoefend.

Hiervan is in dit geval sprake.

Door bedreiging met geweld, zoals hierboven uiteengezet, en bedreiging met enige andere feitelijkheid, te weten het vorderen van een geldbedrag waarbij notie wordt gegeven dat bij het niet voldoen hiervan ‘het dossier’ ofwel gegevens van aangever bekend worden gemaakt, heeft verdachte tezamen met [medeverdachte] geprobeerd aangever te dwingen iets te doen, zoals een gesprek aangaan, excuses aanbieden, een woning teruggeven en een onderzoek instellen naar deurwaarders. Dat verdachte en [medeverdachte] het geldbedrag niet daadwerkelijk wilden innen, doet hier niet aan af. De verdachten hebben deze vordering namelijk wel gedaan om een dreigende sfeer te creëren zodat de verwezenlijking van hun wensen, zoals het aangaan van een gesprek, konden worden afgedwongen.

Medeplegen

Door de raadsvrouw is aangevoerd dat geen sprake is geweest van medeplegen, nu de brief door [medeverdachte] is opgesteld en verdachte onvoldoende op de hoogte was van de inhoud hiervan.

De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachte, voor de afgifte van de brief, in ieder geval globaal op de hoogte was van de inhoud. Ook wist hij dat de brief onder andere uit zijn naam werd verstuurd, hetgeen hij heeft geaccepteerd. Verdachte heeft vervolgens tezamen met [medeverdachte] de brief bij het politiebureau in Amsterdam afgeleverd. Een reactie op de brief bleef uit, waarna verdachte zich op 6 november 2023 opnieuw samen met [medeverdachte] bij het politiebureau heeft gemeld voor rappel. Ook op dat moment had verdachte een actieve rol door te zeggen: “Zou u voor mij willen doorgeven aan de heer [slachtoffer 2] dat hij één week de tijd heeft om te reageren op de brief en vordering”.

Uit de bewijsmiddelen en het voorgaande volgt dat verdachte een voldoende substantiële bijdrage heeft geleverd aan de totstandkoming van de ten laste gelegde bedreiging en poging tot dwang, zodat van medeplegen kan worden gesproken.

4.3.3.5. Feit 4 - verboden wapenbezit

Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:

Het klopt dat er op 21 december 2023 een gaspistool in mijn woning, gelegen aan de [adres] in [woonplaats] is aangetroffen.14

In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] staat onder meer - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende:

Op 21 december 2023 werd tijdens de doorzoeking in de woning gelegen aan de [adres] , [woonplaats] , het volgende in beslag genomen: 1 pistool slaapkamer 3.15

In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] staat onder meer - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende:
Forensisch onderzoek woning [adres] [woonplaats] :

Wij hoorden [verbalisant 7] zeggen dat zij tijdens de zoeking een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aantroffen in een kledingkast in de slaapkamer van bovengenoemde woning.16


Vuurwapen: Gaspistool

Goednummer: 3270325.17

In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant TO030288 staat onder meer - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende:
Goednummer: 3270325
Wapen: vuurwapen, gaspistool
Categorie: III sub 1

Indien dit vuurwapen onbevoegd voorhanden wordt gehouden:
Verbodsartikel: Artikel 26 lid 1 WWM
Strafartikel: Artikel 55 lid 1 WWM

Bovengenoemd voorwerp is een gaspistool, merk Rohm, model RG3s, kaliber 6mm Knall.18

