Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NS Reizigers B.V.
gevestigd te Utrecht
de eisende partij
gemachtigde: Landelijke Associatie Van Gerechtsdeurwaarders B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
de gedaagde partij
niet verschenen
1 De procedure
1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.
2 De beoordeling
2.1.
De eisende partij heeft gevorderd dat de kantonrechter de gedaagde partij veroordeelt tot betaling van € 376,91, te vermeerderen met wettelijke rente over dit bedrag en buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten.
2.2.
De vordering ziet op reiskosten in het kader van het “Basisproduct van NS Flex”. Volgens de eisende partij heeft de gedaagde partij de aan haar verzonden facturen, ondanks diverse aanmaningen, onbetaald gelaten.
2.3.
De kantonrechter is met de eisende partij van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van een reisovereenkomst in de zin van artikel 8:100 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Op grond van artikel 6:230h lid 5 BW zijn op dergelijke overeenkomsten alleen de artikelen 6:230i lid 1 BW, 6:230j BW, 6:230k lid 1 BW en 6:230v lid 2 en 3 BW van toepassing. De eisende partij heeft gesteld dat zij aan de hiervoor genoemde informatieplichten heeft voldaan. Zij heeft daartoe onder meer aangegeven dat de overeenkomst digitaal tot stand is gekomen. De kantonrechter kan deze stelling niet volgen en overweegt daartoe als volgt. De kantonrechter is er ambtshalve mee bekend dat de reisovereenkomst tot stand komt wanneer de reiziger instapt en eindigt wanneer deze uitstapt. Dit volgt ook uit artikel 1.3 van de overgelegde algemene voorwaarden. In genoemd artikel staat verder: “Ook als u niet apart per reis betaalt, maar gebruik maakt van een (volledig) afgekocht reisrecht op een Product komt iedere keer dat u reist met NS een aparte vervoerovereenkomst tot stand.” Er is dan ook geen sprake van een overeenkomst op afstand waarop artikel 6:230v lid 2 en lid 3 BW van toepassing is.
2.4.
De eisende partij heeft voldoende onderbouwd dat is voldaan aan de (overige) informatieplichten als genoemd in artikel 6:230h lid 5 BW, zodat een bedrag van € 376,91 aan reiskosten toewijsbaar is.
2.5.
Ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente zullen worden toegewezen, omdat deze vorderingen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen.
2.6.
De gedaagde partij wordt (grotendeels) in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.
3 De beslissing
De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 433,45, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 376,91 vanaf 25 augustus 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 107,22 wegens dagvaardingskosten,
€ 128,00 wegens griffierecht en
€ 75,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: