Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNHO:2022:10025

Rechtbank Noord-Holland
17-11-2022
02-02-2023
21/2397
Socialezekerheidsrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Herziening uitwonendenbeurs en terugvordering; geen hoofdverblijf op brp-adres

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 21/2397


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 november 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. B.T. Stalpers),

en

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder

(gemachtigde: mr. M. van den Berg).

Procesverloop

In de besluiten van 1 oktober 2020 (de primaire besluiten) heeft verweerder de uitwonendenbeurs die eiser op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) ontving over de periode augustus 2018 tot en met september 2020 ingetrokken, hem over deze periode een thuiswonendenbeurs toegekend en een bedrag van € 5.519,- van hem teruggevorderd.

In het besluit van 9 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft het beroep op 6 oktober 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, die met een telefonische verbinding aan de zitting heeft deelgenomen omdat een treinstoring zijn aanwezigheid ter zitting verhinderde.

Overwegingen

Wat ging er aan de besluitvorming vooraf?

1. Eiser staat sinds 1 september 2016 ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) op het adres [adres] te [plaats] . Met ingang van augustus 2018 studeert eiser en ontvangt hij studiefinanciering met een uitwonendenbeurs.

Op 2 september 2020 is eiser in het kader van een controle van de woonsituatie aangetroffen op het adres van zijn moeder in [plaats] .

Op 3 september 2020 is een aangekondigd huisbezoek afgelegd op het BRP-adres van eiser. Van het huisbezoek is een verslag opgesteld, gedateerd 3 september 2020.

Verweerder heeft vervolgens de primaire besluiten genomen zoals hiervoor weergegeven.

Standpunt verweerder

2. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat uit de bevindingen van het huisbezoek niet is gebleken dat eiser op het BRP-adres woonde en aldaar zijn hoofdverblijf had. In het bestreden besluit is vermeld dat er heel weinig kleding lag. Eiser verklaarde dat deze bij zijn moeder lag waar de controleurs hem eerder aantroffen en waar hij had geslapen. Verder werden in de woning geen direct naar eiser herleidbare persoonlijke verzorgingsspullen aangetroffen en ook geen administratie behalve een paar brieven van de gemeente, van de verhuurder [naam] en van de zorgverzekering, die eiser ongeopend van de deurmat pakte. In de woning lagen verder geen poststukken. Volgens eiser lagen die bij zijn moeder. Eiser toonde twee studieboeken die hij uit zijn tas pakte en de rest lag volgens eiser bij zijn moeder of op school. Eiser heeft zelf verteld dat hij veel bij zijn moeder verblijft maar dat hij zelf al een huis heeft voor als hij klaar is met zijn studie. Omdat de huur hoog is, deelt hij het huis tijdelijk met een vriendin. Zij staat ten tijde van het onderzoek ook ingeschreven op het BRP-adres. Er is één slaapkamer die eiser en de vriendin afwisselend gebruiken, de andere persoon slaapt dan in de woonkamer.

Omdat verweerder, gelet op de aangetroffen situatie, het niet aannemelijk acht dat eiser op het BRP-adres woonde heeft verweerder hem onder toepassing van artikel 1.5 van de Wsf 2000 per augustus 2018 als een thuiswonende studerende aangemerkt en over de periode vanaf augustus 2018 € 5.519,- teruggevorderd.

Standpunt eiser

3. Eiser stelt in beroep dat hij wel op het BRP-adres woonde. Eiser licht toe dat hij als vluchteling uit Syrië naar Nederland is gekomen. Zijn vader heeft hij 6 jaar niet gezien en zijn moeder is ziek. Eiser zorgt als enige man in het gezin van Arabische afkomst intensief voor zijn moeder, die ziek is. Hij verwijst in dit verband naar medische stukken met betrekking tot de gezondheidssituatie van zijn moeder.

Eiser heeft weinig geld, zijn uitwonendenbeurs gaat geheel op aan de huur, hij wordt geholpen door een budgetbeheerder en hij eet vaak bij zijn moeder. Sinds de zomer van 2019 woont een vriendin bij hem in de woning om financiële redenen, want zij betaalt € 250,- aan huur.

Eiser wijst erop dat hij tijdens het huisbezoek dat – gelet op zijn herkomst – hem veel stress opleverde, heeft verklaard dat hij drie tot vier dagen in de woning slaapt, bankafschriften waaruit zijn huur blijkt heeft getoond, zijn automatische verbinding met zijn telefoon en het wifi-netwerk heeft getoond en een gedetailleerde omschrijving van de badkamer heeft gegeven waarbij hij enkel was vergeten de radiator te noemen. Hij beschikt over de huissleutels, ontvangt post op dit adres en zijn meubels en een deel van zijn kleding en (school)boeken bevinden zich in de woning. Hij neemt ook post en kleding mee naar zijn moeder en heeft verklaard dat hij dagelijks naar haar toe gaat en ook regelmatig daar slaapt. Eiser benadrukt dat er geen sprake is van fraude. Eiser merkt op dat het hebben van een eigen woning vanuit zijn cultuur noodzakelijk is zodat hij jong kan trouwen.