4.3.3.6. Bewijsoverweging ten aanzien van feit 4 - verboden wapenbezit

Het ten laste gelegde gaspistool is op 21 december 2023 tijdens een doorzoeking in de woning van verdachte aangetroffen. Dit vuurwapen lag in een kledingkast in een van de slaapkamers van de woning. De rechtbank overweegt dat voor een bewoner als uitgangspunt geldt dat hij wetenschap heeft van en beschikkingsmacht heeft over de goederen die zich in zijn of haar woning bevinden. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte als bewoner en feitelijke gebruiker van de woning op de hoogte was van de inhoud van de kledingkast, waarin het vuurwapen is aangetroffen, en dat deze in zijn machtssfeer was. Van bijzondere omstandigheden om van dit uitgangspunt af te wijken is de rechtbank niet gebleken. De verklaring van verdachte dat het vuurwapen van zijn zoon is die deze, zonder zijn wetenschap, in de woning heeft achtergelaten, is niet aannemelijk geworden. Het dossier biedt hiervoor geen aanknopingspunten en verdachte heeft zijn (alternatieve) verklaring niet met stukken onderbouwd, zodat deze niet verifieerbaar is. Tot slot wordt de rechtbank in haar overtuiging dat verdachte kennis droeg van de aanwezigheid van het vuurwapen gesterkt, nu hij in zijn eerste politieverhoor op 21 december 2023 heeft erkend dat het wapen van hem is.

Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte het gaspistool voorhanden heeft gehad.

5 BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

feit 1:
op 22 juni 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en gijzeling door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen:
- "Wij komen jou nog ophalen met een common law sherrifsteam, dan weet je dat vast. Burgerarrest'' en
- "je gaat er aan (...) bel de politie maar" en
- het voorgaande te bevestigen door “Ja" te zeggen,
althans de woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

feit 2 subsidiair:
in de periode van 9 oktober 2023 tot en met 6 november 2023 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander bedreiging met geweld en enige andere feitelijkheid gericht tegen [slachtoffer 2] die [slachtoffer 2] wederrechtelijk te dwingen iets te doen, te weten: betaling van een geldbedrag van een miljoen euro en een gesprek aangaan en excuses aan te bieden en een woning teruggeven en een onderzoek in te stellen naar een deurwaarder, door die [slachtoffer 2] onder meer schriftelijk mede te delen dat hij een direct opeisbare vordering opgelegd krijgt van

€ 1.000.000,00 die binnen 14 dagen moet worden betaald en daarbij te vermelden: "Mocht er dan nog steeds niet betaald zijn, dan zien wij ons genoodzaakt dit hele dossier met uw naam en de foto's van alle betrokken agenten naar buiten te brengen via Socials" en "De enige reden waardoor wij bereid zouden zijn om deze vordering in te trekken is uw akkoord op een gesprek dat mijn vier compagnons - samen met al uw collega's wil voeren die de betreffende 22 juni 2023 aanwezig waren", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf met is voltooid;

feit 3:
op 11 oktober 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door aan die [slachtoffer 2] een brief te sturen met daarin de woorden:
- "maar als ik werkzaam zou zijn geweest bij de Politie, zou ik mij in elk geval zeer ernstig zorgen gaan maken over mijzelf en mijn geliefden, want zover gaat het namelijk; De woorden 'kogel' en 'hoogste boom' zijn hierbij al gevallen" en
- "jullie lopen enorm risico, want het recht gaat in eigen hand genomen worden - en terecht", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl dit feit werd gepleegd tegen die [slachtoffer 2] in diens hoedanigheid van een ambtenaar van politie;

feit 4:
op 21 december 2023 te Utrecht een wapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, merk RöHm, model RG3S, kaliber 6 mm knall, voorhanden heeft gehad.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6 STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:

feit 1: medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en gijzeling;

feit 2 subsidiair en feit 3: de eendaadse samenloop van

medeplegen van poging tot een ander door bedreiging met geweld en met een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen,

en

medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

feit 4: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.

7 STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8 OPLEGGING VAN STRAF

8.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan een gedeelte van 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft, gelet op het advies van de reclassering van 22 januari 2025, geen oplegging van bijzondere voorwaarden geëist. Wel heeft de officier van justitie de rechtbank gevorderd een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Sr aan verdachte op te leggen, inhoudende een contactverbod met [medeverdachte] voor de duur van twee jaren. De officier van justitie heeft verzocht deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

8.2

Het standpunt van de verdediging

Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsvrouw verzocht bij het opleggen van een straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft op dit moment werk en zijn leven is op de rit. De positieve ontwikkeling die verdachte heeft doorgemaakt zal worden doorkruist als hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd die de duur van het voorarrest overstijgt. Daarbij komt dat de vader van verdachte recent is overleden en hij nu de volledige zorg voor zijn moeder draagt. De raadsvrouw heeft verzocht een geheel voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen.

