[eiser 1] c.s. vorderen bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden, ieder hoofdelijk, des de een betalende, de ander zal zijn gekweten te veroordelen:
I. [gedaagde 2] (en [gedaagde 1] als bestuurder van [gedaagde 2] ) te veroordelen om binnen 120 uur (zijnde 5 dagen) na het tijdstip van betekening van het te wíjzen vonnis onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de aandelenoverdracht, door alle handelingen te verrichten die nodig zijn om de akte van levering conform het door de notaris opgestelde en als productie 4 aangehechte concept namens [gedaagde 2] en [eiser 2] te (laten) ondertekenen, op straffe van een door [gedaagde 2] en [gedaagde 1] hoofdelijk te verbeuren dwangsom van
€ 100.000,00 en van € 20.000,00 voor elke opvolgende dag (of gedeelte daarvan) dat zij in gebreke blijft of blijven aan deze veroordeling te voldoen, tot een maximum van € [bedrag] ;
II. te bepalen dat, indien de aandelenoverdracht niet binnen de sub I gevorderde
termijn is voltooid (door ondertekening van de leveringsakte), het vonnis in de plaats zal treden van het deel van de leveringsakte waaraan [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] door ondertekening dienen mede te werken;
III. [gedaagde 2] te schorsen als statutair bestuurder van [eiser 2] ;
IV. [gedaagde 2] te veroordelen tot (terug)betaling van een bedrag van € 16.784,00 aan [eiser 2] binnen twee dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, waarna bij niet-betaling de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW verschuldigd zal worden tot aan de dag van algehele voldoening;
V. gedaagden, ieder hoofdelijk te veroordelen tot terugbetaling van een bedrag van € 3.676,69 aan [eiser 3] binnen twee dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, waarna bij niet-betaling de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW verschuldigd zal worden tot aan de dag van algehele voldoening;
VI. gedaagden, ieder hoofdelijk te gebieden om binnen 120 uur na betekening van het te wijzen vonnis de bedrijfseigendommen (zoals genoemd in de e-mail van de heer [betrokkene 1] van 30 september 2021) compleet en onbeschadigd te retourneren aan [eiser 2] , op straffe van een door [gedaagde 2] en [gedaagde 1] hoofdelijk te verbeuren dwangsom van € 1.000,00 per dag (of gedeelte daarvan) dat zij in gebreke blijft of blijven aan deze veroordeling te voldoen, tot een maximum van € 20.000,00;
VII. gedaagden, ieder hoofdelijk, te verbieden om voor de duur van zeven jaar vanaf de datum van het te wijzen vonnis op enigerlei wijze (telefonisch, persoonlijk, schriftelijk, per e-mail of anderszins contact op te nemen of te hebben met derden, waaronder in ieder geval de Belastingdienst en HM Revenue & Customs (HMRC), in verband met of vanwege [eiser 2] of één van haar (indirecte) dochtervennootschappen, behalve indien zij aantoonbaar moeten voldoen aan enige wettelijke verplichting, en dan alleen indien en voor zover er eerst voorafgaand schriftelijk overleg over is geweest met (het bestuur van) [eiser 2] over de inhoud en wijze van het contact, op straffe van een door [gedaagde 2] en [gedaagde 1] hoofdelijk te verbeuren dwangsom van
€ 100.000,00 per overtreding, en van € 20.000,00 voor elke opvolgende dag (of gedeelte daarvan) dat zij in gebreke blijft of blijven aan deze veroordeling te voldoen, tot een maximum van € [bedrag] ;
VIII. gedaagden, ieder hoofdelijk te veroordelen om steeds binnen 24 uur na ontvangst daarvan (en terzake van reeds ontvangen stukken, binnen 48 uur na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis) afschriften van alle schriftelijke communicatie (alle digitale communicatie, zoals e-mail daaronder
begrepen) in de periode vanaf 30 september 2021 tot aan de dag van de verstrekking met of aan de Belastingdienst en HMRC ter zake van [eiser 2] aan eisers te verstrekken, op straffe van een door [gedaagde 2] en [gedaagde 1] hoofdelijk te verbeuren dwangsom van € 10.000,00 per overtreding, en van € 2.000,00 voor elke opvolgende dag (of gedeelte daarvan) dat zij in gebreke blijft of blijven aan deze veroordeling te voldoen, tot een maximum van € 100.000,00;
IX. gedaagden te veroordeling in de kosten van de onderhavige procedure, de nakosten daarbij te begroten, onder bepaling dat indien de gedingkosten niet binnen veertien dagen na de dag, waarop het vonnis is gewezen aan eiser zullen zijn voldaan, daarover vanaf de veertiende dag wettelijke rente verschuldigd is.