Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNHO:2023:10211

Rechtbank Noord-Holland
16-10-2023
19-10-2023
23/5903
Omgevingsrecht
Mondelinge uitspraak

Last onder dwangsom beëindigen bewoning appartementen door arbeidsmigranten. De appartementen hebbend de bestemming "wonen" . Daarmee wordt bedoeld bewoning door één huishouden. Daarvan is geen sprake. Daarom is sprake van een overtreding waartegen verweerder handhavend terecht handhavend optreedt. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 23/5903


proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 oktober 2023 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen


[verzoeker] , uit [plaats 1] ,

verzoeker

(gemachtigde: mr. E.W.M. Aalsma),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hollands Kroon,

het college

(gemachtigden: J.A. Keuning en G.V.A. van de Klein).

Als derde-partij nemen aan de zaak deel:

de heer en mevrouw [naam] uit [plaats 2].

Zitting

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 12 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, mr. E. Jense (kantoorgenoot van de gemachtigde van verzoeker), de gemachtigden van het college en derde-partij.

Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de voorzieningenrechter hierna onder de beslissing.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van het college van 1 september 2023 waarmee verzoeker is gelast om te staken en gestaakt te houden het (laten) gebruiken van de panden aan [straat] met de huisnummers [nummers] te [plaats 2] anders dan voor “wonen” als bedoeld in artikel 1.4 van het bestemmingsplan Parkeren en Wonen. In genoemd besluit is voorts opgenomen dat verzoeker dwangsommen verbeurt als hij binnen zes weken na dagtekening van het dwangsombesluit aan de last voldoet.

2. Verzoeker heeft tegen genoemd besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om in verband met genoemd besluit een voorlopige voorziening te treffen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

4. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zin om het bestreden besluit te schorsen.

5. Niet in geschil is dat in de appartementen die onderwerp zijn van geschil op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan is toegestaan om te “wonen” in de zin van het bestemmingsplan. Evenmin is in geschil dat onder het begrip “wonen” in de hier bedoelde zin ingevolge het bestemmingsplan Parkeren en Wonen wordt verstaan "het bewonen van een woning door één afzonderlijk huishouden”.

6.1

Volgens het college is meermaals geconstateerd dat genoemde appartementen worden bewoond door meerdere personen per appartement die geen gezamenlijke huishouding met elkaar voeren. Ze voeren volgens het college geen gezamenlijke huishouding, omdat de personen niet samenleven in een vast verband en het samenleven niet wordt gekenmerkt door continuïteit en onderlinge verbondenheid. De bewoning is volgens het college daarom in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan.

6.2

Volgens verzoeker kan en had het college het begrip “wonen” en het daaraan gekoppelde begrip “één afzonderlijk huishouden” anders moeten uitleggen.

6.3

De voorzieningenrechter volgt verzoeker hierin niet. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de uitleg van het college van het de in het bestemmingsplan opgenomen definitie van het begrip “wonen” en het daar deel van uitmakende begrip “één afzonderlijk huishouden” niet onredelijk en in overeenstemming met vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) op dit punt. De voorzieningenrechter wijst in dit verband op de uitspraak van de Afdeling van 8 november 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:3017). De door verzoeker genoemde uitspraak van de Afdeling van 31 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2525 maakt dit niet anders, integendeel, ook in die uitspraak werd voor de vaststelling of sprake was van “wonen” en een “één gezamenlijk huishouden” van doorslaggevend belang geacht dat het samenleven wordt gekenmerkt door continuïteit en onderlinge verbondenheid.

7. Uit de rapporten opgemaakt van de door de toezichthouders van het college op 27 juni 2023, 12 juli 2023, 13 juli 2023, 7 augustus 2023 en 23 augustus 2023 uitgevoerde controles blijkt dat in ieder geval in een groot deel van de 8 appartementen niet werd gewoond door een huishouding in de hiervoor genoemde zin. Ter zitting heeft verzoeker dit beeld bevestigd. Het college heeft zich daarom naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht op het standpunt gesteld dat de appartementen in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan werden gebruikt, zonder dat daarvoor een omgevingsvergunning is verleend. Dat is op grond van het bepaalde in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verboden.