8.3

Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.

De aard en ernst van de feiten

Verdachte maakte rondom de tenlastegelegde periode actief deel uit van de soevereinenbeweging. Het gedachtegoed van de soevereinen behelst onder meer dat de Nederlandse overheid geen legitieme macht over hen uitoefent en dat de Nederlandse wet- en regelgeving niet op hen van toepassing is, wat een ontwrichtende werking heeft.

Verdachte heeft zich onder meer tezamen met een ander schuldig gemaakt aan poging tot dwang en bedreigingen (zowel schriftelijk als mondeling) richting een deurwaarder en een politiemedewerker. Verdachte heeft met zijn handelen niet alleen overheidsfunctionarissen belemmert in de uitvoering van hun werk, maar ook voor gevoelens van angst en onveiligheid gezorgd. Ondanks dat verdachte een actieve en substantiële bijdrage heeft geleverd aan de totstandkoming van de strafbare feiten, blijkt uit het dossier dat hij niet de initiator hiervan is geweest. Verdachte heeft een volgende rol gehad in tegenstelling tot de rol van [medeverdachte] , die zich als kopstuk gedroeg. De rechtbank neemt dit bij het bepalen van de strafmaat in aanmerking.

Verdachte heeft tot slot een ongeladen gaspistool in zijn woning voorhanden gehad. In zijn algemeenheid geldt dat het ongecontroleerde bezit van (vuur)wapens een risico meebrengt voor de veiligheid van personen. (Vuur)wapenbezit leidt meer dan eens tot (vuur)wapengebruik, waarbij (willekeurige) slachtoffers kunnen vallen. Het voorhanden hebben van wapens is daarom gevaarzettend, te meer nu het dossier er blijk van geeft dat geweld door de soevereinenbeweging niet wordt geschuwd.

De persoon van verdachte

De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) van 17 december 2024 op naam van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.

De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het advies van de reclassering van 22 januari 2025, opgesteld door mevrouw N. Dirkse en mevrouw J. Kleijsen, reclasseringswerkers. Het gedachtegoed van verdachte valt binnen het anti-institutionele extremisme. Hij houdt zo in enige mate een ideologie aan die het gebruik van geweld rechtvaardigt. Verdachte ziet echter de beperkingen van het gebruik van geweld om de ideologische doelen te bereiken en er is geen sprake van individuele gewelddadige actiebereidheid. De reclassering benadrukt dat verdachte niet is veranderd in zijn gedachtegoed. Verdachte wil zich hier echter niet meer actief voor inzetten voor het creëren van verandering. Vooral de aanhouding, zijn verblijf in detentie en de angst om zijn woning kwijt te raken hebben hieraan bijgedragen. De risico’s op algemene- en geweldsrecidive en extremistisch geweld worden, gelet op bovenstaande, als laag tot matig ingeschat.

De reclassering benoemt tot slot dat verdachte in staat is zijn eigen leven vorm te geven. Verdachte vult zijn dagen nu met de zorg voor zijn moeder. Hij heeft een bijstandsuitkering, krijgt gemeentelijke ondersteuning en heeft derhalve geen hulpvraag aan de reclassering.

Bij een veroordeling heeft de reclassering geadviseerd verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, nu interventies of toezicht niet nodig zijn.

De op te leggen straf

Gelet op de aard en ernst van de feiten en de rol van verdachte hierin kan er met geen andere straf worden volstaan dan met het opleggen van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meerdere maanden. De rechtbank vindt het van groot belang dat in de strafoplegging tot uiting komt dat op dit soort strafbare gedragingen een stevige reactie volgt.

De rechtbank ziet aanleiding een groot deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm aan verdachte op te leggen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de bewezenverklaarde feiten dateren uit 2023 en niet gebleken is dat verdachte het afgelopen jaar voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen. Het voorwaardelijke strafdeel moet verdachte ervan weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. Gelet op het advies van de reclassering zal de rechtbank geen bijzondere voorwaarden aan verdachte opleggen.

Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden.

De rechtbank legt vanwege de aard en ernst van de ten laste gelegde feiten een lagere straf op dan is geëist door de officier van justitie. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het

-hoe ernstig ook - bij mondelinge en schriftelijke bedreigingen is gebleven, en het dossier geen blijk geeft van gepleegd fysiek geweld vanuit verdachte. Daarnaast is de officier van justitie in zijn strafeis uitgegaan van het onder feit 2 primair ten laste gelegde (poging tot afpersing), terwijl de rechtbank het subsidiair ten laste gelegde (poging tot dwang) heeft bewezenverklaard.

Contactverbod

De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding om ter voorkoming van (soortgelijke) strafbare feiten op grond van artikel 38v Sr een vrijheidsbeperkende maatregel in de vorm van een contactverbod met [medeverdachte] op te leggen. Een dergelijk contactverbod acht de rechtbank uit oogpunt van recidivebeperking niet nodig.

Voorlopige hechtenis

Gelet op de straf die de rechtbank aan verdachte zal opleggen, zal de rechtbank het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9 BESLAG

  • -

    een pistool (3270325);

  • -

    een telefoontoestel Samsung Note 4 (799131);

  • -

    een USB-stick (799139);

  • -

    administratie (799166);

  • -

    een USB-stick (799483);

  • -

    een computer (799163);

  • -

    een telefoontoestel Samsung S7 (799135).

9.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen computer en Samsung Note 4 verbeurd te verklaren. Nu de Samsung S7 nog niet is gekraakt, heeft de officier van justitie gevorderd hierover geen beslissing te nemen. De overige in beslag genomen goederen moeten worden onttrokken aan het verkeer.

9.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft gevraagd teruggave te gelasten van de telefoons en computer van verdachte.

9.3

Het oordeel van de rechtbank

Het wapen zal de rechtbank onttrekken aan het verkeer, aangezien het bewezenverklaarde feit hiermee is begaan en het van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang. De rechtbank zal verder teruggave van alle overige in beslag genomen goederen gelasten, omdat de rechtbank geen aanleiding ziet voor het verbeurdverklaren van de in beslag genomen goederen als bijkomende straf.

10 TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen

  • -

    14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 45, 47, 55, 57, 284 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en

  • -

    26 en 55 van de Wet wapens en munitie;

zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11 BESLISSING

De rechtbank:

Vrijspraak

- verklaart het onder feit 2 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Bewezenverklaring

- verklaart het onder feit 1, feit 2 subsidiair, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;

- verklaart het onder feit 1, feit 2 subsidiair, feit 3 en feit 4 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;

- verklaart verdachte strafbaar;

Straf

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden;

- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 3 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;

- stelt daarbij een proeftijd van drie jaren vast;

- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

Beslag

- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer:

 een pistool (3270325);

- gelast de teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, te weten verdachte, van:

  • -

    een telefoontoestel Samsung Note 4 (799131);

  • -

    een USB-stick (799139);

  • -

    administratie (799166);

  • -

    een USB-stick (799483);

  • -

    een computer (799163);

  • -

    een telefoontoestel Samsung S7 (799135);

Voorlopige hechtenis

- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G de Weerd, voorzitter, mr. N.M.H. van Ek en mr. S.E. van den Brink, in tegenwoordigheid van mr. N.W. Hekker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 februari 2025.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:


feit 1:
hij op 22 juni 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of gijzeling, en/of zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen:
- "Wij komen jou nog ophalen met een common law sherrifsteam, dan weet je dat vast. Burgerarrest'' en/of
- "je gaat er aan (...) bel de politie maar" en/of
- het voorgaande te bevestigen door “Ja" te zeggen,
althans de woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

