vonnis
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/321353 / KG ZA 21-554
Vonnis in kort geding van 16 december 2021
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RANDSTAD UITZENDBUREAU B.V.,
statutair gevestigd te Amsterdam,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident ex artikel 843a Rv,
verweerster in het incident tot tussenkomst c.q. voeging,
advocaten mr. B.J.H. Blaisse-Verkooyen en mr. O.L. van der Pol te Haarlem,
de naamloze vennootschap
N.V. HVC,
gevestigd te Alkmaar,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident ex artikel 843a Rv,
verweerster in het incident tot tussenkomst c.q. voeging,
advocaten mr. T. van Wijk en mr. M.M.J.M. van Helvoirt te Arnhem,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OLYMPIA NEDERLAND B.V.,
statutair gevestigd en kantoor houdende te Hoofddorp,
eiseres in het incident tot tussenkomst c.q. voeging,
verweerster in de hoofdzaak,
advocaten mr. C.A.M. Lombert en mr. E.S. Haalebos te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Randstad en HVC genoemd worden.
4 Het geschil
in het incident ex artikel 843a Rv
4.1.
Randstad vordert – samengevat - dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad HVC zal veroordelen om aan Randstad afschrift te verstrekken van:
- -
de opname(s) van het interview van Randstad dat in het kader van deze aanbestedingsprocedure heeft plaatsgevonden; en
- -
de e-mail van een van de beoordelaars van het beoordelingsteam waaruit blijkt dat de inschrijving van Randstad is getoetst bij diverse medewerkers (waaronder teamleiders) van HVC, evenals eventuele reacties op deze e-mail en correspondentie die als gevolg c.q. in verband met deze e-mail daarna nog is gevoerd,
op straffe van een dwangsom en met veroordeling van HVC in de kosten van dit incident, waaronder begrepen de nakosten en te vermeerderen met wettelijke rente.
Randstad vordert - samengevat - dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
Primair:
HVC zal gebieden om binnen 72 uur na het vonnis de voorlopige gunning van de opdracht aan Olympia in te trekken, de aanbestedingsprocedure te staken en, voor zover zij de opdracht nog steeds wenst op te dragen, een nieuwe aanbesteding te organiseren.
Subsidiair:
HVC zal gebieden om binnen 72 uur na het vonnis de voorlopige gunning van de opdracht aan Olympia in te trekken en de inschrijvingen opnieuw te (doen) beoordelen onder aanwijzing van een nieuwe beoordelingscommissie, binnen een daarvoor door de voorzieningenrechter gestelde termijn, HVC zal opdragen om na bekendmaking van de uitkomst van de nieuwe beoordeling een standstilltermijn van minimaal 20 kalenderdagen in acht te nemen en HVC zal verbieden gedurende die termijn de opdracht definitief te gunnen.
Meer subsidiair:
HVC zal gebieden om de motivering van de voorlopige gunningsbeslissing aan te vullen zodat deze voldoet aan de minimumeisen die daarvoor gelden, binnen een door de voorzieningenrechter daarvoor gestelde termijn, na de bekendmaking van de nieuwe motivering een standstilltermijn van minimaal 20 kalenderdagen in acht te nemen en HVC zal verbieden gedurende die termijn de opdracht definitief te gunnen.
Primair en subsidiair en meer subsidiair:
een en ander op straffe van een dwangsom en met veroordeling van HVC in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen de nakosten, en te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
Randstad stelt dat door de manier waarop de beoordelingscommissie tijdens het interview te werk is gegaan, en de wijze waarop daarna de (schriftelijke) inschrijving van Randstad is beoordeeld, de gelijke behandeling van de inschrijvers door HVC niet is gewaarborgd. Zij stelt dat de beoordelaars verzuimd hebben erop toe te zien dat alle inschrijvers de in de leidraad voorgeschreven sleutelfunctionarissen naar het interview afvaardigden. Verder stelt zij dat de beoordelaars tijdens het interview een negatief oordeel hebben geveld over het door Randstad ingediende referentieproject en de wijze waarop Randstad op dit moment de dienstverlening bij HVC uitvoert in het beoordelingsproces hebben meegenomen. Zij verklaart dat al deze punten een negatieve uitwerking hebben gehad op de score die Randstad voor het interview heeft gekregen, te weten slechts 50 van de 100 punten.
4.3.
HVC en Olympia voeren verweer, waarop hierna, voor zover van belang, nader wordt ingegaan.
4.4.
Olympia vordert – samengevat - dat de voorzieningenrechter bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad HVC zal veroordelen de raamovereenkomst definitief aan Olympia te gunnen als zij tot definitieve gunning wil overgaan en om de raamovereenkomst te sluiten met Olympia, met veroordeling van Randstad in de kosten van de procedure, te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente.
4.5.
Randstad voert verweer.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5 De beoordeling
in het incident ex artikel 843a Rv
5.1.
Randstad heeft op grond van artikel 843a Rv afgifte gevorderd van bepaalde bescheiden door HVC. HVC heeft deze bescheiden – voorafgaande aan de mondelinge behandeling - bij conclusie van antwoord in het geding gebracht, zodat Randstad bij toewijzing van haar vordering geen belang meer heeft.
5.2.
