[eiser] vordert, samengevat, uitvoerbaar bij voorraad,:
I. een verklaring voor recht dat [gedaagde 1] c.s. jegens [eiser] onrechtmatig hebben gehandeld, door de gewassen met schadelijke stoffen te bespuiten, terwijl zij wisten of konden weten dat daardoor, gezien de weersomstandigheden, schade kon optreden aan de gewassen van [eiser] ;
II. een verklaring voor recht dat [gedaagde 1] c.s. jegens [eiser] aansprakelijk zijn voor de schade [die] [eiser] heeft geleden aan de Penstemon en deze dienen te vergoeden;
III. hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1] c.s., in de zin dat wanneer een betaalt de ander zijn gekweten, tot het betalen van een schadevergoeding ter hoogte van € 40.806,87 voor de schade aan de Penstemon aan [eiser] , binnen twee weken na wijzen van het vonnis, dan wel een bedrag dat de rechter billijk voorkomt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 20 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1] c.s., in de zin dat wanneer een betaalt de ander zijn gekweten, tot het betalen van de kosten van de deskundigen ter hoogte van € 4.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
V. een verklaring voor recht dat [gedaagde 1] c.s. aansprakelijk is voor de vervolgschade aan de Penstemon en deze dient te vergoeden. De hoogte van de schade dient in een latere schadestaatprocedure te worden vastgesteld;
VI. veroordeling van [gedaagde 1] c.s. tot betaling van de kosten van dit geding, daaronder uitdrukkelijk begrepen de na de uitspraak nog vallende kosten.