Wettelijke bepalingen

4. In artikel 1.1, eerste lid, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) is, voor zover hier van belang, bepaald dat onder thuiswonende deelnemer wordt verstaan de deelnemer die niet een uitwonende deelnemer is, en wordt onder uitwonende deelnemer verstaan de deelnemer die voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 1.5, van de Wsf 2000. Verder bepaalt artikel 1.5, eerste lid van de Wsf 2000, dat voor het normbedrag voor een uitwonende deelnemer in aanmerking komt de deelnemer die voldoet aan de volgende verplichtingen:
a. de deelnemer woont op het adres waaronder hij in de Brp staat ingeschreven, en
b. het woonadres van de deelnemer is niet het adres waaronder zijn ouders of een van hen in de Brp staat of staan ingeschreven. Op grond van artikel 7.1, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wsf 2000 kan herziening plaatsvinden op grond van het feit dat te veel of te weinig studiefinanciering is toegekend op basis van onjuiste of onjuist verwerkte gegevens. Op grond van artikel 9.9 lid 2 Wsf 2000 vindt herziening van het normbedrag voor een uitwonende deelnemer, die niet heeft voldaan aan de verplichtingen van artikel 1.5 Wsf 2000, plaats met ingang van de dag waarop de studerende zijn laatste adreswijziging heeft doen inschrijven in de basisregistratie personen.

Beoordeling door de rechtbank

5. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser de woning op het BRP-adres huurt. Het gaat in deze procedure over de vraag of het BRP-adres van eiser zijn woonadres is.

Voor de beoordeling daarvan geldt als uitgangspunt dat een betrokkene zijn woonadres heeft, daar waar hij zijn hoofdverblijf heeft. Het hoofdverblijf van een betrokkene ligt daar waar zich het zwaartepunt van zijn persoonlijk leven bevindt. Dit dient te worden bepaald aan de hand van concrete feiten en omstandigheden. Het bestreden besluit tot herziening is bovendien een voor eiser belastend besluit, zodat de bewijslast bij verweerder ligt. Wat betreft de herziening moet verweerder daarom aannemelijk maken dat eiser ten tijde van de controle niet op het BRP-adres zijn hoofdverblijf had.

6.1.

De rechtbank is van oordeel dat de bevindingen van het onderzoek op het adres waarop eiser in het BRP staat ingeschreven en de verklaringen die eiser daarover heeft gegeven voldoende feitelijke grondslag bieden voor het standpunt van verweerder dat eiser ten tijde van belang niet zijn hoofdverblijf had op dat BRP-adres. Uit het rapport van 3 september 2020 volgt dat vrijwel geen tot eiser herleidbare spullen in de woning zijn aangetroffen. Aangezien vaststaat dat eiser al sinds 1 september 2016 op dit adres stond ingeschreven, en hij ook stelt sinds die datum in de woning te wonen, valt redelijkerwijs te verwachten dat zich daar meer specifiek tot hem te herleiden persoonlijke spullen, waaronder kledingstukken, bevinden waaruit kan worden afgeleid dat hij daar niet alleen – regelmatig – verblijft, maar dat hij daar ook echt woont. De afwezigheid van die spullen laat zich niet verklaren door de niet nader onderbouwde stelling van eiser dat hij sinds zijn komst naar Nederland niet beschikt over voldoende financiële middelen om zulke spullen ook te kunnen aanschaffen. Dat eiser al sinds 2016 de woning huurt en daarvan de huur betaalt, dat hij over de huissleutels beschikt en dat zijn telefoon automatisch verbinding maakt met het wifi-netwerk, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Deze omstandigheden wijzen er nog niet op dat eiser wel zijn hoofdverblijf op het BRP-adres had. Uit de aangetroffen poststukken blijkt ook niet meer dan dat eiser het BRP-adres als postadres gebruikte.

6.2.

Dat de moeder van eiser dichtbij, op iets minder dan drie kilometer afstand, woont en het dus praktisch is om bij haar te blijven eten en soms slapen, zijn geen feiten of omstandigheden die duidelijkheid geven over het daadwerkelijke verblijf van eiser in de betreffende periode op het BRP-adres. Om diezelfde reden kan ook de stelling van eiser dat zijn moeder pas in 2018 naar Nederland is gekomen, hem niet helpen. Bovendien geldt dat voor de beoordeling of eiser zijn hoofdverblijf had op het BRP-adres de feitelijke situatie bepalend is en niet de motieven van eiser voor het weinig aanwezig zijn in de woning. Dat hij veel bij zijn moeder is om haar te helpen, kan daarom niet meewegen. Eiser heeft met zijn verklaring dat hij vanuit school vaak rechtstreeks naar zijn moeder gaat, bij haar eet en dan ook een groot deel van zijn avonden bij haar blijft om hulp te bieden, bevestigd dat hij weinig aanwezig was in de woning op het BRP-adres. Dat hij 3 á 4 dagen in de week, of zoals ter zitting gesteld ongeveer de helft van zijn tijd, ook bij zijn moeder blijft slapen en zoals ook door hem toegelicht, daarom zijn persoonlijke (verzorgings-)spullen voor dagelijks gebruik en studieboeken altijd in een tas bij zich heeft, draagt daar eveneens aan bij. Dat het verblijf bij zijn moeder is ingegeven door praktische overwegingen, maakt dat niet anders.

6.3.

Aan al het voorgaande doet ook niet af het betoog van eiser dat voor hem het hebben van een eigen woning van groot belang is voor zijn zelfstandigheid en dat hij het zijn van uitwonend student als een vereiste daarvoor ziet. Dat hij zonder de uitwonendenbeurs de huur niet kan betalen en hij daarom nu noodgedwongen is gestopt met zijn studie, omdat hij het behoud van een eigen woning belangrijker vindt, is geen aspect dat bij de beoordeling in deze zaak een rol kan spelen.

Conclusie

7. Gelet op de bevindingen tijdens het huisbezoek en de verklaringen van eiser heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat eiser op het moment van de controle niet zijn hoofdverblijf had op het door hem opgegeven BRP-adres. Dat betekent dat verweerder terecht de studiefinanciering van eiser heeft herzien.

8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. ten Berge, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Kleijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 november 2022.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.