Randstad heeft ter zitting benadrukt dat zij al langere tijd had gevraagd om afgifte van de betreffende bescheiden maar dat HVC deze pas nu, zeer kort voor de zitting, heeft overgelegd en zij verzoekt de voorzieningenrechter hiermee bij de proceskostenveroordeling rekening te houden.
5.3.
De voorzieningenrechter ziet in het verloop van het geschil als hiervoor omschreven aanleiding te bepalen dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De vorderingen van Randstad
5.4.
Het meest verstrekkende verweer van HVC is dat Randstad niet-ontvankelijk verklaard moet worden in haar vorderingen omdat zij onvoldoende belang heeft bij haar vorderingen. Zij voert daarbij aan dat Randstad, ook als zij in haar bezwaren tegen de behaalde scores zou worden gevolgd, nog altijd niet de economisch meest voordelige inschrijving zou hebben gedaan en dat haar totaalscore dan nog altijd lager zou zijn dan de score die is behaald door de voorlopig begunstigde partij Olympia.
5.5.
Randstad heeft daarop gereageerd met het betoog dat de omstandigheid dat in par. 5.4.1. van de Leidraad is bepaald dat al hetgeen tijdens de interviews is gezegd onlosmakelijk deel uitmaakt van de inschrijving meebrengt dat de gestelde gebrekkigheid van het interview meebrengt dat, bij gegrondbevinding van de betrokken klachten, van beperking van het redres tot herbeoordeling van de inschrijvingen geen sprake kan zijn.
De voorzieningenrechter kan in het midden laten of dit betoog slaagt. Zoals hierna wordt uiteengezet volgt uit een inhoudelijke beoordeling van de klachten dat van gebrekkigheid van het interview geen sprake is.
5.6.
In de dagvaarding baseert Randstad zich ter onderbouwing van haar vorderingen deels op de vraagstelling tijdens het interview en deels op uitspraken die door HVC zouden zijn gedaan tijdens het gesprek op 16 september 2021, als opgenomen in het door Randstad daarvan opgemaakte gespreksverslag.
5.7.
De voorzieningenrechter ziet in de navolgende omstandigheden aanleiding om de inhoud van het gespreksverslag bij de beoordeling van de zaak buiten beschouwing te laten en om aan de stellingen in de dagvaarding die enkel met verwijzing naar dat verslag zijn geadstrueerd geen waarde toe te kennen.
- -
het gesprek vond plaats op telefonische uitnodiging van HVC;
- -
niet betwist is dat bij de uitnodiging is medegedeeld dat deze tot doel had om te spreken over de afronding van de bestaande overeenkomst en dat namens HVC aan het begin van het gesprek dat doel ook heeft genoemd;
- -
HVC heeft alleen Randstad voor een gesprek uitgenodigd, niet ActiefWerkt!, hoewel die hoger was geëindigd;
- -
Randstad heeft zeer kort voor het gesprek een agenda toegezonden, waarmee zij onderwerpen heeft geagendeerd waarvoor HVC niet heeft gekozen;
- -
HVC heeft zich niet op die onderwerpen kunnen voorbereiden;
- -
het moet Randstad zijn opgevallen dat zij niet sprak met het beoordelingsteam dat de aanbesteding had gedaan, maar overwegend met personen de bij de uitvoering van het huidige contract zijn betrokken;
- -
aan het slot van het gesprek is niet afgesproken maar door Randstad meegedeeld dat z.s.m. een verslag zal volgen;
- -
HVC heeft laten weten dat zij zich niet in het verslag kan vinden.
5.8.
Randstad stelt dat er tijdens de aanbestedingsprocedure dusdanige fouten zijn gemaakt dat deze niet met een eenvoudige herbeoordeling kunnen worden hersteld. Zij meent dat de procedure op vier punten gebrekkig is geweest:
- -
niet de juiste sleutelfunctionarissen geïnterviewd;
- -
gevallen over omstandigheid dat slechts één referentieproject is opgevoerd;
- -
huidige dienstverlening van Randstad meegewogen bij beoordeling;
- -
beoordelingsteam niet juist samengesteld.
De klachten zullen in deze volgorde worden besproken.
Niet de juiste sleutelfunctionarissen geïnterviewd
5.9.
Randstad stelt dat de beoordelaars van HVC verzuimd hebben om er op toe te zien dat alle inschrijvers de in de Leidraad voorgeschreven sleutelfunctionarissen naar het interview hadden afgevaardigd. Zij stelt dat ActiefWerkt! in strijd met de Leidraad een intercedent had afgevaardigd. Zij wijst er op dat als gevolg daarvan bij de beoordeling van het interview van Randstad ten onrechte (negatieve) waarde is gehecht aan het feit dat zij geen intercedent had afgevaardigd. Zij wijst in dat verband op de zinsnede in de oorspronkelijke voorlopige gunningsbeslissing van 8 september 2021 waarin was opgenomen ‘HVC miste bij het interview de kennis en ervaring van een intercedent’. Weliswaar is deze zinsnede in de nadere motivering van 1 oktober 2021 vervangen door ‘HVC miste bij het interview de kennis en ervaring van een direct leidinggevende van de uitvoerende medewerkers op operationeel en tactisch/strategisch niveau’, maar hiermee is de gesignaleerde onrechtmatigheid niet weggenomen of rechtgezet. Feit blijft immers dat de toelichting namens de sleutelfunctionarissen van Randstad tijdens het interview door de beoordelaars vanuit een onjuist referentiekader is aangehoord, waardoor sprake is van ongelijke behandeling en willekeur, aldus Randstad.
