Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNHO:2022:180

Rechtbank Noord-Holland
05-01-2022
19-01-2022
9291334 \ CV EXPL 21-3121
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Schending geheimhoudingsbeding. Art. 7:651 BW. Boetebeding partieel nietig.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2022-0107
RAR 2022/57
VAAN-AR-Updates.nl 2022-0107

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind

locatie Alkmaar

Zaaknr./rolnr.: 9291334 \ CV EXPL 21-3121 BL

Uitspraakdatum: 5 januari 2022

Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

de besloten vennootschap EOS B.V.

gevestigd te Schagen

eiseres

verder te noemen: Eos

gemachtigde: mr. J.H. Prins

tegen

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]

gedaagde

verder te noemen: [gedaagde]

gemachtigde: mr. M.E. Frank-Kleijne

De zaak in het kort

Tussen partijen bestond een arbeidsovereenkomst, die met wederzijds goedvinden is beëindigd. Eos vordert dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 70.000,00 voor boetes wegens veertien overtredingen van het geheimhoudings- en nevenwerkzaamhedenbeding in de arbeidsovereenkomst, doordat [gedaagde] bestanden van Eos heeft verwijderd, op haar privécomputer gedownload, aan haar privémailadres gezonden en bewerkt ten behoeve van een concurrerende onderneming. Volgens [gedaagde] heeft zij daarmee niet gehandeld in strijd met de genoemde bedingen.
De kantonrechter geeft [gedaagde] gelijk voor wat betreft het verwijderen van bestanden. Dit is niet in strijd met het geheimhoudingsbeding. Met het verplaatsen van bestanden naar haar privécomputer heeft [gedaagde] het geheimhoudingsbeding wel drie keer geschonden. Daarvoor moet zij een boete betalen van in totaal € 10.000,00. Dat [gedaagde] het verbod op het verrichten van nevenwerkzaamheden heeft geschonden is naar het oordeel van de kantonrechter niet komen vast te staan.

1 Het procesverloop

1.1.

Eos heeft bij dagvaarding van 9 juni 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.

1.2.

Op 2 december 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Eos en [gedaagde] hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Eos heeft op de zitting haar vordering verminderd. Voorafgaand aan de zitting heeft Eos bij brief van 22 november 2021 nog een stuk toegezonden.

2 De feiten

2.1.

[gedaagde] is op 1 februari 2020 in dienst getreden bij Eos in de functie van Operationeel Manager, aanvankelijk voor de duur van zes maanden. Per 1 augustus 2020 is de arbeidsovereenkomst voortgezet voor onbepaalde tijd.

2.2.

In artikel 11 van de arbeidsovereenkomst zijn partijen een geheimhoudingsbeding overeengekomen, dat – voor zover relevant – luidt als volgt:

“1. Het is werknemer verboden hetzij gedurende de dienstbetrekking hetzij na de beëindiging daarvan op enigerlei wijze aan derden, (…) direct of indirect in welke vorm en op welke manier dan ook enige mededeling te doen van enige bijzonderheden van werkgever (…) dan wel van enige vertrouwelijke informatie en/of knowhow waarvan werknemer in de uitoefening van of tijdens de dienstbetrekking kennis heeft genomen. De geheimhoudingsverplichting strekt zich mede uit tot zaken betreffende relaties c.q. klanten van werkgever (…).
2. Werknemer zal met informatie welke persoonsgegevens bevat in de zin van de Algemene verordening gegevensbescherming, extra voorzichtig en zorgvuldig omgaan, in die zin dat werknemer instemt met de verplichting:
1. geen persoonsgegevens te zullen verwerken buiten de opdracht van de verwerkingsverantwoordelijke;
2. geen persoonsgegevens te zullen verwerken (waaronder ‘inzien’ en ‘doorzenden’) dan de persoonsgegevens die voor de functie noodzakelijk zijn en
3. geen persoonsgegevens buiten de werklocatie te zullen brengen dan na toestemming van de werkgever.
3. Werknemer zal de persoonsgegevens geheimhouden, deze passend beveiligen en de instructies en vereisten van de werkgever ten aanzien van het omgaan met persoonsgegevens opvolgen.
4. Werknemer zal bij het einde van de dienstbetrekking alle zaken en/of bescheiden, inclusief kopieën of aantekeningen hiervan, die aan werkgever toebehoren of ten behoeve van de dienstbetrekking met werkgever zijn verkregen of opgesteld, en die werknemer direct of indirect onder zich heeft, ongevraagd en onverwijld en in goede staat aan werkgever overhandigen. Werknemer zal zonder toestemming van werkgever geen bescheiden, inclusief kopieën of aantekeningen hiervan, in bezit houden of aan derden tonen. Met name alle zaken en/of bescheiden, inclusief kopieën of aantekeningen hiervan, welke persoonsgegevens bevatten zullen onverwijld na het einde van de dienstbetrekking worden geretourneerd.
5. (…)
6. (…).”

