Overwegingen
Feiten
1.1. Op 18 oktober 2019 heeft vergunninghouder een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor de nieuwbouw van een woning op het adres [adres 1] in [woonplaats]. De aanvraag ziet op de activiteiten “bouwen” , “handelen in strijd met de regels ruimtelijke ordening” en “uitrit aanleggen of veranderen”.
1.2.
Op het betreffende perceel geldt het bestemmingsplan “Bergen schoorl-kernen en buurtschappen”. Het perceel heeft voor het grootste gedeelte de bestemming ‘Wonen (W-2)’ en voor het overige de bestemming ‘Groen’. Op het perceel is geen bouwvlak aanwezig.
1.3.
Eiser woont op het aangrenzende adres [adres 2] te [woonplaats] en heeft op 12 mei 2020 en 10 november 2020 zienswijzen ingediend.
1.4.
In het besluit van 8 maart 2021 heeft verweerder aan vergunninghouder de aangevraagde omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.1, eerste lid onder a en c, en artikel 2.12, eerste lid, onder a en 3° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Met dit besluit is een nieuw bouwvlak geprojecteerd op het perceel.1 De uniforme openbare procedure is gevolgd.
Juridisch kader
2. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Zorgt het bouwplan voor een te kleine gevelafstand?
3.1.
Eiser voert aan dat het bouwplan voor een te kleine gevelafstand tussen zijn woning en de nieuw te bouwen woning zorgt. In het bestemmingsplan zijn volgens hem voorwaarden opgenomen om een open structuur vast te leggen. Eén daarvan is dat de afstand tussen de gevel van een woning en de perceelgrens minimaal 3 meter moet zijn. Zo ontstaat een minimale afstand van 6 meter tussen de gevels van twee woningen. Een kleinere afstand komt het woon- en leefklimaat niet ten goede en beperkt zijn privacy. De woning van eiser staat op 1,25 meter van de perceelgrens, hetgeen in het verleden was toegestaan. Volgens eiser kan de nieuwe woning daarom niet 3 meter uit de perceelgrens worden gebouwd, omdat dan niet wordt voldaan aan de minimale afstand van 6 meter tussen zijn woning en de nieuwe woning.
Eiser voert verder aan dat op de grens tussen [adres 1] en [huisnummer] een illegaal zomerhuis staat dat al 4,5 meter van het perceel van [adres 1] in beslag neemt. Daardoor komt de nieuw te bouwen woning 1,5 meter extra richting de woning van eiser. Volgens eiser moet dit zomerhuis gesloopt worden of als uitbouw van de nieuwe woning worden beschouwd, zodat de nieuwe woning kan opschuiven naar de andere kant van het perceel (richting nummer [huisnummer]) en er aan de minimale afstand van 6 meter kan worden voldaan.
3.2.
Met het college is de rechtbank van oordeel dat uit de planregels2 volgt dat bij het projecteren van een nieuw bouwvlak zoals hier het geval is, de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelgrenzen minimaal 3 meter moet bedragen. Daarmee is niet automatisch ook bepaald dat er een minimale afstand van 6 meter tussen twee woningen dient te zijn. In de toelichting op de planregels op de bestemming Wonen (W2) staat nog: “Om deze opzet te behouden, zijn alleen vrijstaande woningen toegestaan en is door de ligging van het bouwvlak de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen vastgelegd (minimaal 3 m, tenzij deze afstand nu reeds minder is). Zo blijven de open ruimten tussen de hoofdgebouwen gewaarborgd.”
Hieruit volgt dat het bestemmingsplan rekening houdt met de mogelijkheid dat een woning op minder afstand tot de perceelgrens is gebouwd, maar daaraan niet het gevolg verbindt dat een nieuw te projecteren bouwvlak op het aangrenzend perceel dan op zodanige afstand moet worden geplaatst dat minimaal 6 meter tussen twee woningen ontstaat.
Het bestaan van het zomerhuis, vergund of niet, heeft hier geen invloed op en maakt dit daarom niet anders. De beroepsgrond slaagt niet.
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
(…)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
(…)
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:
a. de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 of 120 van de Woningwet;
(…)
Artikel 2.12
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
(…) of
3°.in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
(…)
Bestemmingsplan Bergen schoorl-kernen en buurtschappen
Toelichting
Deze bestemming is bedoeld voor vrijstaande woningen met variërende afstanden van de voorgevels tot de weg, zoals in de lintbebouwing langs de Heerweg, Duinweg en Voorweg.
Om deze opzet te behouden, zijn alleen vrijstaande woningen toegestaan en is door de ligging van het bouwvlak de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen vastgelegd (minimaal 3 m, tenzij deze afstand nu reeds minder is). Zo blijven de open ruimten tussen de hoofdgebouwen gewaarborgd. Het bouwvlak wordt zodanig gekozen, dat de huidige afstand tot de weg gewaarborgd blijft. De voorgevel van de woning dient gebouwd te worden in de voorgevelrooilijn. De breedte en de diepte van het bouwvlak bedraagt niet meer dan 15 m. (…)