5.10.
HVC heeft nadrukkelijk betwist dat door (een van) de andere inschrijvers niet de juiste sleutelfunctionarissen zijn afgevaardigd. Zij heeft onder meer opgemerkt dat het, anders dan Randstad betoogt, bij de sleutelfunctionarissen ging om de functie die zij tijdens de uitvoering van de opdracht zouden vervullen, maar dat het geen vereiste was dat zij die functie ten tijde van het interview ook al vervulden.
5.11.
De voorzieningenrechter acht niet voldoende aannemelijk gemaakt dat door een van de inschrijvers niet de juiste sleutelfunctionarissen naar het interview zijn afgevaardigd. In artikel 5.4.1 van de Leidraad is vermeld dat een functieprofiel van de sleutelfunctionarissen moet worden aangeleverd waarin is opgenomen:
- -
naam
- -
functienaam (tijdens uitvoering opdracht)
- -
korte inhoud van de functie
- -
verantwoordelijkheden en bevoegdheden
Daaraan voorafgaand is vermeld welke eisen er aan sleutelfunctionarissen worden gesteld:, … dit betreft de direct leidinggevende van de uitvoerende medewerkers op operationeel en tactische/strategisch niveau en
de accountmanager. Deze sleutelfunctionarissen zijn de belangrijkste graadmeter voor het succesvol uitvoeren van de opdracht.(…) De wens is om de beoogde functionarissen te interviewen die verantwoordelijk worden voor alle operationele activiteiten die tijdens de uitvoering van de opdracht plaatsvinden, zoals benoemd in de aanbestedingsdocumenten.” Een normaal oplettende inschrijver moet uit deze passages kunnen opmaken dat de sleutelfunctionarissen in de bedoelde functies werkzaam moeten zijn tijdens de uitvoering van de opdracht. Niet is gesteld of gebleken dat de door de andere inschrijvers afgevaardigde sleutelfunctionarissen aan die eis niet (kunnen) voldoen. In zoverre is er geen grond voor het oordeel dat het aanbestedingsproces een gebrek heeft gekend. De voorzieningenrechter heeft geen reden om aan te nemen dat de omstandigheid dat er in de oorspronkelijke gunningsbeslissing ten onrechte is geschreven dat HVC de kennis en ervaring van een intercedent miste erop duidt dat Randstad is afgerekend op het feit dat zij geen intercedent naar het interview heeft afgevaardigd. Die motivering wordt als verschrijving aangeduid en is in de nieuwe gunningsbeslissing hersteld. Randstad zoekt er teveel achter.
5.12.
Randstad stelt dat de beoordelaars ten onrechte negatief hebben laten meewegen dat zij slechts één referentieproject had aangedragen, te weten haar (huidige) dienstverlening aan HVC. Zij voert hiervoor de volgende voorbeelden aan zoals blijkt uit het transcript van het interview:
(pagina 14 onder het midden) [betrokkene 4]: (…) het viel ons op dat er alleen over ons een referentie was aan ons. (…)
[betrokkene 3]: Nee, dat mocht ook. Het was meer een vraag van welke klanten in de branche….
5.13.
HVC heeft erkend dat door een van de beoordelaars tijdens het interview is opgemerkt dat Randstad slechts één referentieproject had aangedragen, maar dat in reactie hierop door andere beoordelaars direct is opgemerkt dat dit was toegestaan volgens de leidraad, waarmee dat misverstand is rechtgezet.
5.14.
De voorzieningenrechter acht dit een juiste typering van het verloop van deze kwestie tijdens het gesprek. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan uit dat verloop, noch uit het verloop van het gesprek in zijn geheel, noch uit de motivering van de aanvankelijke gunningsbeslissing, noch uit de motivering van de herziene gunningsbeslissing worden afgeleid dat de omstandigheid dat Randstad alleen HVC als referentieproject heeft aangedragen bij de beoordeling van haar inschrijving op enigerlei wijze in het nadeel van Randstad heeft gewerkt. Er was bij een van de beoordelaars even wat onduidelijkheid over, maar die onduidelijkheid is direct door andere aanwezigen weggenomen. Ook in zoverre is er geen grond voor het oordeel dat het aanbestedingsproces een gebrek heeft gekend.
huidige dienstverlening meegewogen
5.15.
Randstads derde klacht houdt in dat uit het schriftelijke verslag van het interview blijkt dat haar huidige dienstverlening een (negatieve) rol heeft gespeeld bij de beoordeling van haar inschrijving.
In plaats van de sleutelfunctionarissen enkel te bevragen over de door Randstad
ingediende inschrijving hebben de interviewers buitensporig veel tijd besteed aan de manier waarop Randstad, als zittende opdrachtnemer, de huidige dienstverlening uitvoert. Hierdoor was het interview met name een verkapte evaluatie van de samenwerking. HVC heeft de interviewtijd niet benut om te toetsen of de sleutelfunctionarissen - accountmanager [betrokkene 1] en operationeel manager [betrokkene 8] - de opdracht kunnen overzien, zoals in de Leidraad staat beschreven, maar er is met name teruggeblikt en ingezoomd op de goede en minder goede kanten (over en weer) van de huidige samenwerking. Meer dan de helft van de interviewtijd is besteed aan onderwerpen die de huidige dienstverlening van Randstad raken.
