Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNHO:2014:7757

Rechtbank Noord-Holland
15-01-2014
27-11-2014
C-15-201850 - HA ZA 13-147
Civiel recht
Bodemzaak,Eerste aanleg - enkelvoudig

Art. 5:29 BW. Erfgrens van een aan het water gelegen perceel verplaatst in beginsel met de oeverlijn.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht

Sectie Handel & Insolventie

zaaknummer / rolnummer: C/15/201850 / HA ZA 13-147

Vonnis van 15 januari 2014

in de zaak van

1 [eiser],

wonende te [plaats],

2. [eiseres],

wonende te [plaats],

eisers,

advocaat mr. B.F. Eblé te Haarlem,

tegen

[gedaagde] ,

wonende te [plaats],

gedaagde,

advocaat mr. E.J.C. van Hartingsveldt te Leiden.

Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het tussenvonnis van 17 juli 2013

  • -

    het proces-verbaal van comparitie van 23 oktober 2013 met de daarin genoemde en daaraan gehechte stukken.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[eisers] zijn, ieder voor de onverdeelde helft, eigenaar van een perceel grasland aan de [adres] te [postcode] [plaats], kadastraal bekend [gemeente], [sectie], [nummer] (hierna: het perceel).

2.2.

[gedaagde] is eigenares van een woonboot (hierna: de woonboot), die – met daartoe verleende aanlegvergunning van het Hoogheemraadschap van Rijnland – in de Drecht ligt afgemeerd aan het perceel van [eisers] Een ligplaatsvergunning van de [gemeente] (hierna: de gemeente) is niet (meer) vereist.

2.3.

Bij besluit van het college van B&W van 12 januari 2010 heeft de gemeente onder meer besloten om met de oevereigenaren langs de Drecht te proberen vaststellingsovereenkomsten te sluiten met betrekking tot de (ligging van de) erfgrens. In de begeleidende informatie bij dat besluit is onder meer het volgende opgenomen:

1 Inleiding

Het water de Drecht is eigendom van de gemeente. Recent is er in twee gevallen – […] – discussie geweest over de eigendomsgrens. De kadastrale grens wijkt af van de feitelijke grens. Als feitelijke grens wordt de oeverlijn aangehouden.

(…)

3. Kader

Het Burgerlijk Wetboek geeft in artikel 5:29 aan dat de grens van een langs het water liggend erf zich verplaatst met de oeverlijn. Dit is het gevolg van de aanwas en afslag van het water. De kadastrale grens die in het kadaster is vastgelegd zal de oeverlijn zijn zoals die in de eerste helft van negentiende eeuw bestond. Door aanwas en afslag die sindsdien hebben plaatsgevonden, is de oeverlijn veranderd en komt deze oeverlijn niet meer overeen met de kadastrale grens.

4 Argumenten

Het Burgerlijk Wetboek geeft in artikel 5:29 de oeverlijn als grens aan. Om dit ook in het kadaster vast te leggen moet er met de oevereigenaren een vaststellingsovereenkomst (delimitatiecontract) worden gesloten. De notariële akte die vervolgens wordt opgemaakt wordt in het kadaster ingeschreven. De grens ligt dan voorgoed vast. Het is niet noodzakelijk dat dit in een keer met alle aan de Drecht grenzende particuliere grondeigenaren wordt geregeld. De grondeigenaar kan de keuze worden gelaten om dit bijvoorbeeld bij verkoop van zijn perceel door de notaris mee te laten nemen. (…)

2.4.

Bij brief van 27 april 2010 heeft de gemeente onder meer het volgende aan [gedaagde] medegedeeld:

De woonboot [adres] te [plaats] ligt in de rivier de Drecht die eigendom is van de gemeente. Het afmeren van de woonboot gebeurt in gemeentewater en hiervoor bent u aan de gemeente een jaarlijkse huur verschuldigd. (…)

2.5.

Bij brief van 18 juni 2013 heeft de advocaat van [gedaagde] de gemeente verzocht mee te delen of de gemeente conform het besluit van 12 januari 2010 contact heeft opgenomen met [eisers] en of er ter zake van de eigendomsgrens afspraken zijn gemaakt.

2.6.

Bij brief van 26 juni 2013 heeft de gemeente aan de advocaat van [gedaagde] onder meer het volgende medegedeeld:

De huidige grens zoals deze bij het kadaster is vastgelegd, is de oeverlijn zoals deze bestond bij de vorming van het kadaster aan het begin van de negentiende eeuw. De grens tussen het land en het water verplaatst zich met de oeverlijn. De huidige oeverlijn wijkt af van de grens zoals in het kadaster opgenomen.

Om deze grens te wijzigen zal een grensverlegging in de zin van artikel 5:31 van het Burgerlijk Wetboek moeten plaatsvinden. Hiervoor is de instemming van beide partijen (fam. [eisers] en de gemeente) noodzakelijk. Uit de mondelinge contacten met de fam. [eisers] is gebleken dat zij hieraan geen medewerking wensen te verlenen en betwisten dat de gemeente eigenaar van het water is geworden. (…)

3 Het geschil

3.1.

[eisers] vorderen – samengevat – om [gedaagde] te gebieden de woonboot te verwijderen en verwijderd te houden van het perceel van [eisers] op straffe van verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding, te vermeerderen met wettelijke rente daarover.

3.2.