8. Het college is in beginsel gehouden om hiertegen handhavend op te treden. Dit kan tegen eenieder die het in zijn macht heeft om de overtreding ongedaan te maken. Verwijtbaarheid speelt hierbij geen rol. Dat verzoeker het in zijn macht heeft om de geconstateerde overtreding ongedaan te maken staat niet ter discussie en de stelling van verzoeker dat hem geen verwijt kan worden gemaakt kan hem, wat hier ook van zij, dus niet baten.

9. De voorzieningenrechter ziet in hetgeen verzoeker verder tegen het handhavend optreden naar voren heeft gebracht ook geen grond om te oordelen dat het college van handhavend op te treden had moeten afzien. Van concreet zicht op legalisatie is geen sprake. Het college heeft gesteld niet bereid te zijn mee te werken aan legalisatie van het gebruik van de woningen door arbeidsmigranten, en dat is voldoende voor de vaststelling dat van zicht op legalisatie geen sprake is. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 4 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2602. Daarbij komt dat verzoeker wel heeft gesteld dat hij door handhavend optreden onevenredig in zijn belangen wordt geschaad, maar hij heeft deze stelling niet onderbouwd. Het enkele feit dat verzoeker de appartementen niet meer kan verhuren aan arbeidsmigranten is hiervoor onvoldoende. Dit is overigens ook niet zozeer het gevolg van het handhavend optreden, maar volgt rechtstreeks uit het ter plaatse geldende bestemmingsplan en het feit dat hij geen omgevingsvergunning heeft verkregen voor afwijkend gebruik op dit punt.

10. Volgens verzoeker is de aan de gegeven lasten verbonden begunstigingstermijn te kort. De voorzieningenrechter overweegt in dit verband als volgt. Uit vaste rechtspraak volgt dat de begunstigingstermijn moet worden afgestemd op de termijn die naar verwachting nodig is om de geconstateerde overtreding te beëindigen. Niet gesteld is dat de door het college gegeven termijn van 6 weken daarvoor te kort is en verzoeker heeft ter zitting verklaard dat een termijn van 4 weken zal volstaan om de overtreding alsnog te beëindigen. Verzoekers stelling dat de aan de last(en) verbonden begunstigingstermijn van 6 weken te kort is volgt de voorzieningenrechter daarom niet.

11. Ook verzoekers stelling dat de aan de last(en) verbonden dwangsommen te hoog zijn volgt de voorzieningenrechter vooralsnog niet. Het college heeft de hoogte voldoende gemotiveerd door te stellen dat verzoeker de hoogte van de dwangsom de overtreder voldoende moet prikkelen tot ongedaanmaking van de overtreding en heeft daarbij overwogen dat verzoeker een professionele commerciële verhuurder is, dat de hoogte van de dwangsom daarom is gerelateerd aan de (jaar-) opbrengst van de appartementen en dat de te verbeuren dwangsom is opgesplitst per overtreding, per perceel en per week. Overigens kan de hoogte van de dwangsommen in bezwaar nog nader worden bezien. Gelet hierop, en gelet op het feit dat nu nog geen dwangsommen zijn verbeurd en invordering van verbeurde dwangsommen dus nog niet aan de orde is, ziet de voorzieningenrechter in de hoogte van de vastgestelde dwangsom ook daarom geen grond om nu een voorlopige voorziening te treffen.

12. Het bestreden besluit zal gelet op voorgaande naar verwachting in bezwaar in stand kunnen blijven. De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Conclusie en gevolgen

13. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af. Dit betekent dat

verzoeker dwangsommen zal verbeuren als hij niet tijdig aan de last(en) heeft voldaan.

Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

14. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2023 door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier.

griffier

voorzieningenrechter

Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.