2.3.

In artikel 12 van de arbeidsovereenkomst zijn partijen een regeling ter zake nevenwerkzaamheden overeengekomen, dat – voor zover relevant – luidt als volgt:

“1. (…).
2. De werknemer is voorts gehouden de werkgever schriftelijk in kennis te stellen van het voornemen om al dan niet gehonoreerde nevenwerkzaamheden te gaan verrichten of nevenfuncties te gaan vervullen alsmede van uitbreiding van door de werkgever toegestane nevenwerkzaamheden.
3. (…)
4. Het is werknemer verboden om gedurende de looptijd van de overeenkomst zelf in enigerlei vorm een bedrijf gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan dat van werkgever te vestigen, te drijven, mede te drijven of te doen drijven, hetzij direct hetzij indirect, financieel of in welke vorm ook, bij een dergelijk bedrijf een belang te hebben, direct of indirect, of daarin of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam te zijn, hetzij tegen vergoeding hetzij om niet, of daarin een aandeel te hebben van welke aard dan ook.”

2.4.

Artikel 14 van de arbeidsovereenkomst bevat een boetebeding, dat – voor zover relevant – luidt als volgt:

“1. Indien werknemer in strijd handelt met (een of meer) ver- en/of geboden in artikel 11, 12 en/of 13 van deze arbeidsovereenkomst zal werknemer dadelijk en ineens, in afwijking van artikel 7:650 lid 3 BW, aan en ten behoeve van de werkgever, zonder dat daartoe enige sommatie of ingebrekestelling vereist is, in afwijking van het maximum van artikel 7:650 lid 5 BW, voor iedere overtreding en zonder rechterlijke tussenkomst een onmiddellijk opeisbare boete verbeuren ten bedragen van € 5.000,- (…), onverminderd alle verdere rechten van werkgever, waaronder, al dan niet in afwijking van artikel 6:92 BW, het recht om in plaats van deze boete(s) (volledige) schadevergoeding te vorderen, het recht om in aanvulling op deze boete(s) schadevergoeding te vorderen voor zover de schade meer bedraagt dan het verschuldigde boetebedrag en het recht om in plaats van deze boete(s) of in aanvulling daarop nakoming te vorderen.
2. (…)”

2.5.

Half oktober 2020 hebben partijen een beëindigingsovereenkomst gesloten, op basis waarvan de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden is beëindigd met ingang van 1 januari 2021.

2.6.

In de beëindigingsovereenkomst is bepaald dat artikel 11 alsook het daarmee verband houdende artikel 14 van de arbeidsovereenkomst onverminderd van kracht blijven.

2.7.

Vanaf 14 december 2020 is [gedaagde] vrijgesteld van werkzaamheden. In de periode van 28 november tot en met 13 december 2020 heeft [gedaagde] vakantiedagen opgenomen.

2.8.

Op 27 november 2020 heeft [gedaagde] haar werklaptop en -telefoon ingeleverd bij Nedvice (ICT-dienstverlener van Eos). Nadat [gedaagde] bestanden daarvan had verwijderd, heeft Nedvice de apparaten teruggezet naar fabrieksinstellingen.

2.9.