Deze ondeskundige en onjuiste aanpak van HVC heeft geresulteerd in een onterecht negatieve beoordeling van het interview.
5.16.
Randstad wijst op de volgende passages uit het verslag:
(pagina 4) [betrokkene 9]: En als je kijkt naar de pool van medewerkers die bij HVC werken, hoeveel mensen zijn daar nu van in opleiding?
(pagina 5) [betrokkene 3] : We zagen dat jullie ook wel werken met oproepovereenkomsten met uitzendkrachten. In relatie tot binding met een uitzendkracht, denken wij: dat is voor een uitzendkracht wat minder aantrekkelijk.
(pagina 7)[betrokkene 3]: Hoe zouden jullie de cultuur bij HVC bijvoorbeeld omschrijven?
(pagina 7 onderaan) [betrokkene 4]: Heb je ook nog negatieve punten?
[betrokkene 3] (pagina 8 bovenaan) Ja, dat was het volgende. Heb j ook nog verbeterpunten? Geen negatieve, maar verbeterpunten. Voor ons als HVC, wat zouden wij beter kunnen doen, ook in de samenwerking met jullie als uitzendpartner?
[betrokkene 4] (pagina 8): Nou, ik ben nog wel even benieuwd naar een verbeterpunt in omgang met de uitzendkrachten.
[betrokkene 9] (pagina 8): Zien jullie wel bij alle vestigingen dezelfde cultuur?
(over agressie)
[betrokkene 9] (pagina 10 bovenaan): Krijg je daar veel terugkoppeling van?
Het neemt bij ons wel enorm toe. (…)
Daar sturen we natuurlijk behoorlijk op en dat wordt niet altijd in dank afgenomen. En dan escaleert het. Daar hebben jullie nog niks van terug gehoord?
[betrokkene 9]: Die zou ik wel interessant vinden. Als je die mee zou kunnen nemen, graag.
[betrokkene 3] (midden pagina 10): Jullie zijn natuurlijk de huidige partij. Wat zouden jullie anders gaan doen als jullie weer de opdracht gegund zouden krijgen?
[betrokkene 9] (pagina 11 onder het midden): Ik ben blij dat dat dan in de toekomst geborgd gaat worden. Maar hoe nu?
[betrokkene 4] (pagina 12 midden): Een vraag die niet in het overzicht staat, maar ik heb natuurlijk (…) de hele arbeidsmarkt is schaars, maar we hebben statussen van het ABS recent volgens mij (weer) aangekaart (van) de kwaliteit van kandidaten, die speelt ook op klantenservice. Wat doen jullie (nu) met die vraagstukken? Hoe acteren jullie daarop de afgelopen tijd?
[betrokkene 3] (pagina 13 onder het midden): Hebben jullie naast HVC ook nog andere gelijke (sic) klanten waarbij (…) jullie het anders aanpakken (en) wat voor HVC ook een optie zou zijn?
(over forecasten)
[betrokkene 9] (pagina 13 onderaan): Wat vertel je dan tegen [betrokkene 10]?
Ik krijg heel wat anders terug.
5.17.
HVC erkent dat tijdens het interview met Randstad inderdaad op enkele momenten de huidige samenwerking met HVC ter sprake is gekomen. Zij meent dat dit is gebeurd op een wijze die toelaatbaar moet worden geacht. In essentie vraagt HVC namelijk steeds niets meer en niets minder dan: ‘u zegt in uw inschrijving X op deze wijze te kunnen uitvoeren, hoe voert u X momenteel uit?’. Kortom, HVC toetst aldus in hoeverre hetgeen dat op papier is beschreven en beloofd door inschrijvers, al in de praktijk wordt gebracht door inschrijvers. Zo wordt het realiteitsgehalte van de inschrijving gecontroleerd én krijgt HVC ook de informatie waarvoor het interview onder meer is bedoeld. Het beoordelingsteam van HVC is met haar vragen gebleven binnen de kaders van de Leidraad en het aanbestedingsrecht, door zich een beeld te vormen van i) hoe goed de sleutelfunctionarissen de inschrijving kennen, ii) welke eventuele risico’s er bestaan voor het succesvol uitvoeren van de opdracht en iii) of de betreffende sleutelfunctionaris deze risico’s weet te managen. Dat Randstad toevallig de huidige dienstverlener is van HVC, doet aan het nut en de toelaatbaarheid van het stellen van de vragen niet af.
5.18.
De voorzieningenrechter is van mening dat de kritiek van Randstad dat tijdens het interview de huidige dienstverlening centraal stond en in strijd met de aanbestedingsregels is meegewogen, alleen goed kan worden beoordeeld door die te plaatsen tegen de achtergrond van een schets van het verloop van het gesprek als geheel. Die schets zal hierna volgen. Daarbij zullen de deelnemers net als in de transcriptie van het interview met hun voornamen worden aangeduid.