feit 2:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 oktober 2023 tot en met 6 november 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een of meer anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, (telkens) [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag (te weten één miljoen euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte,
- door meerdere keren met (een) ander(en) naar het politiebureau van politie Amsterdam (gelegen aan de [adres] en/of [adres] ) is gegaan en heeft gevraagd naar die [slachtoffer 2] en/of
- (vervolgens) (aldaar) een aan die [slachtoffer 2] persoonlijk gerichte brief heeft/hebben afgegeven waarin hij en/of zijn mededaders(s) die [slachtoffer 2] een direct opeisbare vordering van één miljoen euro oplegt/opleggen die binnen twee weken dient te worden betaald en dat als met wordt betaald alles openbaar wordt gemaakt en/of het hele dossier met de naam van die [slachtoffer 2] en de foto's van betrokken agenten via social media naar buiten wordt gebracht en/of
- (terwijl) in die brief onder meer staat vermeld “maar als ik werkzaam zou zijn geweest bij de Politie, zou ik mij in elk geval zeer ernstig zorgen gaan maken over mijzelf en mijn geliefden, want zover gaat het namelijk; De woorden 'kogel' en 'hoogste boom’ zijn hierbij al gevallen" en/of “jullie lopen enorm risico, want het recht gaat in eigen hand genomen worden - en terecht", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) met is voltooid:

subsidiair althans, indien het vorenstaande met tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 oktober 2023 tot en met 6 november 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen althans alleen, (telkens) door geweld of enige andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen [slachtoffer 2] en/of door bedreiging met smaad en/of smaadschrift die [slachtoffer 2] wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, (te weten; betaling van een geldbedrag van een miljoen euro en/of een gesprek aangaan en/of excuses aan te bieden en/of een woning teruggeven en/of een onderzoek in te stellen naar een deurwaarder), door die [slachtoffer 2] (onder meer) schriftelijk mede te delen dat hij een (direct opeisbare) vordering opgelegd krijgt van € 1.000.000,00 die binnen 14 dagen moet worden betaald en daarbij te vermelden: "Mocht er dan nog steeds niet betaald zijn, dan zien wij ons genoodzaakt dit hele dossier met uw naam en de foto's van alle betrokken agenten naar buiten te brengen via Socials" en/of "De enige reden waardoor wij bereid zouden zijn om deze vordering in te trekken is uw akkoord op een gesprek dat mijn vier compagnons - samen met al uw collega's wil voeren die de betreffende 22 juni 2023 aanwezig waren", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) met is voltooid;

feit 3:
hij op of omstreeks 11 oktober 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door aan die [slachtoffer 2] een brief te sturen met daarin de woorden:
- "maar als ik werkzaam zou zijn geweest bij de Politie, zou ik mij in elk geval zeer ernstig zorgen gaan maken over mijzelf en mijn geliefden, want zover gaat het namelijk; De woorden 'kogel' en 'hoogste boom' zijn hierbij al gevallen" en/of
- "jullie lopen enorm risico, want het recht gaat in eigen hand genomen worden - en terecht", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl dit feit werd gepleegd tegen die [slachtoffer 2] in diens hoedanigheid van een ambtenaar van politie;


feit 4:
hij op of omstreeks 21 december 2023 te Utrecht een wapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (gas)pistool, merk RöHm, model RG3S, kaliber 6 mm knall, voorhanden heeft gehad;

1 Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 maart 2024, genummerd 2023224353, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 523. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.

2 De verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 29 januari 2025.

3 Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 151.

4 Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 151-152.

5 Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 330.

6 Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 336.

7 De verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 29 januari 2025.

8 Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 453.

9 Een geschrift, te weten de overgelegde brief gericht aan [slachtoffer 2] , pagina 206.

10 Een geschrift, te weten de overgelegde brief gericht aan [slachtoffer 2] , pagina 208.

11 Een geschrift, te weten de overgelegde brief gericht aan [slachtoffer 2] , pagina 210.

12 Een geschrift, te weten de overgelegde brief gericht aan [slachtoffer 2] , pagina 211.

13 Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 444.

14 De verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 29 januari 2025.

15 Een proces-verbaal van doorzoeking te inbeslagneming, pagina 558.

16 Een proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] in [woonplaats] ), pagina 560.

17 Een proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] in [woonplaats] ), pagina 561.

18 Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 446.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.