In een brief van 16 februari 2021 schrijft (de gemachtigde van) Eos aan [gedaagde] dat, na onderzoek van logbestanden van de server, is vastgesteld dat [gedaagde] in ieder geval op 27 november 2020 talloze bedrijfsbestanden van de server heeft verwijderd, zonder medeweten en zonder instemming van Eos. Volgens Eos heeft [gedaagde] door het opzettelijk verwijderen van bestanden gehandeld in strijd met artikel 11 lid 4 van de arbeidsovereenkomst. Eos maakt aanspraak op de daarmee verbeurde boetes, en stelt [gedaagde] aansprakelijk voor schade die geleden zal worden voor het herstellen van de bestanden. Verder wordt [gedaagde] gesommeerd zich verder te onthouden van onrechtmatige handelingen, geen bedrijfsvertrouwelijke gegevens van Eos te gaan gebruiken of doen gebruiken door haar nieuwe werkgever, en alle onrechtmatig in haar bezit zijnde downloads van bestanden binnen een dag te retourneren.

2.10.

[gedaagde] reageert in een e-mail van 18 februari 2021, waarin zij erkent op haar laatste werkdag een flink aantal bestanden te hebben verwijderd, maar geen belangrijke bedrijfsbestanden.

3 De vordering

3.1.

Eos vordert – na vermindering van eis – dat de kantonrechter voor recht verklaart dat [gedaagde] heeft gehandeld in strijd met het geheimhoudingsbeding en het verbod op nevenwerkzaamheden, en [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 70.000,00 voor verbeurde boetes. Verder vordert Eos dat de kantonrechter [gedaagde] gelast om alle in haar bezit zijnde documenten van Eos te retourneren, deze zelf te verwijderen en verwijderd te houden van gegevensdragers, en [gedaagde] te verbieden gebruik te maken van de op onrechtmatige wijze verkregen documenten van Eos, op straffe van een dwangsom. Ook vordert Eos een verklaring voor recht dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld tegenover Eos, en daarom aansprakelijk is voor alle herstelschade, voor zover deze hoger is dan de toe te wijzen boetes, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.

3.2.

Eos legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] via haar Eos-account, zonder instemming en medeweten van Eos, grote hoeveelheden bestanden uit de systemen van Eos heeft verwijderd, gedownload en buiten de organisatie gebracht. Verder stelt Eos dat [gedaagde] documenten heeft bewerkt ten behoeve van Koel Jeugdzorg (een concurrent van Eos), en dat [gedaagde] al vóór 1 januari 2021 werkzaamheden is gaan verrichten voor Koel Jeugdzorg.

4 Het verweer

4.1.

[gedaagde] betwist dat zij het overeengekomen geheimhoudings- en nevenwerkzaamhedenbeding heeft overtreden. Zij voert daartoe – samengevat – het volgende aan. [gedaagde] heeft in de uitoefening van haar functie bestanden gedownload en verwijderd. Op 27 november 2020 heeft zij de bedrijfstelefoon en -laptop geschoond. Daarna heeft [gedaagde] geen toegang meer gehad tot haar account en het systeem van Eos. [gedaagde] erkent dat zij op 13 en 16 oktober 2020 documenten van haar werklaptop heeft overgezet naar haar privécomputer. Ook erkent [gedaagde] dat zij op 24 oktober 2020 Eos-modellen naar haar privémailadres heeft gezonden, en die vervolgens heeft bewerkt tot Koel Jeugdzorg documenten. [gedaagde] betwist dat daarmee het geheimhoudingsbeding is geschonden, omdat geen informatie met derden is gedeeld. Bovendien heeft [gedaagde] sinds begin november 2020 geen bestanden van Eos meer onder zich, omdat haar computer toen is gecrasht. Het bewerken van de modellen is ook niet in strijd met het verbod op nevenwerkzaamheden, omdat [gedaagde] dit op eigen initiatief en in haar vrije tijd heeft gedaan. [gedaagde] stelt dat zij tijdens haar dienstverband met Eos geen werkzaamheden voor Koel Jeugdzorg heeft verricht. Verder betwist [gedaagde] dat Eos schade heeft geleden door het verwijderen en downloaden van bestanden.

4.2.