Het gesprek begint met de volgende inleiding van [betrokkene 3]:
Jullie zijn natuurlijk de huidige partij. We zijn ook echt tevreden hoor over jullie maar ja gezien de aanbestedingsregels zijn we verplicht om weer opnieuw de markt op te gaan. Jullie hebben dat natuurlijk ook als voordeel kunnen gebruiken dat jullie HVC goed kennen. Wij hadden daarbij wel nog een aantal vragen, bijvoorbeeld: uit de stukken, mochten we acuut vragen hebben, hoe snel zouden die dan bijvoorbeeld opgelost kunnen worden. Dat misten we nog even in de stukken. We mogen ook niet zo zeer onze ervaring natuurlijk meenemen. We moeten zo objectief mogelijk blijven.
- -
Dan neemt [betrokkene 1] het woord met een betoog over respons op aanvragen van een klant buiten kantoortijden via een bereikbaarheidsdienst.
- -
[betrokkene 3] vervolgt met een vraag over Randstad’s selectieprocedure, welke vraag door [betrokkene 8] breed wordt beantwoord, het gesprek loopt over dit onderwerp door totdat [betrokkene 3], midden pagina 2, vervolgt met een vraag over de matching. Dat leidt tot een betoog waarin Randstad op basis van een op ervaring gebaseerd beeld van HVC haar visie geeft over hoe zij het beeld dat uitzendkrachten van HVC hebben denkt te gebruiken om tot goede matching te komen.
- -
Dat leidt dan tot een vraag van [betrokkene 3] (pagina 3, vrij bovenaan) hoe Randstad stuurt op verwachtingen die Randstad van de uitzendkrachten heeft enerzijds en van HVC anderzijds. Dit leidt tot een beschrijving over de wijze waarop Randstad naar de uitzendkracht toe een beeld van HVC neerzet.
- -
[betrokkene 3] vraagt Randstad vervolgens om haar kracht te benoemen wat betreft de wijze waarop zij uitzendkrachten aan zich bindt. De antwoorden kennen als sleutelwoorden persoonlijk contact en schetsen perspectief. Er worden wat voorbeelden uit de praktijk bij HVC genoemd.
- -
[betrokkene 3] leidt het gesprek op pagina 4 terug naar de inschrijvingsstukken. Onderdelen van de inschrijving worden vervolgens door Randstad toegelicht, waarbij ter toelichting mede wordt geput uit de recruiting die Randstad ten behoeve van HVC heeft uitgevoerd. [betrokkene 3] voert het gesprek onderaan pagina 5 weer terug naar het thema binding, waarna uitspraken volgen over vaste urengarantie en wat daar vanuit HVC voor nodig zou zijn (o.m. forecasts) en over pooling.
- -
Dat leidt, midden pagina 6, tot een vraag van [betrokkene 3] over leveringszekerheid, vanuit welke vraag het gesprek weer terug komt op het belang van forecasts en ideeën bij Randstad over de verdere professionalisering daarvan.
- -
Vervolgens vervolgt [betrokkene 3], midden pagina 7, met een vraag over verbeterpunten. Dat leidt tot een gesprek waarin observaties worden gegeven over de huidige cultuur bij HVC, het verschil in cultuur tussen vestigingen, en waarin wordt benoemd wat er aan de werkwijze van HVC in relatie tot de toekomstige dienstverlening door Randstad verbeterd zou kunnen worden.
- -
[betrokkene 3] leidt het gesprek weer terug naar de inschrijving, pagina 9 bovenaan, waarin “de gezonde HVC-er” wordt genoemd. Dat geeft [betrokkene 1] de gelegenheid voor een uiteenzetting over zorg voor (bevordering van) de vitaliteit van de uitzendkracht.
- -
Daarna komt het gesprek op voorbereiding van de uitzendkracht op communicatie met de burger. Het gesprek leidt tot de vraag in hoeverre daarbij het probleem ‘agressie’ aan bod komt. Via een uiteenzetting van [betrokkene 1] over de wijze en mate waarop dat in de voorbereiding wordt betrokken, krijgt het gesprek door een tweetal vragen over de huidige praktijk bij HVC vervolgens een wat evaluatief karakter, maar wordt het gesprek (halverwege pagina 10) door [betrokkene 3] weer teruggebracht naar reflectie op de toekomstige dienstverlening. Dan gaat het (tot over de helft pagina 11) over verbeteringen na gunning. [betrokkene 9] (HVC) stelt vervolgens de vraag “Maar hoe nu?”, Die vraag wordt beantwoord, waarna Randstad bovenaan pagina 12 terugkeert op het thema verbeteringen in de toekomst.
- -
Vervolgens stelt [betrokkene 4] halverwege pagina 13 het kwaliteitsvraagstuk aan de orde. Het gesprek waaiert dan uit over een groot aantal aspecten van kwaliteit: hoe ga je om met schaarste, sectorspecifieke aspecten daarvan, inspelen op de dynamiek van snel wisselend aanbod onder invloed van corona. Via een vraag van [betrokkene 3] beweegt het gesprek richting best practice ervaringen bij andere klanten. Via forecasten loopt het dan terug naar ervaringen binnen HVC, waarbij [betrokkene 9] evaluatief getinte opmerking “ik krijg heel wat anders terug.”(onderaan pagina 13) onmiddellijk wordt afgestopt, waarna [betrokkene 3] vaststelt dat men in hoofdlijnen door de vragen heen is.