Aan hun vordering leggen [eisers] – kort gezegd – ten grondslag dat [gedaagde] inbreuk maakt op het eigendomsrecht van [eisers] op het water waarin de woonboot is gelegen, waarmee [gedaagde] tevens onrechtmatig handelt jegens [eisers]

3.3.

[gedaagde] voert verweer.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

Het geschil tussen partijen draait om de vraag waar de erfgrens van het perceel van [eisers] zich precies bevindt. Volgens [eisers] is indertijd niet alleen grond, maar ook water gekocht. De erfgrens liep dientengevolge van meet af aan niet gelijk aan de oeverlijn maar liep door het water. Die grens is ook ingetekend op de als productie E1 overgelegde print van NedGraphics met ‘kadastrale’ kaart. Daaraan is in de loop van de jaren niets veranderd, van aanwas of afslag is geen sprake. [eisers] zijn derhalve eigenaar (en steeds geweest) van het ‘stuk’ water waarin de woonboot van [gedaagde] ligt afgemeerd, aldus nog steeds [eisers]

Volgens [gedaagde] daarentegen is de rivier de Drecht ter plaatse waar de woonboot ligt eigendom van de gemeente, zodat de woonboot in openbaar vaarwater ligt en [gedaagde] derhalve geen inbreuk maakt op enig eigendomsrecht van [eisers].

4.2.

De rechtbank overweegt als volgt.

4.3.

Volgens artikel 5:29 van het Burgerlijk Wetboek (BW) verplaatst de grens van een langs een water liggend erf zich in beginsel met de oeverlijn, tenzij deze grens is vastgelegd, hetzij door de eigenaars bij notariële akte (artikel 5:31 BW), hetzij door de rechter op vordering van de eigenaar van het land c.q. het water (artikel 5:32 BW).

Blijkens artikel 157 van de Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek is deze regeling ook van toepassing op verplaatsingen van de oeverlijn die dateren van vóór de invoering van het Nieuw BW (1 januari 1992), met dien verstande dat de werking van deze bepalingen gedurende drie jaar na invoering daarvan is uitgesteld. Pas na die termijn “bepalen de artikelen 29 en 34 van Boek 5 wie alsdan eigenaar is van de stroken grond langs de oeverlijn van een water, tenzij vóór dat tijdstip de grens bij delimitatieovereenkomst is vastgelegd of nadien artikel 31 van Boek 5 toepassing heeft gevonden, dan wel een vordering tot vastlegging als bedoeld in artikel 32 van dat Boek is ingesteld. Artikel 30 van Boek 5 is van overeenkomstige toepassing op de vastlegging van een grens door een delimitatieovereenkomst die vóór het in werking treden van de wet is gesloten”.

4.4.

De vorenstaande overgangsbepaling houdt – kort gezegd – in dat gedurende de eerste drie jaar na inwerkingtreding van het Nieuw BW alsnog maatregelen getroffen hadden kunnen worden ter bescherming van eerder verkregen rechten door middel van het sluiten van een delimitatiecontract. De daarin vervatte afspraak zou in dat geval kunnen worden erkend als geldige afwijking van artikel 5:29 BW. Gesteld noch gebleken is dat met betrekking tot de erfgrens van het perceel van [eisers] een dergelijk delimitatiecontract is gesloten. Evenmin is gesteld of gebleken dat ná het verstrijken van de driejaars-periode (alsnog) toepassing is gegeven aan artikel 5:31 BW door het sluiten van een delimitatiecontract, noch dat een vordering tot vastlegging van de grens overeenkomstig artikel 5:32 BW is ingesteld.

4.5.

Het vorengaande brengt met zich in de onderhavige zaak de hoofdregel van artikel 5:29 BW dat de erfgrens zich met de oeverlijn verplaatst als uitgangspunt heeft te gelden. Dat zou slechts anders kunnen zijn, indien [eisers] aantoont dat indertijd niet alleen de grond van het perceel is aangekocht, maar ook (de grond onder) het water waarin de woonboot van [gedaagde] ligt. Als (de grond onder) het water van meet af aan eigendom was van [eisers], is in dit geval geen sprake van een zich met de oevergrens verplaatsende erfgrens, maar blijft de oude grens van toepassing. Anders dan [eisers] is de rechtbank van oordeel dat uit eerder genoemde print van NedGraphics niet volgt dat (de grond onder) het water waarin de woonboot ligt steeds van hen is geweest. Op basis van die print lijkt het er eerder op dat de erfgrens (ook) destijds gelijk liep aan de schijnbaar met een stippellijn gemarkeerde oorspronkelijke rivierloop. Nu [eisers] evenwel van hun stelling bewijs hebben aangeboden, zal de rechtbank hen tot het leveren daarvan toelaten en zal het bewijs daartoe aan hen worden opgedragen.

5 De beslissing

De rechtbank

5.1.

draagt [eisers] op te bewijzen dat destijds (de grond onder) het water waarin de woonboot van [gedaagde] is aangelegd is aangekocht,

5.2.

bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 29 januari 2014 voor uitlating door [eisers] of zij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,

5.3.

bepaalt dat [eisers], indien zij geen bewijs door getuigen willen leveren maar wel bewijsstukken willen overleggen, die stukken direct in het geding moeten brengen,

5.4.

bepaalt dat [eisers], indien zij getuigen willen laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden februari tot en met april 2014 direct moeten opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,

5.5.

bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. E.C.M. van Mierlo in het gerechtsgebouw te Haarlem aan de Jansstraat 81,

5.6.

bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,

5.7.

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. E.C.M. van Mierlo en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2014.1

1 Conc.: 936

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.