Op de zitting heeft [gedaagde] nog aangevoerd dat het boetebeding waarop Eos de vordering baseert nietig is, omdat daarin is bepaald dat Eos ter zake hetzelfde feit zowel een boete als schadevergoeding mag vorderen, zodat de vordering moet worden afgewezen.

5 De beoordeling

5.1.

Eos vordert een bedrag van € 70.000,00 aan verbeurde boetes, en legt daaraan ten grondslag dat [gedaagde] ten minste veertien keer heeft gehandeld in strijd met het tussen partijen geldende geheimhoudingsbeding en het beding ter zake nevenwerkzaamheden. Daarnaast vordert Eos een verklaring voor recht dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld tegenover Eos, en daarom aansprakelijk is voor alle herstelschade, voor zover deze hoger is dan de toe te wijzen boetes, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Deze vordering sluit aan bij de tekst van het boetebeding.

5.2.

Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] is dat het boetebeding nietig is, wegens strijd met artikel 7:651 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Over de vraag of de werkgever in het boetebeding mag vermelden dat aanspraak wordt gemaakt op schadevergoeding voor zover deze meer bedraagt dan het verschuldigde boetebedrag, wordt in de rechtspraak verschillend gedacht. Anders dan [gedaagde] onder verwijzing naar jurisprudentie heeft betoogd, is de kantonrechter van oordeel dat het beding niet geheel nietig is, maar dat sprake is van partiële nietigheid1. Daarover wordt het volgende overwogen.

5.3.

In artikel 7:651 BW is voorop gesteld dat de mogelijkheid een boete op te leggen, het recht op schadevergoeding op grond van de wet onverlet laat. Echter mag de werkgever ter zake van een zelfde feit niet boete heffen en tevens schadevergoeding vorderen, en is een daarmee strijdig beding nietig. Een redelijke uitleg van dit artikel brengt mee, dat die bepaling een werkgever verbiedt om én een boete én schadevergoeding te vorderen, maar niet dat het beding zoals partijen dat zijn overeengekomen geheel nietig is. De grond van nietigheid betreft slechts een deel van het beding, namelijk het deel waarin Eos zich het recht heeft voorbehouden om schadevergoeding te vorderen in aanvulling op de bedongen onmiddellijk opeisbare verbeurde boetes, voor zover de schade meer bedraagt dan het verschuldigde boetebedrag. Dit nietige deel staat naar het oordeel van de kantonrechter, gelet op de inhoud en strekking van het boetebeding, niet in onverbrekelijk verband met het overige deel. Het voorbehouden recht op aanvullende schadevergoeding weggedacht, resteert een geoorloofd boetebeding. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat het overgebleven deel van het boetebeding een zinvolle regeling biedt, waarmee het door partijen nagestreefde doel kan worden bereikt, en waarbij de werknemer wordt behoed tegen een samenloop van een boete en schadevordering voor een zelfde feit. Daarom blijft het boetebeding voor het overige in stand.

5.4.

Dit betekent dat beoordeeld moet worden of [gedaagde] het geheimhoudingsbeding c.q. het beding ter zake nevenwerkzaamheden heeft overtreden, zo ja, hoe vaak, en hoe hoog de boete is die zij daarvoor aan Eos moet betalen. De kantonrechter zal dit per type verwijt beoordelen.

Verwijderen bedrijfsbestanden op 14 oktober, 27 november en 27 december 2020

5.5.

Onder verwijzing naar logboeken van de gedeelde drive van haar server stelt Eos dat [gedaagde] grote hoeveelheden bedrijfsbestanden heeft verwijderd op 14 oktober, 27 november en 27 december 2020, hetgeen volgens Eos drie overtredingen van (met name lid 2 van) artikel 11 van de arbeidsovereenkomst oplevert.

5.6.

De kantonrechter volgt Eos hierin niet. Zelfs indien als vaststaand zou worden aangenomen dat [gedaagde] op genoemde data de bestanden heeft verwijderd zoals door Eos gesteld, hetgeen [gedaagde] gemotiveerd betwist, dan is daarmee nog geen sprake van overtreding van het geheimhoudingsbeding. Lid 1 van artikel 11 van de arbeidsovereenkomst betreft – kort gezegd – een verbod om bedrijfsinformatie buiten de organisatie te brengen. Daarvan is geen sprake bij het verwijderen van gegevens. Lid 2 van artikel 11, waarop Eos haar vordering met name baseert, ziet alleen op informatie die persoonsgegevens bevat in de zin van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), en schrijft voor hoe deze verwerkt moet worden, waarbij specifiek een regeling is gegeven voor het inzien, doorzenden en buiten de werklocatie brengen van persoonsgegevens. Ook lid 3 ziet uitsluitend op persoonsgegevens. Dat de verwijderde bestanden persoonsgegevens bevatten in de zin van de AVG is door Eos niet gesteld. Daarbij is van belang dat het volgens Eos gaat om bestanden die door het gehele management en personeel van Eos werden gebruikt. Eos heeft niet nader toegelicht hoe het verwijderen van die bestanden een schending van lid 2 van het geheimhoudingsbeding oplevert. Daarmee is een schending van artikel 11 lid 2 of 3 niet komen vast te staan. Dat met het verwijderen van de bestanden een van de overige leden van artikel 11 zouden zijn geschonden, is niet gesteld of gebleken.

5.7.

Omdat niet kan worden aangenomen dat het verwijderen van de bestanden een schending van het geheimhoudingsbeding oplevert, wordt dit deel van de vordering afgewezen. Hetgeen partijen verder hebben aangevoerd over het al dan niet verwijderen van bestanden door [gedaagde] kan daarmee verder onbesproken blijven.

Downloaden bedrijfsbestanden op 16 september, 13, 16 en 28 oktober 2020

5.8.

Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] zich als Operationeel Manager bezighield met risico-inventarisatie, de externe audit en het verbeteren van werkprocessen, en dat zij in het kader daarvan bestandsmappen heeft opgeschoond en geherstructureerd. In dat verband heeft zij bestanden gedownload, en daartoe was zij onbetwist bevoegd.

5.9.

[gedaagde] betwist op zichzelf niet dat zij op de vier genoemde data de door Eos genoemde bestanden heeft gedownload. Voor wat betreft 16 september (77 bestanden) en 28 oktober 2020 (12 bestanden) stelt zij zich op het standpunt dat dit is gebeurd in de uitoefening van haar werkzaamheden voor Eos, ten behoeve van het hiervoor genoemde herstructureren van mappen. [gedaagde] heeft gedetailleerd toegelicht wat de herstructurering inhield, en waarom zij daar documenten voor heeft moeten en mogen downloaden. Eos heeft dit onvoldoende weersproken, zodat niet kan worden vastgesteld dat [gedaagde] door het downloaden van de bestanden op 16 september en 28 oktober 2020 het geheimhoudingsbeding heeft geschonden.

5.10.

Dit is anders voor het downloaden van de ongebruikelijk grote hoeveelheid bestanden naar de privécomputer van [gedaagde] op 13 oktober (1.403 bestanden) en 16 oktober 2020 (1.723 bestanden). [gedaagde] erkent deze downloads. Ter toelichting daarvan verklaart [gedaagde] dat zij op dat moment in onderhandeling was met Eos over de beëindigingsovereenkomst, wist dat zij op zoek moest gaan naar een andere baan, en dacht dat de bestanden misschien nog wel eens van pas zouden kunnen komen in een toekomstige functie. Anders dan [gedaagde] meent, is dit naar het oordeel van de kantonrechter in strijd met artikel 11 lid 4 van de arbeidsovereenkomst, waarin het de werknemer is verboden om zonder toestemming van de werkgever bescheiden in haar bezit te houden. Daarvoor is niet vereist dat de bescheiden worden gedeeld met derden, zoals [gedaagde] meent. Ook de door [gedaagde] aangevoerde omstandigheid dat zij de bestanden vanaf begin november 2020 al niet meer in bezit had vanwege het crashen van haar computer, doet niet af aan de overtreding van lid 4 van het geheimhoudingsbeding.

Het verzenden van documenten naar het privémailadres van [gedaagde] op 24 oktober 2020

5.11.