- -
In reactie daarop merkt [betrokkene 4] (halverwege pagina 14) op de hiervoor al besproken opmerking dat het was opgevallen dat Randstad alleen haar dienstverlening bij HVC als referentieproject heeft aangedragen. [betrokkene 3] merkt gelijk op dat het was toegestaan om één referentieproject te noemen en dat dat voldoende was. Randstad noemt vervolgens nog een aantal andere bedrijven in de branche waarvoor zij werkzaamheden verricht.
- -
Op pagina 15 wordt Randstad nog ruimte geboden om vragen te stellen:
[betrokkene 3]: Dus dat klopt helemaal. Hebben jullie nog vragen voor ons?
“[betrokkene 8]: Even nadenken. Hadden wij nog vragen?
[betrokkene 1]
: Niet zo veel, want we hebben dit natuurlijk voorbereid samen en veel van de vragen die,
waarvan wij denken, die zijn ook interessant voor jullie om te weten, waar gaan wij mee aan de slag. Waar zien we verbeterpotentieel en dat soort dingen. Die hebben we jullie gesteld.
[betrokkene 3]
: Oké, mooi.
[betrokkene 1]
: Ik hoop dat jullie ook een compleet beeld hebben van wat wij hopelijk de komende jaren
kunnen betekenen.”
5.19.
Bij de beoordeling van de kritiek van Randstad moet voor ogen gehouden worden wat het doel is van het interview: beoordelen of de sleutelfunctionarissen een juiste vertaling kunnen maken van de inschrijving naar de uitvoering van de opdracht en hoe zij dit binnen hun functie goed kunnen managen. Daartoe moet in het interview worden nagegaan of zij begrijpen wat in de inschrijving is beschreven en wat zij kunnen
bijdragen aan de realisatie van de doelstellingen. Daartoe moet in het interview onder meer worden nagegaan of de sleutelfunctionarissen de opdracht overzien, zich verantwoordelijk tonen en risico’s kunnen inschatten en weten hoe zij deze kunnen managen. (Zie de hiervoor onder 2.4 weergegeven passages uit par. 5.4 van de Leidraad.)
Uitgaande van dat doel deelt de voorzieningenrechter de opvatting van HVC dat het toelaatbaar is dat de interviewers vragen naar de huidige werkwijze van een inschrijver. Als die werkwijze sterk afwijkt van de voorgestelde werkwijze kan dat voor de interviewers nuttige informatie bieden voor vervolgvragen waarmee bijvoorbeeld het realiteitsgehalte van nieuwe ambities, het vermogen van de sleutelfunctionarissen tot het inschatten van risico’s en het nemen van maatregelen om deze te reduceren, alsmede (in dat verband) het vermogen tot reflectie op bestaande of mogelijke andere werkwijzen kan worden onderzocht.
5.20.
Randstad heeft er voor gekozen uitsluitend haar huidige dienstverlening aan HVC als referentieproject op te geven, zoals door de Leidraad ook werd toegestaan. Hiermee heeft zij HVC een aanknopingspunt geboden de huidige dienstverlening in het gesprek te betrekken. Een referentieproject is immers een voor de hand liggend vehikel om een inschrijver op te bevragen. Dat zal ook bij de andere inschrijvers zijn voorgekomen en het zal door deze inschrijvers als vanzelfsprekend zijn ervaren dat de aangedragen referentieprojecten een bron zijn van ervaringen die bij wijze van toelichting op de gegeven antwoorden in een gesprek aan de orde kunnen komen.
5.21.
Uiteraard is er een grens aan de mate waarin de performance van Randstad als zittende inschrijver in het interview aan bod mag komen. Het interview mag niet worden ingestoken (op een wijze die kan worden ervaren) als een verkapte beoordeling van en afrekening op de performance van een zittende dienstverlener.
Om te beoordelen of die situatie zich hier heeft voorgedaan, moet worden gekeken naar het gesprek als geheel, zoals dat hiervoor is geschetst. Daarbij springen de volgende observaties in het oog:
- -
de overgrote meerderheid van de vragen strekte ertoe om Randstad op haar inschrijving te bevragen;
- -
waar in de beantwoording van de vragen de ervaringen van Randstad als zittende inschrijver gespreksstof heeft gevormd, is dat doorgaans gebeurd doordat Randstad bij de beantwoording van de gestelde vraag eigener beweging aan die ervaringen heeft gerefereerd;
- -
in de gevallen waarin die uitstapjes te lang dreigden te duren, is het gesprek door HVC ([betrokkene 3]) telkens teruggebracht naar waar het primair over moet gaan: de inschrijving;
- -
die “correctie” mag niet worden beschouwd als een aanwijzing dat er op die momenten benadeling van Randstad dreigde. Bedacht moet immers worden dat de zittende inschrijver door haar ervaring met de onderneming van de aanbestedende dienst op het moment waarop mogelijkheden worden gegeven om uit die ervaringen te putten, de kans krijgt om met rake observaties van de onderneming van de aanbestedende dienst punten te scoren die de andere inschrijvers, gegeven hun mindere kennis van de bedrijfsprocessen van die dienst, niet zo gemakkelijk kunnen scoren. Bijsturing door de gespreksleider kan óók plaatsvinden met het doel die bevoordeling te voorkomen.
5.22.
In dat licht bezien zijn de voorbeelden die Randstad uit het verslag heeft gehaald ter onderbouwing van haar stelling dat de huidige dienstverlening centraal heeft gestaan uit hun context getrokken elementen waarmee Randstad verwijten poogt te adstrueren die geen recht doen aan de werkelijkheid van het interview. Randstad was in het interview overduidelijk eager om voorbeelden uit de huidige dienstverlening als gespreksstof te gebruiken. Zij is tot dat gebruik door de interviewers in staat gesteld op een wijze die het doel van het interview geen geweld heeft aangedaan. Van evaluatieve vragen over die dienstverlening is nauwelijks sprake geweest. Bij de enkele vraag die aldus zou kunnen worden getypeerd is het gesprek vrij spoedig teruggevoerd naar waarover het zou moeten gaan: de inschrijving. De door Randstad in haar pleitnota’s gegeven diskwalificaties van de daarin uit het interview opgenomen passages doen geforceerd aan. De stelling dat Randstad effectief maar een half uur heeft gehad om haar inschrijving toe te lichten is een volstrekte miskenning van de inhoud en het verloop van het gesprek. De afsluitende opmerkingen die namens Randstad aan het einde van het gesprek zijn gemaakt, als hiervoor geciteerd, wekken ook allesbehalve de indruk dat er onderwerpen niet aan bod zijn gekomen die zij graag had willen toelichten, of dat de vragen van HVC niet hebben aangesloten bij de verwachtingen die Randstad had.
5.23.
Randstad heeft nog opgemerkt dat de interviewers de regie in handen hadden moeten houden door aan de hand van een lijst van vragen, die op gelijke wijze aan alle inschrijvers werden voorgelegd, een gelijk speelveld te creëren, zodat een objectieve beoordeling had kunnen plaatsvinden. Het wederzijds uitwisselen van goede en slechte ervaringen over de huidige dienstverlening mag daar geen onderdeel van uitmaken, hetgeen ten onrechte wel is gebeurd.
5.24.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat er geen aanbestedingsrechtelijke regel is die noopt tot een zo vergaande stroomlijning van een interview in een aanbestedingsprocedure. Dat zou de vrijheid van een beoordelingsteam om naar aanleiding van het verloop van het gesprek door te vragen ook te zeer inperken.
5.25.
Daarnaast voert Randstad aan dat ook uit de voorlopige gunningsbeslissing volgt dat HVC haar heeft beoordeeld op de huidige dienstverlening. Zij wijst daarbij op de zinsnede bij wens 2 onderdeel 1: HVC mist echter de proactiviteit in de samenwerking en in het partnerschap met HVC (…) en de mededeling bij onderdeel 4 “Het beoordelingsteam mist nog een stukje reflectie op het proces.” Zij benadrukt dat HVC hierover tijdens het gesprek op 16 september 2021 op een vraag van Randstad wat hiermee werd bedoeld heeft geantwoord dat hier niet wordt gedoeld op reflectie in het implementatieplan maar reflectie op de huidige samenwerking.
5.26.
HVC heeft aangevoerd dat noch de voorlopige gunningsbeslissing van 8 september 2021, noch de nadere motivering van 1 oktober 2021 steun biedt voor de stellingen van Randstad. Zij heeft benadrukt dat het verlies van Randstad niet voortkomt uit de huidige samenwerking maar uit de door haar geoffreerde prijs, in combinatie met de schriftelijke uitwerking van de kwalitatieve gunningscriteria en de ontoereikende kennis van de sleutelfunctionarissen tijdens het interview. Zij heeft betwist dat de gestelde vragen zagen op de huidige samenwerking. Zij meent dat Randstad ten onrechte vragen die relevant zijn voor de beoordeling gerelateerd aan de huidige samenwerking en vragen die zijn gesteld om het gesprek gaande te houden en aan bijzaken raken, uit hun verband heeft getrokken.
5.27.
Olympia heeft bevestigd dat zij de vraagstelling zoals daarvan blijkt uit het verslag van het interview met Randstad herkent en dat die vragen ook aan haar sleutelfunctionarissen zijn gesteld.
5.28.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat voor het verwijt van Randstad dat de huidige samenwerking in negatieve zin is meegewogen in de beoordeling geen steun is te vinden in de voorlopige gunningsbeslissing van 8 september 2021 en ook niet in de nadere motivering in de brief van 1 oktober 2021. Het beeld van het interview zelf, als hiervoor besproken, geeft geen aanleiding om aan te nemen dat de opgetekende motivering er tweemaal in successie toe heeft gestrekt te maskeren dat de werkelijke drijfveren achter de gunningsbeslissing andere zijn, zoals de stellingname van Randstad impliceert. Zoals hiervoor in r.o. 5.22 is overwogen is van evaluatieve vragen over die dienstverlening nauwelijks sprake geweest en is bij de enkele vraag die aldus zou kunnen worden getypeerd het gesprek vrij spoedig teruggevoerd naar waarover het zou moeten gaan: de inschrijving.
5.29.
Tot slot wijst Randstad op een e-mail van 15 september waarin [betrokkene 9] als teamleider over een forecast meldt Nu hebben we met de management besprekingen vaak de terugkoppeling dat we in de kwartaalforecast niet goed aangeven wat de uitvraag moet zijn, welke e-mail tijdens het gesprek op 16 september 2021 aan de orde is geweest. Zij stelt dat hieruit blijkt dat HVC navraag over de huidige dienstverlening heeft gedaan en de uitkomsten daarvan heeft meegewogen in haar beoordeling.