Eos verwijt [gedaagde] dat zij een Opleidingsovereenkomst, POP-formulier, Beleid scholing en Begroting opleidingsplan van haar Eos-mailadres aan haar privémailadres heeft gezonden. [gedaagde] betwist niet dat zij dit gedaan heeft, maar stelt dat zij daarmee het geheimhoudingsbeding niet heeft overtreden, omdat zij de documenten niet met derden heeft gedeeld. Dit verweer van [gedaagde] slaagt niet. Net als voor het downloaden van bestanden naar haar privécomputer, geldt voor het verzenden van bestanden naar haar privémailadres dat dit een schending is van artikel 11 lid 4 van de arbeidsovereenkomst, waarin het de werknemer is verboden om zonder toestemming van de werkgever bescheiden in haar bezit te houden. Daarvoor is niet vereist dat de bescheiden worden gedeeld met derden, en daaraan doet niet af dat dat [gedaagde] de bestanden kort na 24 oktober 2020 al niet meer in bezit had vanwege het crashen van haar computer.

Het bewerken van vijf Eos-documenten tot Koel Jeugdzorg-documenten

5.12.

Vast staat dat [gedaagde] de Opleidingsovereenkomst, het POP-formulier, het Beleid scholing en het Begroting opleidingsplan en het Verzuimprotocol van Eos heeft ‘omgebouwd’ tot Koel Jeugdzorg documenten, door de naam ‘Eos’ te wijzigen in ‘Koel Jeugdzorg’ en het logo van Koel Jeugdzorg erboven te plaatsen.

5.13.

De kantonrechter begrijpt het standpunt van Eos aldus, dat met het bewerken van deze documenten vijf keer het verbod op het verrichten van nevenwerkzaamheden is overtreden. [gedaagde] verklaart dat zij deze visiedocumenten, die ze zelf voor Eos had gemaakt, op eigen initiatief heeft bewerkt, om in het kader van haar gesprekken over indiensttreding bij Koel Jeugdzorg een wit voetje te halen, en te laten zien wat ze in huis heeft, als een soort visitekaartje. Onbetwist staat vast dat [gedaagde] de bewerkte documenten niet daadwerkelijk met Koel Jeugdzorg heeft gedeeld, en dat Koel Jeugdzorg er geen gebruik van heeft gemaakt. Dit heeft [gedaagde] onderbouwd met een schriftelijke verklaring van de directeur van Koel Jeugdzorg. De kantonrechter volgt [gedaagde] in haar standpunt dat deze op eigen initiatief verrichte, voorbereidende werkzaamheden met het oog op een eventueel dienstverband bij Koel Jeugdzorg, niet zijn te scharen onder verboden nevenwerkzaamheden zoals geformuleerd in artikel 12 lid 1 tot en met 4 van de arbeidsovereenkomst.

5.14.

Voor zover Eos het bewerken van de documenten bedoelt te scharen onder overtreding van het geheimhoudingsbeding, heeft zij dit onvoldoende toegelicht en onderbouwd.

Met Koel Jeugdzorg gemaakte afspraken op 10 november 2020

5.15.

Eos stelt dat [gedaagde] in strijd met artikel 12 lid 2 en lid 4 van de arbeidsovereenkomst op 10 november 2020 een overeenkomst met Koel Jeugdzorg heeft gesloten, op basis waarvan [gedaagde] nevenwerkzaamheden heeft verricht, zonder Eos hiervan op de hoogte te stellen of hiervoor toestemming van Eos te hebben. Eos baseert zich daarvoor op een document genaamd ‘Overeenkomst voor dienstverband’ tussen de directie van Koel Jeugdzorg en [gedaagde] . In dit document staat: “Tot 31 december zet [gedaagde] [ [gedaagde] ] zich in voor de bouw van Koel Jeugdzorg terwijl zij in dienst is bij een andere organisatie. Dit doet zij in haar eigen tijd. (…) Alle partijen ontvangen geen geld uit de organisatie.”

5.16.

Vast staat dat dit document niet door [gedaagde] is ondertekend. Volgens Eos is desondanks overeenstemming tussen Koel Jeugdzorg en [gedaagde] bereikt, omdat de overeenkomst door [gedaagde] zou zijn opgesteld en door Koel Jeugdzorg is ondertekend, en is daarmee het verbod op nevenwerkzaamheden overtreden. De kantonrechter volgt Eos hierin niet.

5.17.

Partijen zijn het erover eens dat [gedaagde] op 5 oktober 2020 toestemming van Eos heeft gekregen om zich tijdens werktijd te oriënteren op ander werk. [gedaagde] voert aan dat zij in oktober, november en december 2020 meerdere verkennende gesprekken met Koel Jeugdzorg (en een ander bedrijf) heeft gevoerd, en dat het document een eerste concept overeenkomst betrof, die door Koel Jeugdzorg is opgesteld en door [gedaagde] niet is ondertekend omdat er discussiepunten waren. Zo wilde [gedaagde] in loondienst werken, terwijl Koel Jeugdzorg vooral met ZZP-ers werkte, en gaf [gedaagde] de voorkeur aan werk in de regio Alkmaar-Schagen, terwijl Koel Jeugdzorg in een andere regio opereerde. Verder verklaart [gedaagde] dat zij niet eerder dan vanaf half januari 2021 een dag per week voor Koel Jeugdzorg is gaan werken met volledig behoud van haar WW-uitkering, en dat zij pas vanaf 1 oktober 2021 bij Koel Jeugdzorg in dienst is getreden. De gang van zaken zoals door [gedaagde] uiteengezet vindt steun in de overgelegde verklaring van Koel Jeugdzorg2. Eos heeft hier onvoldoende tegenover gesteld.

5.18.

Daarmee is niet komen vast te staan dat [gedaagde] op basis van een in november 2020 met Koel Jeugdzorg gesloten overeenkomst de regeling ter zake nevenwerkzaamheden heeft overtreden.

Verbeurde boetes en matiging

5.19.

Zoals hiervoor is geoordeeld wordt aangenomen dat [gedaagde] in totaal drie keer het geheimhoudingsbeding heeft overtreden, namelijk door het downloaden van bestanden op haar privécomputer op 13 en 16 oktober 2020, en door het verzenden van documenten naar haar privémailadres op 24 oktober 2020. Op grond van het boetebeding verbeurt [gedaagde] bij iedere overtreding een boete van € 5.000,00, zodat zij in beginsel een boete van € 15.000,00 verschuldigd is.

5.20.

[gedaagde] verzoekt om matiging van de boete. Volgens artikel 7:650 lid 5 BW mag binnen een week aan de werknemer geen hoger bedrag aan gezamenlijke boetes worden opgelegd dan zijn in geld vastgesteld loon voor een halve dag, en mag geen afzonderlijke boete hoger dan dit bedrag worden gesteld. Partijen zijn daarvan bevoegd afgeweken in artikel 14 lid 1 van de arbeidsovereenkomst. Dit betekent dat de kantonrechter op grond van artikel 7:650 lid 6 BW de boete (ook ambtshalve) mag matigen indien deze haar bovenmatig voorkomt. Dat is hier het geval. De kantonrechter overweegt daarover het volgende.

5.21.

De hiervoor vastgestelde schendingen van het geheimhoudingsbeding op 13 en 16 oktober 2020 zijn strikt genomen twee verschillende overtredingen van het geheimhoudingsbeding, maar deze overtredingen zijn naar aard en inhoud gelijksoortig. [gedaagde] verklaart hierover dat zij de grote hoeveelheid bestanden met één druk op de knop vanuit de werkomgeving op haar privé computer heeft gedownload. Dit heeft [gedaagde] kort achter elkaar, twee keer gedaan. Het op 24 oktober 2020 aan zichzelf mailen van vier specifieke bestanden door [gedaagde] , kennelijk met het doel deze te bewerken ten behoeve van haar verkennende gesprekken met Koel Jeugdzorg, ziet de kantonrechter als een andersoortige overtreding.

5.22.