5.30.
Niet betwist is dat de door Randstad bedoelde e-mail dateert van na de datum waarop de voorlopige gunningsbeslissing aan Randstad bekend is gemaakt. Deze kan dus geen rol gespeeld hebben bij de beoordeling van de inschrijving van Randstad door HVC. Bovendien moet deze e-mail worden gezien in het licht van het doel van het gesprek op 16 september 2021 zoals dat HVC voor ogen stond: een eindevaluatie van de dienstverlening door Randstad. En zoals hiervoor in r.o. 5.7 reeds is overwogen en beslist is hetgeen tijdens de bespreking op 16 september 2021 aan de orde is geweest niet van belang bij de beoordeling van de vraag of HVC de aanbestedingsprocedure op de juiste wijze heeft uitgevoerd.
5.31.
De slotsom is dat ook het verwijt van Randstad dat HVC de huidige dienstverlening van Randstad in het interview op ontoelaatbare wijze heeft betrokken en die dienstverlening in negatieve zin in de beoordeling van de inschrijving heeft meegewogen, tegenover betwisting onvoldoende is onderbouwd.
Beoordelingsteam niet juist samengesteld
5.32.
Daarmee resteert de klacht dat het beoordelingsteam in strijd met de Leidraad is samengesteld. Randstad heeft betoogd dat het team niet de voorgeschreven twee leden met expertise op het gebied van de inzameling bevatte. Het als zodanig opgevoerde teamlid blijkt een coördinator registratie en databeheer te zijn. De deskundigheid van deze betrokkene houdt volgens Randstad op geen enkele wijze verband met de gunningscriteria die in het kader van deze aanbestedingsprocedure zijn gesteld.
5.33.
De voorzieningenrechter stelt vast dat Randstad de in de conclusie van antwoord van HVC opgenomen schets van de achtergrond en ervaring van het betrokken teamlid niet heeft weersproken. De voorzieningenrechter is van oordeel dat een functionaris met deze achtergrond en ervaring geacht kan worden de in de Leidraad voorgeschreven deskundigheid in huis te hebben. Ook de vierde klacht faalt dus.
Implicaties voor de vorderingen
Het voorgaande voert tot de slotsom dat de primaire en subsidiaire vorderingen niet toewijsbaar zijn.
5.34.
Meer subsidiair heeft Randstad gevorderd dat HVC wordt veroordeeld om de voorlopige gunningsbeslissing aan te vullen zodat deze voldoet aan de minimumeisen die daarvoor gelden. Randstad stelt dat de voorlopige gunningsbeslissing niet voldoet aan artikel 2.130 Aw.
5.35.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Randstad onvoldoende aannemelijk gemaakt dat en waarom de voorlopige gunningsbeslissing niet voldoet aan de minimumeisen.
Ook de meer subsidiaire vordering wordt daarom afgewezen.
5.36.
Randstad zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure tot op heden begroot op:
aan de zijde van HVC:
vastrecht € 667,00
salaris advocaat € 1.016,00
Totaal € 1.683,00
en aan de zijde van Olympia:
vastrecht € 667,00
salaris advocaat € 1.016,00
Totaal € 1.683,00
5.37.
De door HVC en Olympia gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze als hierna onder ‘de beslissing’ te vermelden.
5.38.
De door Olympia gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten is eveneens toewijsbaar.
De vorderingen van Olympia
5.39.
Uit hetgeen HVC ter zitting heeft verklaard blijkt dat zij nog steeds de raamovereenkomst wenst aan te gaan. Nu de vorderingen van Randstad worden afgewezen, volgt daaruit dat de weg voor HVC vrij is om de raamovereenkomst definitief aan Olympia te gunnen en over te gaan tot het sluiten van de raamovereenkomst met Olympia. Om die reden wordt geoordeeld dat Olympia geen belang heeft bij toewijzing van haar vorderingen. Deze worden afgewezen, met dien verstande dat de voorzieningenrechter aanleiding ziet Randstad ook te veroordelen in de proceskosten die Olympia in de hoofdzaak heeft moeten maken.
6 De beslissing
De voorzieningenrechter
6.1.
laat Olympia toe als tussenkomende partij;
in het incident ex artikel 843a Rv
6.2.
wijst het gevorderde af;
6.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.4.
wijst de vorderingen af;
6.5.
veroordeelt Randstad tot betaling van € 1.683,00 aan HVC ter zake van de proceskosten;
6.6.
veroordeelt Randstad tot betaling van € 1.683,00 aan Olympia ter zake van de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele betaling;
6.7.
veroordeelt Randstad in de na dit vonnis aan de zijde van HVC ontstane kosten, begroot op:
- € 163,-- aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met een bedrag van € 85,-- aan salaris advocaat, indien betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan;
6.8.
veroordeelt Randstad in de na dit vonnis aan de zijde van Olympia ontstane kosten, begroot op:
- € 163,-- aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met een bedrag van € 85,-- aan salaris advocaat, indien betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis tot aan de dag der algehele betaling;
6.9.
verklaart deze proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier C. Vis-van Zanden op 16 december 2021.1