De kantonrechter ziet aanleiding om de boete voor de overtredingen op 13 en 16 oktober 2020 te matigen tot één keer € 5.000,00. De door [gedaagde] aangedragen argumenten geven geen aanleiding tot verdere matiging. [gedaagde] heeft de bestanden gedownload en aan zichzelf gemaild toen zij wist dat haar dienstverband bij Eos zou eindigen, en met de gedachte dat deze nog weleens van pas zouden kunnen komen ten behoeve van een volgend werkgever. Dit is aan te merken als een ernstige overtreding van het geheimhoudingsbeding. De gevorderde boete wordt daarom toegewezen tot een totaalbedrag van € 10.000,00.

Verklaringen voor recht

5.23.

De door Eos gevorderde verklaring voor recht dat [gedaagde] heeft gehandeld in strijd met haar verplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst kan gelet op het voorgaande worden toegewezen voor wat betreft het geheimhoudingsbeding, en niet voor wat betreft het beding ter zake nevenwerkzaamheden.

5.24.

De gevorderde verklaring voor recht dat [gedaagde] daarmee tegenover Eos ook aansprakelijk is voor alle herstelschade voor zover deze hoger is dan de toegewezen boetes moet worden afgewezen, omdat deze vordering is gebaseerd op het gedeelte van het boetebeding dat nietig is geoordeeld.

Retourneren en verwijderen documenten en verbod op gebruik daarvan

5.25.

Eos vordert [gedaagde] te gelasten alle in haar bezit zijnde documenten aan Eos te retourneren, en deze zelf te verwijderen en verwijderd te houden van alle gegevensdragers. [gedaagde] stelt dat zij de bestanden sinds begin november 2020 niet meer in haar bezit heeft, omdat haar computer toen is gecrasht en de harde schijf met de bestanden onleesbaar is geworden en onherstelbaar was beschadigd. Deze stelling onderbouwt [gedaagde] met een verklaring van haar broer, die zegt tevergeefs geprobeerd te hebben de privélaptop van [gedaagde] te herstellen, en met een aankoopbewijs van een nieuwe laptop gedateerd 18 november 2020. Eos heeft hiertegenover aangevoerd dat de betreffende bestanden nog in de cloud beschikbaar zijn voor [gedaagde] . Dit betwist [gedaagde] en is door Eos niet verder toegelicht of onderbouwd. Daarmee acht de kantonrechter aannemelijk dat [gedaagde] niet meer de beschikking heeft over de bestanden van Eos, zodat de vordering tot retourneren en verwijderd houden daarvan moet worden afgewezen.

5.26.

Ditzelfde geldt voor het op straffe van een dwangsom gevorderde verbod voor [gedaagde] om verder gebruik te maken van de documenten, omdat niet is komen vast te staan dat [gedaagde] nog bestanden van Eos in bezit heeft. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat [gedaagde] nog altijd gebonden is aan het geheimhoudingsbeding.

De proceskosten

De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt, met dien verstande dat deze worden berekend op basis van het toewijsbaar geoordeelde gedeelte van de vordering. Dit betekent dat [gedaagde] ten aanzien van het griffierecht slechts wordt veroordeeld tot betaling van € 507,00. Het meerdere, dat op grond van de dagvaarding aan Eos in rekening is gebracht, moet voor rekening van Eos blijven. Het salaris gemachtigde wordt toegewezen tot € 311,00 per punt. Daarbij wordt [gedaagde] ook veroordeeld tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Eos worden gemaakt.

6 De beslissing

De kantonrechter:

6.1.

verklaart voor recht dat [gedaagde] heeft gehandeld in strijd met haar verplichtingen uit hoofde van het geheimhoudingsbeding in de tussen partijen bestaand hebbende arbeidsovereenkomst;

6.2.

veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Eos van € 10.000,00 krachtens het van toepassing zijnde boetebeding in de tussen partijen bestaand hebbende arbeidsovereenkomst;

6.3.

veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Eos tot en met vandaag vaststelt op:

dagvaarding € 87,61

griffierecht € 507,00

salaris gemachtigde € 622,00 ;

6.4.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

6.5.

wijst de vordering voor het overige af.

Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.S. Kiliç en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

De griffier De kantonrechter

1 Artikel 3:41 BW

2 Productie 9 bij conclusie van antwoord

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.